Samenvatting functionele anatomie: schoudercomplex

Functionele anatomie: schoudercomplex



Functies
- Hoge mobiliteit: meest beweeglijke deel van het lichaam
- Lage stabiliteit

Functionele componenten:
- Sternum
- Thorax
- Clavicula
- Humerus
- Scapula

 Gewrichten
- Articulatio acromiaclaviculare
- Articulatio sternoclaviculare
- Articulatio scapulathoracale
- Articualtio glenohumerale

—————————————————————————————————————————

Stabiliteit
- Passieve stabiliteit
 Configuratie van de gewrichten
 (Capsulo)ligamentaire structuren
 Negatieve atmosferische druk intra-articulair
- Actieve stabiliteit: spieren

 Stabiliteit is een samenwerking van 3 factoren
1. Vorm van het gewricht
2. Spierspanning in de spieren rondom het gewricht
3. Stevigheid van het kapsel en de ligamenten


Mobiliteit

—————————————————————————————————————————

, Articulatio glenohumerale: gewricht tussen het caput humeri en de cavitas glenoidalis van de
scapula

 Cavitas glenoidalis:
 Ovaalvormig, naar boven toe versmalt hij
 Ondiep en veel kleiner dan het caput humeri
 Verticaal omvat hij 2/3 van het caput, horizontaal maar 1/3
 Volledig omgeven door het labrum glenoidale: bestaat uit vezelig kraakbeen en omvat
het de volledige cavitas glenoidalis
 Niet heel hard, kan een beetje meegeven
 Vergroot het contactoppervlak met het caput humeri

- Bewegingen (mobiliteit)
 Drie assen en drie vrijheidsgraden
 Ante- en retroflexie: laterolaterale as en sagittaal vlak
o Anteflexie: achterste deel van het ligamentum coracohumerale komt op rek
(deel dat naar tuberculum maius loopt)
 Deltoideus pars clavilcularis, pectoralis major pars clavicularis,
coracobrachialis, trapezius pars descendens en ascendens, serratus
anterior + bij volledige ROM ook rector spinae
o Retroflexie: voorste deel van het ligamentum coracohumerale komt op rek
(deel dat naar tuberculum minus loopt)
 Deltoideus pars spinalis, latissimus dorsi, teres minor en teres major
+ trapezius en rhomboidei die de scapula terug naar binnen brengen
 Endo- en exorotatie: craniocaudale as en transversaal vlak
o Exorotatie: ligamenta glenohumerale superior, mediale en inferior komen op
rek
 Infraspinatus en teres minor (krachig maar relatief klein)
o Endorotatie: ligamenten zijn zeer ontspannen
 Latissimus dorsi, teres major, subscapularis, pectoralis major
 Endorotatie is sterker: meer en krachtigere spieren
 Ab- en adductie: dorsoventrale as en frontaal vlak
o Abductie: ligamentum glenohumerale mediale en inferior komen op rek
 Supraspinatus en deltoideus pars acromialis + trapezius pars
ascendens descendens en serratus anterior die na 90° de scapula
meetrekken + bij volledige ROM ook de rector spinae
o Adductie: geen enkel ligament komt op spanning
 Pectoralis major, latissimus dorsi, trapezius die de humerus terug
naar beneden trekken + romboideus en trapezius die de scapula
terug naar beneden brengen

- Passieve stabiliteit:
 Lage passieve stabiliteit door de discongruentie: gewrichtsoppervlakken stemmen niet
overeen
 Cavitas glenoidalis is ondiep en veel kleiner dan het caput humeri
 Ligamenten: los gewrichtskapsel: ligamentaire zak die rond de twee
gewrichtsuiteinden zit om het gewrichtsvloeistof in het gewricht te houden, met
daarrond nog ligamenten
 Het gewrichtskapsel moet los zijn om de vele bewegingen toe te kunnen laten
die het schoudercomplex kan uitvoeren