PRE 1300
De periode die voorafging aan de vernieuwde stijlstrekking van de gotiek toonde reeds beginsels van
deze gedaantewisseling. Deze waren destijds echter een eerste aanzet tot, en stonden dus absoluut
nog niet op punt. De hier aangehaalde kenmerken zullen pas echt tot hun recht komen in de laat-
gotiek en bij de humanistische studies van de renaissance.
→ Onder Griekse en Romeinse invloeden
o Maniera greca
o Antiquiserende tendens
o Ornamentele drapering
o ≠ ROMAANS (= dramatische uitbeelding + menselijke verhoudingen > allegorie*)
*= beeldende kunst vd symbolische voorstelling ve idee of abstract begrip verbeeld door 1 of meer personificaties, personen of objecten
→ Figuren ‘gevangen’ in hun steen
o Weinig tot geen beweging
o Langgerekte figuren
o Solitaire waardigheid volgens psychologische afstandelijkheid tov de toeschouwer
o Verticale lijnen volgen de plooien langs een rechte as
Echter! Vorm vh lichaam begint gevolgd te worden!
Er is een beginnende nood aan realistische voorstelling
→ Observatie van de omgeving (mens en natuur)
→ Verticaliteit, rond een centrale as (naar de hemel toe)
→ Waarheidsgetrouwe anatomie (beweging van contrapost, S-curve, etc)
→ Belang voor geometrie
ECHTER zijn deze nog niet op punt. Er is een opkomende internatrionale uitwisseling, bv vh Duitse
expressionisme dat vanaf de tweede helft vd 12e eeuw gepaard gaat met de Franse idealisme.
1
,MIDDELEEUWSE GOTIEK
In de beginjaren van 1300 n.C. ontstaat een beginnende stijlverandering in de beeldende kunsten.
Waar voordien een zeer statische & afstandelijke aanvang werd gebruikt, komt nu een nood aan een
meer naturalistische voorstelling om geloofwaardigheid & persoonlijkheid te betrekken in de kunst.
→ Gigantische kathedralen gebouwd in de hoogte = zo dicht mogelijk bij God
o Elegantie en fijnheid dd luchtbogen en pinakels
→ Onderzochte geometrische vormen
→ Horror vacui
o = Volledig oppervlak wordt gevuld met grote detaillering
In Engeland
‘Decorated style’
→ Decoratieve element
→ ‘opus angelicum’ = fijn borduurwerk van afbeeldingen van kerkelijke taferelen
→ Ornamentele drapering
In Frankrijk
‘Flamboyante stijl’
→ Hofstijl
o Elegantie volgens regale standaard
o Fijne plooien, lineariteit, uitlening, krullen,… maar ook goudverwerking & coloriet
→ Zoektocht naar het afbeelden van reële emoties volgens waarheidsgetrouwe anatomie
o Bv. l’ange au sourire
→ Natuurobservatie naar de geometrische basisvorm
o Vd menselijke vorm, dierlijke figuur en architecturale eenheden
o Voornamelijk te zien id schetsboeken van Villard de honnecourt
Opkomst van de miniatuurkunst
→ In opdracht vh hof voor persoonlijke bibliotheken
→ Gekenmerkt dd hofstijl (1) & de stille reonant (2)
1. Aristocratische elegantie in houding & gelaat, beginnende levendigheid & modelé
2. Duidelijke afbeelding vd stijlelementen uit de gotische architectuurstijl id achtergrond
→ Lineaire karakter door de omlijning met zwarte lijnen = geannimeerde druk
→ Bv. id ‘psalters’ = gebedenboeken met volbladminiaturen uit het oude testament
2
, In Duitsland
= Voornamelijk gekenmerkt door religieuze kwesties
→ Beginnend naturalisme
→ Grote vorm van expressie
Muldenstil van Nicolas van Verdun (Driekoningenschrijn voor de dom van Keulen, 1181)
→ Interesse voor anatomie
o Suggestieve weergave vd figuur
o Plooival vd stof volgt het lichaam op een realistische wijze
o Torsiebeweging id figuur
o Persoonlijke uitdrukking
o Lineaire elegantie
→ Weergave van texturen
o Modelerende plooien van dunne stoffen
o Zachte, delicate curves vd drapering
o Diepe/haarspeldvormige lijnen suggereren de flexibiliteit vd stof
De meeste artiesten waren tijdens deze tijd anoniem
3