Begrippenlijst Hersenen & Gedrag
Bijeenkomst 1: ‘Gedrag” (hfd 3)
Psychologie
Psychologische adaptaties = Komt door natuurlijke selectie. Ze zijn complex, bestaan uit
verschillende onderdelen, en zijn snel, automatisch & onbewust. (Denk aan snel en gepast
reageren bij dieren of mensen)
Seksuele selectie = Aanpassingen die niet cruciaal zijn voor overleven.
Seksueel dimorfisme = Seksuele selectie is meer van toepassing op mannen. Het
verschil krijgt deze naam.
Ethologie = onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag
Inclusive fitness = gaat niet alleen om individu, maar ook om de genetische
verwantschap
Vergelijkende psychologie = gedrag van mens en dier vergelijken
Cognitieve archeologie = op basis van vondsten een beeld vormen van voorouders
Ons brein in een notendop
Grijze stof = informatieverwerking
Witte stof = informatieoverdracht
Neuronen (zenuwcel) = overdracht zintuiglijke, motorisch en interneurale informatie
Gliacel = steuncellen: voor stevigheid/structuur, aanvoer
voedingsstoffen, opruimen afval, isolatie axonen, wegwijzen
Bijeenkomst 2: ‘Neurowetenschappen’
zenuwstelsel = verwerkt zintuiglijke informatie en maakt het lichaam klaar
voor actie of rust.
Anatomie = gebieden in de hersenen onderscheiden zich van elkaar door
bijv. het aantal neuronen dat er zich bevindt.
Neuraal = verwijst naar hersencellen en zenuwen
Correlaat = de onderlinge relatie
Forward inference = welke breinactiviteit wordt geassocieerd met het experiment
Reverse inference = welk experiment past bij de breinactiviteit
Celmembraan = buitenkant van een neuron, scheidt vloeistof
Ionen = elektrische geladen deeltjes (buitenkant+ of binnenkant-)
Ionenpoorten = zitten in de celmembraan
Synaps = de kloof tussen een axonuiteinde en het oppervlak van een
dendriet (voor informatie overdracht)
Drempelwaarde = bepaald aantal geladen deeltjes die vereist is om de
axonheuvel het signaal door te geven
Exiterende werking = stimulerend
Inhiberende werking = remmend
Myeline = isolerende stof van axonen wat de overdrachtssnelheid
vergroot er lekt niks weg
Pompen = herstellen het rustpotentiaal na het actiepotentiaal door
deeltjes van binnen naar buiten en andersom te verplaatsen
Bijeenkomst 1: ‘Gedrag” (hfd 3)
Psychologie
Psychologische adaptaties = Komt door natuurlijke selectie. Ze zijn complex, bestaan uit
verschillende onderdelen, en zijn snel, automatisch & onbewust. (Denk aan snel en gepast
reageren bij dieren of mensen)
Seksuele selectie = Aanpassingen die niet cruciaal zijn voor overleven.
Seksueel dimorfisme = Seksuele selectie is meer van toepassing op mannen. Het
verschil krijgt deze naam.
Ethologie = onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag
Inclusive fitness = gaat niet alleen om individu, maar ook om de genetische
verwantschap
Vergelijkende psychologie = gedrag van mens en dier vergelijken
Cognitieve archeologie = op basis van vondsten een beeld vormen van voorouders
Ons brein in een notendop
Grijze stof = informatieverwerking
Witte stof = informatieoverdracht
Neuronen (zenuwcel) = overdracht zintuiglijke, motorisch en interneurale informatie
Gliacel = steuncellen: voor stevigheid/structuur, aanvoer
voedingsstoffen, opruimen afval, isolatie axonen, wegwijzen
Bijeenkomst 2: ‘Neurowetenschappen’
zenuwstelsel = verwerkt zintuiglijke informatie en maakt het lichaam klaar
voor actie of rust.
Anatomie = gebieden in de hersenen onderscheiden zich van elkaar door
bijv. het aantal neuronen dat er zich bevindt.
Neuraal = verwijst naar hersencellen en zenuwen
Correlaat = de onderlinge relatie
Forward inference = welke breinactiviteit wordt geassocieerd met het experiment
Reverse inference = welk experiment past bij de breinactiviteit
Celmembraan = buitenkant van een neuron, scheidt vloeistof
Ionen = elektrische geladen deeltjes (buitenkant+ of binnenkant-)
Ionenpoorten = zitten in de celmembraan
Synaps = de kloof tussen een axonuiteinde en het oppervlak van een
dendriet (voor informatie overdracht)
Drempelwaarde = bepaald aantal geladen deeltjes die vereist is om de
axonheuvel het signaal door te geven
Exiterende werking = stimulerend
Inhiberende werking = remmend
Myeline = isolerende stof van axonen wat de overdrachtssnelheid
vergroot er lekt niks weg
Pompen = herstellen het rustpotentiaal na het actiepotentiaal door
deeltjes van binnen naar buiten en andersom te verplaatsen