H1: ERB
Def. beweging = een lichaam is in beweging tegenover een ander lichaam als het zich
verplaatst tegenover dat ander lichaam.
Def. ERB = een beweging is eenparig als in gelijke tijden de afgelegde wegen gelijk zijn.
Snelheid van een ERB:
𝑠
- 𝑣= 𝑡
→ v is de snelheid in m/s
→ s is de afgelegde weg in m
→ t is de tijd in s
𝑜𝑣𝑒𝑟𝑠𝑡𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒 𝑧𝑖𝑗𝑑𝑒
- 𝑣= 𝑎𝑎𝑛𝑙𝑖𝑔𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑧𝑖𝑗𝑑𝑒
= 𝑡𝑎𝑛(α)
Een s(t) diagram:
- 1 s = 1 cm & 5m = 1 cm
-
→ hoe groter alfa, hoe groter de snelheid
Een v(t) diagram:
- 1s = 1 cm & 1 m/s = 1 cm
- oppervlakte is de afgelegde weg
- m/s → km/h is MAAL 3.6
- km/h → m/s is DELEN door 3.6
-
1
,H2: ECB
Def. ECB = een punt heeft een ECB als het een cirkelvormige baan volgt en in gelijke tijden
hoe klein ook gelijke booglengten aflegt.
Def. omtreksnelheid (v) = de booglengte die wordt doorlopen per tijdseenheid.
π*𝑑*𝑛
- 𝑣= 60
→ ℼdn = doorlopen booglengte (m)
→ n (tr/min)
→ t = tijd (s)
→ v = omtreksnelheid (m/s)
- omtreksnelheid van het wiel = rijsnelheid van het voertuig
Afgelegde weg is recht evenredig met:
1) de omtrek
2) toerental:
- per min is gedeeld door 60 s
- per sec is gedeeld door 1 s
Hoe een oppervlakte (m²) berekenen:
- 𝑜𝑝𝑝 (𝑚²) = 𝑣(𝑚/𝑠) * 𝑏 (𝑚) * 𝑡(𝑠)
→ voor volume (m³) te berekenen, nog eens maal de breedte doen
2
, H3: Riemoverbrenging
Opbouw platte riem:
-
→ looplaag moet veel grip hebben, sluit de riem op het riemvlak
Eigenschappen riem en riemslip:
- goede buigzaamheid
- zo weinig mogelijk rekken
- goede wrijvingscoëfficiënt
- omtreksnelheden van 22 m/s en meer
- de riem moet bestand zijn tegen vocht en olie
Overbrengingsverhouding (i):
- = geeft aan in welke verhouding we de beweging gaan overbrengen
𝑛1 𝑑2
- 𝑖= 𝑛2
= 𝑑1
→ is de overbrengingsverhouding
→ n1 is omw/min van de drijvende schijf
→ n2 is omw/min van de gedreven schijf
- beweging begint bij de motor, de eerste schijf is de drijvende schijf (= drijft het
mechanisme aan, trekt de gedreven schijf aan), daarna komt de gedreven schijf (=
hier gaat de beweging naar toe)
-
- linksom (TWZ) is losdraaien, rechtsom (WZ) is vastdraaien
- als de drijvende schijf het kleinste is heb je een vertraging (toerental verlaagt)
→ als de drijvende schijf het grootst is gaat het toerental verhogen (versnelling)
𝑛1 𝑑2
- 𝑣2 = 𝑣1 → 𝑑2 * 𝑛2 = 𝑑1 * 𝑛1 → 𝑛2
= 𝑑1
→ d1 is de diameter van de drijvende schijf
→ d2 is de diameter van de gedreven schijf
→ toerental is omgekeerd evenredig met de diameter (hoe kleiner de gedreven schijf
hoe sneller het toerental)
3