1. Met welk ion komt jodide de cel in?
a. Kalium
b. Chloride
c. Natrium
d. Geen
2. Onder invloed van welk hormoon/eiwit wordt jodide omgezet in jood?
a. TSH
b. Thyrosines
c. Thyreoid peroxidase
d. Thyroglobuline
3. Waaraan bindt T4 niet?
a. Albumine
b. Thyroxinebindend globuline
c. Transthyretine
d. Het kan aan alle drie binden
4. Cellen hebben meet affiniteit voor T3 dan voor T4; met welke factor?
a. 3x
b. 10x
c. 5x
d. 20x
5. In welk deel van de bijnier wordt cortisol geproduceerd?
a. Medulla glandulae suprarenalis
b. Cortex glandulae suprarenalis
c. Zona glomerulosa
6. Wat is geen symptoom van het syndroom van Cushing?
a. Hoge bloeddruk
b. Botafbraak
c. Verminderd immuunsysteem
d. Hyperglykemie
e. Struma
7. Tremoren, nervositeit en een hoge hartslag kunnen symptomen zijn van:
a. Een toename in activatie van het sympatische zenuwstelsel
b. Een toename in uitscheiding van epinephrine vanuit de medulla van de bijnier
c. Hyperthyreoïdie
d. Hypothyreoïdie
e. a,b en c (zijn correct)
8. wat klopt er niet bij hyperparathyreoïdie?
a. Hypercalcemie
b. Toename van uitscheiding van fosfaationen in de urine
c. Afname in terugresorptie van calcium uit de botten
d. Toename van terugresorptie van calcium in de nieren
, 9. Welk hormoon wordt niet geproduceerd door de hypofysevoorkwab?
a. ACTH
b. LH
c. ADH
d. PRL
10. In welke cellen van de pancreas wordt insuline geproduceerd?
a. Alfa-cellen
b. Bèta-cellen
11. Welke combinatie is juist?
a. DIT + MIT = T3
b. DIT + DIT = T3
c. MIT + MIT = T3
d. DIT + MIT = T4
12. Waar is voor het eerst T3/T4 los te vinden?
a. In het bloed
b. In het colloid
c. In het doelorgaan
d. In de epitheelcel
13. Welk van de onderstaande hormonen is een amine hormoon?
a. Noradrenaline
b. ACTH
c. Progesteron
d. Insuline
14. Welk hormoon kan door de celmembraan diffunderen?
a. Dopamine
b. Thyroidhormonen
c. Glucagon
d. Cortisol
15. Wat is waar?
a. Een autocriene werking betekend dat het hormoon werking heeft op de
omgeving.
b. Paracrien betekend dat de werking van het hormoon werkt op zichzelf (de
eigen cel)
c. Endocrien betekend dat het hormoon een weefselhormoon is.
d. Autocrien betekend dat de werking van het hormoon werkt op zichzelf.
16. Wat zorgt voor het splitsen van T3/T4 van thyroglobuline?
a. TSH
b. Lysozymen
c. Thyreoid peroxidase
d. Monodeiodinase (MDI)