100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting moleculaire celbiologie deel 2, H20 (L00A4A)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
42
Geüpload op
14-11-2022
Geschreven in
2021/2022

Dit is een samenvatting van moleculaire celbiologie deel 2, hoofdstuk 20, gegeven door Peter Vangheluwe. De samenvatting behandelt de slides, het boek en alle notities van tijdens de les. De samenvatting is heel volledig en bevat veel grote foto's, vandaar dat het wel wat pagina's telt.

Meer zien Lees minder











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
14 november 2022
Aantal pagina's
42
Geschreven in
2021/2022
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Hoofdstuk 20: Cellulaire
gemeenschappen: Weefsels,
stamcellen en kanker
Inhoudsopgave
Centrale vraagstelling H20:............................................................................................................................ 3

20.1. De extracellulaire matrix en bindweefsels............................................................................................. 3
20.1.1. Dierlijke bindweefselvarianten bestaan grotendeels uit extracellulaire matrix......................................3
20.1.1.1. De vier belangrijke soorten weefsels bij dieren...............................................................................4
20.1.1.2. Dierlijke bindweefselvarianten bestaan grotendeels uit extracellulaire matrix..............................4
20.1.2. Collageenvezels georganizeerd in bundels bieden treksterkte................................................................5
20.1.2.1. Fibroblasten produceren extracellulaire matrix en collageenvezels...............................................6
20.1.2.2. Enkele eigenschappen van collageen...............................................................................................6
20.1.2.3. Collageen wordt door de fibroblasten als een precursor gesecreteerd (procollageen) en nadien
extracellulair omgezet in collageen door procollageen peptidase.................................................................7
20.1.3. Cellen organizeren het collageen dat wordt gesecreteerd......................................................................7
20.1.4. Integrines verbinden de matrix buiten een cel met het cytoskelet binnen de cel....................................8
20.1.4.1. Een integrinemolecule schakelt naar een actieve toestand als 1 molecule bindt aan één uiteinde
.........................................................................................................................................................................8
20.1.5. Gels van polysaccharide en eiwitten vullen de extracellulaire ruimte en bieden weerstand tegen
compressie............................................................................................................................................................9
20.1.5.1. Hyaluronan (= hyaluronzuur) is een eenvoudig GAG.....................................................................10
20.1.5.2. Glycosaminoglycanen: polymeren van disacchariden...................................................................10
20.1.5.3. Een proteoglycaanaggregaat uit kraakbeen...................................................................................10
20.1.5.4. Enkele eigenschappen van proteoglycanen...................................................................................11

20.2. Epithelen en cel-cel juncties................................................................................................................. 11
20.2.1. Een epitheel vertoont een polarizatie en rust op een basale lamina.....................................................11
20.2.1.1. Een epitheel vertoont een polarizatie............................................................................................12
20.2.1.2. Darmepitheelcellen........................................................................................................................12
20.2.1.3. Verschillende soorten cel-cel juncties in dierlijke epithelen..........................................................13
20.2.2. Dichte juncties vormen barrières voor water en opgeloste stoffen.......................................................13
20.2.3. Cytoskelet-gelinkte juncties binden epitheelcellen aan elkaar en aan de basale lamina......................14
20.2.3.1. Adherens juncties vormen een adhesiegordel rond darmepitheelcellen......................................15
20.2.3.2. Contractie van adhesieriem tijdens embryonale ontwikkeling......................................................16
20.2.3.3. Desmosomen en keratinefilamenten.............................................................................................16
20.2.3.4. Hemidesmosomen verankeren de keratinefilamenten aan de basale lamina..............................17
20.2.4. Gap juncties zorgen voor een directe communicatie tussen cellen.......................................................17

20.3. Weefselintegriteit en vernieuwing: stamcellen....................................................................................18
20.3.1. Weefsels zijn opgebouwd uit een groot aantal celtypes.......................................................................18
20.3.1.1. Hoe weet een cel tot welk type het moet differentiëren?.............................................................19
20.3.1.2. Drie sleutelfactoren houden cellulaire organizatie in weefsels in stand.......................................20



1

, 20.3.2. Weefselspecifieke stamcellen genereren een voortdurende aanvoer van terminal gedifferentieerde
cellen..................................................................................................................................................................21
20.3.2.1. Celvernieuwing in epidermale keratinocyten................................................................................21
20.3.2.2. Alle verschillende soorten bloedcellen zijn afgeleid van één soort stamcellen in het beenmerg.22
20.3.2.3. Voortdurende vernieuwing van het darmepitheel........................................................................22
20.3.3. Specifieke signalen onderhouden de stamcel populaties......................................................................23
20.3.4. Embryonale stamcellen (ESC) kunnen gebruikt worden om beschadigd weefsel te herstellen.............24
20.3.4.1. ESC voor de productie van een orgaan..........................................................................................25
20.3.5. Via therapeutisch klonen kunnen gepersonaliseerde ESC gegenereerd worden...................................25
20.3.5.1. Verschil tussen reproductief vs therapeutisch klonen...................................................................26
20.3.5.2. Reproductief klonen.......................................................................................................................26
20.3.5.3. Therapeutisch klonen mogelijkheid 1: kerntransplantatie = somatische cel nuclaire transfer.....27
20.3.5.4. Therapeutisch klonen mogelijkheid 1: kerntransplantatie in eicellen...........................................28
20.3.5.5. Therapeutisch klonen mogelijkheid 2: Induced pluripotent stem cells (iPSC)...............................28
20.3.5.6. Somatic cell nuclear transfer (personalized ESC) vs. induced pluripotent stem cells (iPSC).........29
20.3.5.7. Limitaties van de iPSC transcriptiefactor benadering....................................................................30
20.3.5.8. Toepassing van iPSC in het laboratorium.......................................................................................30
20.3.5.9. Onbeperkt bloed.............................................................................................................................30
20.3.5.10. Eerste synthetische hamburger en “cultured meat”...................................................................30
20.3.5.11. Regeneratieve Geneeskunde........................................................................................................30

20.4. Kanker................................................................................................................................................. 31
20.4.1. Kankercellen vermeerderen, breken door en verspreiden zich door metastase....................................31
20.4.1.1. Kanker vs. tumor.............................................................................................................................31
20.4.2. Epidemiologie helpt vermijdbare oorzaken van kanker op te sporen....................................................32
20.4.3. Kankers ontwikkelen door accumulatie van DNA mutaties...................................................................32
20.4.3.1. Noodzakelijke celvernieuwing heeft een prijs: kanker...................................................................32
20.4.3.2. Kankercellen hebben vaak abnormale chromosomen wat wijst op genetische instabiliteit
(onstabiel karyotype).....................................................................................................................................33
20.4.4. Meerdere verschillende mutaties zijn vereist voor kanker: kankercellen verwerven een competitief
voordeel..............................................................................................................................................................33
20.4.5. Diverse gen-types spelen een rol in kanker............................................................................................34
20.4.5.1. Een proto-oncogen kan op verschillende manieren omgezet worden in een oncogen................35
20.4.5.2. Burkitt’s lymfoom is een gevolg vanchromosoom translocatie.....................................................36
20.4.5.3. Het inactiveren van een tumor suppressor kan leiden tot kanker.................................................36
20.4.5.4. Het borstkankergen BRCA1............................................................................................................37
20.4.5.5. Gevoelige plaatsen voor mutaties (hot spots) die tot kanker kunnen leiden................................37
20.4.6. Colorectale kanker begint vaak met het verlies van tumorsuppressor APC (adenomateuse polyposis
coli).....................................................................................................................................................................38
20.4.7. Een ganse reeks opeenvolgende mutaties zijn vereist vooraleer kanker ontstaat................................39
20.4.7.1. Een tumor wordt meestal pas ontdekt als hij honderden miljoenen cellen bevat (diameter = 1
cm).................................................................................................................................................................39

H20: Weefsels, stamcellen, kanker & kine.................................................................................................... 40

H20: Belangrijke concepten.......................................................................................................................... 40

H20: Belangrijke begrippen.......................................................................................................................... 40




2

,Centrale vraagstelling H20:
• Hoe kunnen kleine en niet-vormvaste cellen een sterke multicellulaire structuur
vormen?
• Hoe worden cellen samengehouden en in gestructureerde weefsels georganiseerd?
• Hoe weet een cel welk type het moet worden?
• Hoe gebeurt weefselhernieuwing/herstel? Afhankelijk van de directe omgeving
• Hoe ontstaat kanker en waarom komt dit frequent voor op oudere leeftijd?
• Wat zijn stamcellen en welke zijn hun toepassingen?

20.1. De extracellulaire matrix en bindweefsels
20.1.1. Dierlijke bindweefselvarianten bestaan grotendeels uit
extracellulaire matrix
Cellen in meercellige organismen werken samen in weefsels
Histologie = weefselleer




Celcontacten met extracellulaire matrix
- Houdt cellen samen
- Biedt sterkte, steun en beweeglijkheid

Ook directe cel-cel contacten  Elke cel heeft eigen cytoskelet + verbindende eiwitten
- Celjuncties dragen krachten over van het cytoskelet
- Van één cel naar de volgende of naar de extracellulaire matrix

Als je kijkt naar een weefsel, kom je verschillende celtypes tegen in lagen:
1) Epitheelcellaag
2) Bindweefsellaag met fibroblasen = Zwemmen in een laag van bindweefsel ( = zone
waar veel extracellulair materiaal wordt opgestapeld)
3) Gladde spiercellen = contractie van de darm
4) Bindweefsellaag
5) Epitheellaag


3

, Epitheelcellen vervullen een barrière/compartimentfunctie.

Je hebt stamcellen nodig die differentieren, zodat ze structuren gaan vormen.

20.1.1.1. De vier belangrijke soorten weefsels bij dieren
1. Bindweefsels
2. Epitheelweefsels
3. Zenuwweefsels (H12)
4. Spierweefsels (H17)

 Bindweefsels bezitten een goed ontwikkelde extracellulaire matrix:
• Taai en buigzaam: pees
• Hard en dens: bot
• Meegevend en elastisch: kraakbeen
• Zacht en transparant: gelstructuur in het oog
 Elk bepaald celtype is verantwoordelijk voor het neerzetten van materiaal in de
extracellulaire matrix en zo de eigenschappen bepalen ervan. De populairste is collageen.

Bindweefsel = Een stuk weefsel met heel veel extracellulaire matrix. Cellen in de omgeving
gaan zich vasthechten op de extracellulaire matrix, het wordt neergeezt door fibroblasten.

 De eigenschappen van de extracellulaire matrix hangen af van
- Het type en hoeveelheid collageen
- Andere moleculen die tussen collageen zijn geweven

20.1.1.2. Dierlijke bindweefselvarianten bestaan grotendeels uit
extracellulaire matrix
= Grondsubstantie + vezels

BOTdoorsnede  Je vind cellen terug (zwarte puntjes).




 Systeem van Havers:

- Osteoblasten = Cellen die een mineraliserend enzym bevatten om extracellulaire matrix van
botten aan te maken

- Osteocyten = Osteoblasten die vast komen te zitten in hun extracellulaire matrix


4

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
louisehaverbeke Katholieke Universiteit Leuven
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
17
Lid sinds
3 jaar
Aantal volgers
11
Documenten
18
Laatst verkocht
2 maanden geleden

3,7

7 beoordelingen

5
1
4
3
3
3
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen