1 Hoofdstuk 1: kruisingen
1.1 Monohybride kruisingen
1.1.4 Taal van de genetica
Genen – allelen
homologe chromosomen coderen voor dezelfde
kenmerken
o Gen:
stukje DNA op een chromosoom
drager van erfelijke informatie
worden zowel door de vader als door de moeder doorgegeven
(in bovenstaand voorbeeld codeert het gen voor bijvoorbeeld de kleur van een
bloem)
o Allel:
manier waarop een gen tot uiting komt
is dus een variant van een gen
(in bovenstaand voorbeeld zijn de allelen geel en wit de varianten)
Homozygoot en heterozygoot
o Homozygoot = informatie voor beide allelen is gelijk
o Heterozygoot = informatie voor beide allelen is verschillend
(in bovenstaand voorbeeld zijn de allelen verschillend van elkaar => heterozygoot)
Dominant en recessief
o Dominant allel:
uiting bij aanwezigheid
uiting bij heterozygote organismen
hoofdletter
o Recessief allel:
uiting bij afwezigheid van dominant allel
uiting bij homozygote organismen
kleine letter
Genotype en fenotype
eigenschappen hangen af van ouders, maar ook van uitwendige omstandigheden
o Genotype:
erfelijke informatie in het DNA
alles wat bepaald wordt door de genen
geheel van genen als drager v/d erfelijke kenmerken
o Fenotype:
uiterlijke verschijningsvorm v/e individu
resultaat v/h genotype en milieufactoren
uiting wordt mede bepaald door uitwendige factoren
(in bovenstaand voorbeeld: genotype = Aa, fenotype = wit)