Inhoudsopgave
KLA 1 Week 1. .......................................................................................................................................... 2
Voorbereiding kennisclip; Organisatie van het zenuwstelsel ......................................................... 4
Voorbereiding kennisclip; Het neurologisch onderzoek bij de patiënt met een perifeer
neurologische aandoening. ............................................................................................................. 5
KLB1 Week 1. ........................................................................................................................................... 8
Praktijk 1 Week 1..................................................................................................................................... 8
Praktijk 2 Week 1................................................................................................................................... 10
KLA2 Week 1.......................................................................................................................................... 11
KLB2 week 1. ......................................................................................................................................... 13
Team Based Learning Week 2. .............................................................................................................. 14
Praktijk 1 Week 2................................................................................................................................... 14
Praktijk 2 week 2. .................................................................................................................................. 15
KLA 2 Week 2. ........................................................................................................................................ 16
KLA1 Week 3.......................................................................................................................................... 17
KLB1 Week 3. ......................................................................................................................................... 21
Voorbereiding kennisclip; Klinisch redeneren bij neurologische aandoeningen. ......................... 21
Praktijk 1 Week 3................................................................................................................................... 22
KLA2 Week 3.......................................................................................................................................... 23
KLB2 Week 3. ......................................................................................................................................... 25
Team based learning Week 4. ............................................................................................................... 28
Praktijk 1 Week 4................................................................................................................................... 28
Voorbereiding clip; het neuron Microtubeli. ................................................................................ 29
KLA2 Week 4.......................................................................................................................................... 30
KLB2 Week 4. ......................................................................................................................................... 34
KLA1 Week 5.......................................................................................................................................... 35
KLB1 Week 5. ......................................................................................................................................... 40
Praktijk 1 Week 5................................................................................................................................... 42
KLA2 Week 5.......................................................................................................................................... 42
Jaar 1 semester 2 KLA 2 week 1. ........................................................................................................... 46
Kennisclip pijn-nociceptie.................................................................................................................. 46
Team based learning Week 6. ............................................................................................................... 49
KLA2 Week 6.......................................................................................................................................... 50
1
,KLA 1 Week 1.
Voorbereiding kennis clip
Functie van een zenuwcel= Het ontvangen (dendriet, receptief), het geleiden (axon, conductief) en
het doorgeven (axon, transmitter) van prikkels.
Neuriet= uitloper van een neuron (zenuwcel), dus een dendriet of een axon.
Een zenuwcel heeft prikkelgeleiding doormiddel van elektriciteit. De elektrische gradiënt (verschil in
lading tussen binnen en buiten de cel) is -70 mV, Dit berust op het Concentratiegraden
(concentratieverschil) van K en NA ionen binnen en buiten de cel. Binnen de cel bevinden zich meer k
ionen dan buiten. Binnen de cel bevinden zich minder NA ionen dan buiten.
Het celmembraan is permeabel (doorlaatbaar) voor K en NA ionen, doormiddel van NA-K pompen
blijft het concentratie verschil gelijk. NA ionen gaan van de cel door de poort naar buiten, waarbij de
K ionen vanaf buiten naar binnen toe worden geleidt, dit proces kost ATP (energie).
Als er in het receptieve deel van
een zenuwcel een prikkel aankomt
dan gaat het celmembraan iets
meer NA ionen doorlekken (naar
binnen?) waardoor het
membraam potentiaal iets
omhoog gaat, hoe meer prikkels
hoe meer het
membraanpotentiaal stijgt.
Depolarisatie fase: Als de drempelwaarde (-55 mV) wordt behaald, gaan de NA poorten helemaal
open waardoor deze allemaal de cel in stromen (=een actiepotentiaal) en het membraampotentiaal
stijgt naar 30 mV.
Repolarisatie fase: Na deze piek gaan de NA poorten dicht en de K poorten open waardoor deze
allemaal de cel uitstromen, hierdoor daalt het membraampotentiaal naar -85 mV, omdat de K
poorten open blijven staan nadat het rustpotentiaal bereikt is.(op dit moment is het membraan
minder prikkelbaar, het heeft meer prikkels nodig om weer bij -55 mV te komen, dit zorgt ervoor dat
de prikkel niet teruggaat). Daarna gaan ook de K pompen weer dicht en wordt de
rustmembraanpotentiaal weer bereikt doormiddel van herstel door de NA-K pompen.
De prikkel drempelwaarden kan worden bereikt doormiddel van summatie van plaats of tijd.
Summatie van plaats= Meer dendrieten ontvangen tegelijk een actiepotentiaal.
Summatie van tijd= Een dendriet ontvangt meerdere actiepotentialen achter elkaar.
2
, Boven is ongemyeliniseerd, gaat 2 m
per sec wat veel te langzaam gaat.
Beneden is gemyeliniseerd waardoor
de actiepotentiaal ‘sprongen’ moet
maken, dit gaat 120 m per sec.
De dikke gemyeliniseerde vezels zijn
geschikt voor skeletspieren en de
ongemyeliniseerde vezels alleen voor
het vegetatieve stelsel.
Een perifere zenuw is (van binnen naar buiten)
opgebouwd uit; een lange axon met daaromheen
de cel van Schwann (van de myeline). Daaromheen
ligt het endoneurium= een soort skelet dat
stevigheid biedt aan de zenuwvezel. Om een bundel
zenuwvezels ligt hert perineurium. Het buitenste
omhulsel van een zenuw is het epineurium (zorgt
ook weer voor versteviging van de zenuw).
De prikkeloverdracht van de een naar andere zenuw vindt plaats in
een synaps: basis van plasticiteit in ons lichaam, ze kunnen
verdwijnen en zich weer vormen.
Aan het einde van de axon bevinden zich vertakkingen met een
eindknop; Bouton terminal, dit is een onderdeel van de synaps.
Een synaps bestaat uit een
presynaptisch deel (de bouton
terminaal) en een postsynaptisch
deel (membraan van het volgende
neuron) met tussen die twee een
spleetje. De bouton terminal bevat
blaasjes gevuld met
neurotransmitterstof. Wanneer de
actiepotentiaal de eindknop bereikt
wordt de membraan van het
eindknopje getriggerd om de blaasjes
te legen in de synaptische spleet.
De neurotransmitter beïnvloed vervolgens het membraampotentaal van de volgende zenuwcel (het
kan deze verhogen of verlagen).
Als het membraanpotentiaal wordt verhoogd wordt de prikkeloverdracht bevorderd: het faciliteert.
Als het membraanpotentiaal wordt verlaagd wordt de prikkeloverdracht geremd: het inhibeert.
Na een tijdje wordt de neurotransmitter terug geresorbeerd door het presynaptische deel, de
bouton terminale, waardoor het bij een volgende prikkel weer gebruikt kan worden.
3
KLA 1 Week 1. .......................................................................................................................................... 2
Voorbereiding kennisclip; Organisatie van het zenuwstelsel ......................................................... 4
Voorbereiding kennisclip; Het neurologisch onderzoek bij de patiënt met een perifeer
neurologische aandoening. ............................................................................................................. 5
KLB1 Week 1. ........................................................................................................................................... 8
Praktijk 1 Week 1..................................................................................................................................... 8
Praktijk 2 Week 1................................................................................................................................... 10
KLA2 Week 1.......................................................................................................................................... 11
KLB2 week 1. ......................................................................................................................................... 13
Team Based Learning Week 2. .............................................................................................................. 14
Praktijk 1 Week 2................................................................................................................................... 14
Praktijk 2 week 2. .................................................................................................................................. 15
KLA 2 Week 2. ........................................................................................................................................ 16
KLA1 Week 3.......................................................................................................................................... 17
KLB1 Week 3. ......................................................................................................................................... 21
Voorbereiding kennisclip; Klinisch redeneren bij neurologische aandoeningen. ......................... 21
Praktijk 1 Week 3................................................................................................................................... 22
KLA2 Week 3.......................................................................................................................................... 23
KLB2 Week 3. ......................................................................................................................................... 25
Team based learning Week 4. ............................................................................................................... 28
Praktijk 1 Week 4................................................................................................................................... 28
Voorbereiding clip; het neuron Microtubeli. ................................................................................ 29
KLA2 Week 4.......................................................................................................................................... 30
KLB2 Week 4. ......................................................................................................................................... 34
KLA1 Week 5.......................................................................................................................................... 35
KLB1 Week 5. ......................................................................................................................................... 40
Praktijk 1 Week 5................................................................................................................................... 42
KLA2 Week 5.......................................................................................................................................... 42
Jaar 1 semester 2 KLA 2 week 1. ........................................................................................................... 46
Kennisclip pijn-nociceptie.................................................................................................................. 46
Team based learning Week 6. ............................................................................................................... 49
KLA2 Week 6.......................................................................................................................................... 50
1
,KLA 1 Week 1.
Voorbereiding kennis clip
Functie van een zenuwcel= Het ontvangen (dendriet, receptief), het geleiden (axon, conductief) en
het doorgeven (axon, transmitter) van prikkels.
Neuriet= uitloper van een neuron (zenuwcel), dus een dendriet of een axon.
Een zenuwcel heeft prikkelgeleiding doormiddel van elektriciteit. De elektrische gradiënt (verschil in
lading tussen binnen en buiten de cel) is -70 mV, Dit berust op het Concentratiegraden
(concentratieverschil) van K en NA ionen binnen en buiten de cel. Binnen de cel bevinden zich meer k
ionen dan buiten. Binnen de cel bevinden zich minder NA ionen dan buiten.
Het celmembraan is permeabel (doorlaatbaar) voor K en NA ionen, doormiddel van NA-K pompen
blijft het concentratie verschil gelijk. NA ionen gaan van de cel door de poort naar buiten, waarbij de
K ionen vanaf buiten naar binnen toe worden geleidt, dit proces kost ATP (energie).
Als er in het receptieve deel van
een zenuwcel een prikkel aankomt
dan gaat het celmembraan iets
meer NA ionen doorlekken (naar
binnen?) waardoor het
membraam potentiaal iets
omhoog gaat, hoe meer prikkels
hoe meer het
membraanpotentiaal stijgt.
Depolarisatie fase: Als de drempelwaarde (-55 mV) wordt behaald, gaan de NA poorten helemaal
open waardoor deze allemaal de cel in stromen (=een actiepotentiaal) en het membraampotentiaal
stijgt naar 30 mV.
Repolarisatie fase: Na deze piek gaan de NA poorten dicht en de K poorten open waardoor deze
allemaal de cel uitstromen, hierdoor daalt het membraampotentiaal naar -85 mV, omdat de K
poorten open blijven staan nadat het rustpotentiaal bereikt is.(op dit moment is het membraan
minder prikkelbaar, het heeft meer prikkels nodig om weer bij -55 mV te komen, dit zorgt ervoor dat
de prikkel niet teruggaat). Daarna gaan ook de K pompen weer dicht en wordt de
rustmembraanpotentiaal weer bereikt doormiddel van herstel door de NA-K pompen.
De prikkel drempelwaarden kan worden bereikt doormiddel van summatie van plaats of tijd.
Summatie van plaats= Meer dendrieten ontvangen tegelijk een actiepotentiaal.
Summatie van tijd= Een dendriet ontvangt meerdere actiepotentialen achter elkaar.
2
, Boven is ongemyeliniseerd, gaat 2 m
per sec wat veel te langzaam gaat.
Beneden is gemyeliniseerd waardoor
de actiepotentiaal ‘sprongen’ moet
maken, dit gaat 120 m per sec.
De dikke gemyeliniseerde vezels zijn
geschikt voor skeletspieren en de
ongemyeliniseerde vezels alleen voor
het vegetatieve stelsel.
Een perifere zenuw is (van binnen naar buiten)
opgebouwd uit; een lange axon met daaromheen
de cel van Schwann (van de myeline). Daaromheen
ligt het endoneurium= een soort skelet dat
stevigheid biedt aan de zenuwvezel. Om een bundel
zenuwvezels ligt hert perineurium. Het buitenste
omhulsel van een zenuw is het epineurium (zorgt
ook weer voor versteviging van de zenuw).
De prikkeloverdracht van de een naar andere zenuw vindt plaats in
een synaps: basis van plasticiteit in ons lichaam, ze kunnen
verdwijnen en zich weer vormen.
Aan het einde van de axon bevinden zich vertakkingen met een
eindknop; Bouton terminal, dit is een onderdeel van de synaps.
Een synaps bestaat uit een
presynaptisch deel (de bouton
terminaal) en een postsynaptisch
deel (membraan van het volgende
neuron) met tussen die twee een
spleetje. De bouton terminal bevat
blaasjes gevuld met
neurotransmitterstof. Wanneer de
actiepotentiaal de eindknop bereikt
wordt de membraan van het
eindknopje getriggerd om de blaasjes
te legen in de synaptische spleet.
De neurotransmitter beïnvloed vervolgens het membraampotentaal van de volgende zenuwcel (het
kan deze verhogen of verlagen).
Als het membraanpotentiaal wordt verhoogd wordt de prikkeloverdracht bevorderd: het faciliteert.
Als het membraanpotentiaal wordt verlaagd wordt de prikkeloverdracht geremd: het inhibeert.
Na een tijdje wordt de neurotransmitter terug geresorbeerd door het presynaptische deel, de
bouton terminale, waardoor het bij een volgende prikkel weer gebruikt kan worden.
3
