1
Samenvatting plantenkunde – monocotylen
1. MORFOLOGIE
- Eenzaadlobbigen of monocotylen
o Kiem heeft 1 zaadlob of kiemblad
o Bloembekleedsels staan in kransen van 3
o Bladeren zijn parallel- of kromnervig
o Geen houtachtige stengel
o Geen hoofdwortel → bijwortelsysteem
- Tweezaadlobbigen of dicotylen
o Kiem heeft 2 zaadlobben
Zaadlobben hebben als primaire functie fotosynthese
Opstartfunctie
Andere bladeren nemen taak over
o Bloembekleedsels staan in kransen van 2, 4 of 5
o Bladeren veer- of handnervig → vanuit 1 punt = handnervig,
vanuit de hoofdnerf = veernervig
o Hout- of kruidachtige stengel
2. PLANTKUNDIGE BASISKENMERKEN
- Grasland
o 1 of enkele kiemwortels
o Halmheffer met knopenstapel
o Meerjarige grasplant = verzameling van parallelle scheuten
Groeipunt van de scheuten ligt meer naar onder
Vernieuwing scheuten = “eeuwig jong”
o Wortels voor 70% in de bovenste 5 cm
o Stengel met knopen
o Ondergrondse uitlopers als defensiemechanisme
- Bloeiwijze
o Bloemen zeer klein
Minder energieverbruik
Geen gebruik van insecten, maar wel wind
o Tweeslachtig
o 1 tot 3 meeldraden en meestal 2 stijlen
o Omgeven door 2 schutbladachtige kroonkafjes
o Aar of pluimvormige bloeiwijzen in verenigde
aartjes
o 2 kelkkafjes rond elk aartje
o Meest voorkomende bloeiwijzen
Aar (geen bloeisteeltje)
Tros (bloeisteeltje)
Pluim (samengestelde tros)
Kolf
,2
, 3
3. BETEKENIS POACEAE OF GRAMINEAE
- C3- of C4-plant?
o C4-plant
Efficiënt in droge en warme omstandigheden
Stelt stomata ’s nachts open voor opname van CO2
Minimaal verlies aan waterdamp
Vb. panicoideae (mais, sorghum, tropische weidegrassen of suikerriet)
o C3-plant
Niet efficiënt in droge en warme omstandigheden
Stelt stomata zowel ’s nachts als overdag open voor opname CO 2
Groot verlies aan waterdamp door de warmte overdag
Vb. pooideae (raaigrassen, tarwe, gerst of rogge)
- Grassen of Poaceae (= Gramineae)
o Zeer gekend voor voedselvoorziening
o Grassen voor herkauwers → hoogwaardige voedingsproducten voor de mens
3.1 SITUERING VAN GRASSEN
- Indeling op basis van
o Morfologie van de blaadjes
Breed blad is smakelijker voor dieren
Smalle bladeren mooier voor siergrassen
o Betredingsgevoeligheid
Belangrijk in gazons of sportvelden, maar ook in weides
o Maaitolerantie
Hoog groeipunt? Laag groeipunt?
o Esthetisch
Siergrassen
o Groeisnelheid/ontwikkeling
Best zo snel mogelijke groei en zo lang mogelijke bloei
o Reactie op bemesting
- Omstandigheden en uitbating van het grasland bepalen de verschijningsvormen en soorten
o Graasweide: gras met veel brede bladeren, hoge betredingstolerantie, snelle groei,
smakelijk, met genoeg voedingstoffen (let op: fructaangehalte in paardenweide)
o Siergras: traag in groei, mooie bloeiwijze (esthetisch), grondbeddekend, moet tegen
droogte kunnen
o Gazongrassen: mooie kleur, betredingstolerant, moet tegen maaien kunnen, laag
groeipunt en kleine blaadjes
- Grasland
o Seizoensvariatie
Sterke groeipiek in voorjaar (mei-juni)
Verminderde zomergroei
Veebezetting aanpassen aan zomergroei en maaien
o Weidegrassen hebben 1 cyclus per jaar met generatiewissel
Voorjaarsspruiten en zomerspruiten
Elke spruit doorloopt een eigen cyclus met bloei
, 4
Generatiewisseling zorgt voor overlapping → midzomerdepressie of
zomersterfte = bruine vlekken in gazon
3.2 VOORNAAMSTE GRASSEN
- Engels raaigras
o Grazen en maaien
o Lange groei en bloeiduur
DETERMINATIETIP: raaigrassen hebben
o Weidegras, maar ook geschikt voor maaien
een glanzende onderkant.
o Smakelijk voor dieren
- Italiaans raaigras Raaigrassen worden vaak afgewisseld
o Vooral maaien om in te kuilen met mais zodat men veel ruwvoeder
o Korte duur kan produceren op een relatief kleine
o Zeer smakelijk voor dieren oppervlakte. Dit is echter geen ideale
- Westerwolds raaigras vruchtwisseling.
o Vooral maaien
o Korte duur
o Intensief (ook groenbemester)
- Gekruist raaigras
o Maaien
o Korte duur
o Kruising Italiaans en Engels raaigras
- Veldbeemdgras
o Weidegras → begrazen
o Zodevormend = ondergrondse uitlopers
Enkel in meerderjarig grasland
o Goed bestand tegen koude
- Beemdlangbloem
o Maaien
Lage betredingstolerantie en zodevorming
Samenvatting plantenkunde – monocotylen
1. MORFOLOGIE
- Eenzaadlobbigen of monocotylen
o Kiem heeft 1 zaadlob of kiemblad
o Bloembekleedsels staan in kransen van 3
o Bladeren zijn parallel- of kromnervig
o Geen houtachtige stengel
o Geen hoofdwortel → bijwortelsysteem
- Tweezaadlobbigen of dicotylen
o Kiem heeft 2 zaadlobben
Zaadlobben hebben als primaire functie fotosynthese
Opstartfunctie
Andere bladeren nemen taak over
o Bloembekleedsels staan in kransen van 2, 4 of 5
o Bladeren veer- of handnervig → vanuit 1 punt = handnervig,
vanuit de hoofdnerf = veernervig
o Hout- of kruidachtige stengel
2. PLANTKUNDIGE BASISKENMERKEN
- Grasland
o 1 of enkele kiemwortels
o Halmheffer met knopenstapel
o Meerjarige grasplant = verzameling van parallelle scheuten
Groeipunt van de scheuten ligt meer naar onder
Vernieuwing scheuten = “eeuwig jong”
o Wortels voor 70% in de bovenste 5 cm
o Stengel met knopen
o Ondergrondse uitlopers als defensiemechanisme
- Bloeiwijze
o Bloemen zeer klein
Minder energieverbruik
Geen gebruik van insecten, maar wel wind
o Tweeslachtig
o 1 tot 3 meeldraden en meestal 2 stijlen
o Omgeven door 2 schutbladachtige kroonkafjes
o Aar of pluimvormige bloeiwijzen in verenigde
aartjes
o 2 kelkkafjes rond elk aartje
o Meest voorkomende bloeiwijzen
Aar (geen bloeisteeltje)
Tros (bloeisteeltje)
Pluim (samengestelde tros)
Kolf
,2
, 3
3. BETEKENIS POACEAE OF GRAMINEAE
- C3- of C4-plant?
o C4-plant
Efficiënt in droge en warme omstandigheden
Stelt stomata ’s nachts open voor opname van CO2
Minimaal verlies aan waterdamp
Vb. panicoideae (mais, sorghum, tropische weidegrassen of suikerriet)
o C3-plant
Niet efficiënt in droge en warme omstandigheden
Stelt stomata zowel ’s nachts als overdag open voor opname CO 2
Groot verlies aan waterdamp door de warmte overdag
Vb. pooideae (raaigrassen, tarwe, gerst of rogge)
- Grassen of Poaceae (= Gramineae)
o Zeer gekend voor voedselvoorziening
o Grassen voor herkauwers → hoogwaardige voedingsproducten voor de mens
3.1 SITUERING VAN GRASSEN
- Indeling op basis van
o Morfologie van de blaadjes
Breed blad is smakelijker voor dieren
Smalle bladeren mooier voor siergrassen
o Betredingsgevoeligheid
Belangrijk in gazons of sportvelden, maar ook in weides
o Maaitolerantie
Hoog groeipunt? Laag groeipunt?
o Esthetisch
Siergrassen
o Groeisnelheid/ontwikkeling
Best zo snel mogelijke groei en zo lang mogelijke bloei
o Reactie op bemesting
- Omstandigheden en uitbating van het grasland bepalen de verschijningsvormen en soorten
o Graasweide: gras met veel brede bladeren, hoge betredingstolerantie, snelle groei,
smakelijk, met genoeg voedingstoffen (let op: fructaangehalte in paardenweide)
o Siergras: traag in groei, mooie bloeiwijze (esthetisch), grondbeddekend, moet tegen
droogte kunnen
o Gazongrassen: mooie kleur, betredingstolerant, moet tegen maaien kunnen, laag
groeipunt en kleine blaadjes
- Grasland
o Seizoensvariatie
Sterke groeipiek in voorjaar (mei-juni)
Verminderde zomergroei
Veebezetting aanpassen aan zomergroei en maaien
o Weidegrassen hebben 1 cyclus per jaar met generatiewissel
Voorjaarsspruiten en zomerspruiten
Elke spruit doorloopt een eigen cyclus met bloei
, 4
Generatiewisseling zorgt voor overlapping → midzomerdepressie of
zomersterfte = bruine vlekken in gazon
3.2 VOORNAAMSTE GRASSEN
- Engels raaigras
o Grazen en maaien
o Lange groei en bloeiduur
DETERMINATIETIP: raaigrassen hebben
o Weidegras, maar ook geschikt voor maaien
een glanzende onderkant.
o Smakelijk voor dieren
- Italiaans raaigras Raaigrassen worden vaak afgewisseld
o Vooral maaien om in te kuilen met mais zodat men veel ruwvoeder
o Korte duur kan produceren op een relatief kleine
o Zeer smakelijk voor dieren oppervlakte. Dit is echter geen ideale
- Westerwolds raaigras vruchtwisseling.
o Vooral maaien
o Korte duur
o Intensief (ook groenbemester)
- Gekruist raaigras
o Maaien
o Korte duur
o Kruising Italiaans en Engels raaigras
- Veldbeemdgras
o Weidegras → begrazen
o Zodevormend = ondergrondse uitlopers
Enkel in meerderjarig grasland
o Goed bestand tegen koude
- Beemdlangbloem
o Maaien
Lage betredingstolerantie en zodevorming