Herpesvirussen
Eigenschappen
-enveloppe dubbelstrengs DNA-virussen
-3 subfamilies:
Alphaherpesvirussen : HSV-1 (herpes simplex type-I virus: orale
koortsblaasjes) + HSV-2 (herpes simplex type-II virus: genitale blaasjes) + VZV (varicella zoster
virus)
Betaherpesvirussen : CMV + HHV-6 + HHV-7
Gammaherpesvirussen : EBV (Epstein Barr virus: klierkoorts) + HHV-8
-zet latente of persistente (levenslang) infectie op na primaire infectie -> eens besmet = altijd
aanwezig in het lichaam
-reactivatie/opflakkering: meestal tijdens perioden van immunosuppressie/wanneer het
afweersysteem verzwakt is
-zowel primaire infectie als reactivatie: zullen vaak ernstiger zijn wanneer het afweersysteem
verzwakt is
Pathogenese
-tijdens de primaire infectie verspreidt HSV zich plaatselijk + ontstaat een kortstondige viremie,
waarbij het virus zich in het lichaam verspreidt -> er vindt verspreiding plaats naar de craniospinale
ganglia
-virus vestigt/verstopt vervolgens in de craniospinale ganglia
-precieze mechanisme van de latentietijd = niet bekend -> het kan gaan om echte latentietijd, waarbij
er geen virale replicatie plaatsvindt OF om virale persistentie, waarbij er sprake is van een laag niveau
van virale replicatie
-reactivering: is algemeen bekend dat vele triggers een recidief kunnen uitlokken -> daartoe behoren
fysieke of psychologische stress, infecties, vooral pneumokokken en meningokokken, koorts,
bestraling, inclusief zonlicht, en menstruatie
Symptomen: koortsblaasjes / cold sores / …
1. Besmetting via direct contact met virus (blaasje) = primaire infectie
2. Latent (ganglion van nervus Trigeminus)
3. Opflakkering -> perifere zenuw -> koortsblaasjes
-meestal rond mond / soms oog (keratitis) -> blindheid
-levenslange besmetting ontwikkelt -> met periodieke reactivering in tijden van stress
-behandeling, preventie en beheersing
, snelle diagnostische tests
acyclovir + andere antivirale middelen
Oculaire (oog) herpes
-HSV veroorzaakt een breed spectrum van oogziekten -> gaande van milde oppervlakkige letsels van
het uitwendige oog tot ernstige gezichtsbedreigende aandoeningen van het inwendige oog
(blindheid)
Herpesvirus partikel
-HSV-2 (herpes simplex type-II virus) viruspartikel
-alle herpesvirussen hebben: een identieke morfologie -> dus kunnen niet van
elkaar worden onderscheiden onder de elektronenmicroscoop
Genitale herpes
Algemeen
-veroorzaakt door herpes simplex type 2
lineair dsDNA + enveloppe
-seksueel overdraagbaar + op zuigeling tijdens vaginale bevalling (congenitale/neonatale herpes)
-klinische verschijnselen
koorts + branderig gevoel + genitale pijn + blaren in het besmette gebied
de blaasjes genezen spontaan -> maar het virus blijft latent + wordt periodiek gereactiveerd
-kan worden behandeld met antivirale geneesmiddelen (bv. acyclovir)
Epidemiologie
-Over het algemeen veroorzaakt HSV-1 infectie boven de gordel & HSV-2 onder de gordel
40% van de klinische isolaten van genitale zweren HSV-1
5% van de uit het gezicht geïsoleerde stammen zijn HSV-2
gegevens worden gecompliceerd door orale seksuele praktijken
-na primaire infectie zal 45% van de oraal besmette personen + 60% van de patiënten met genitale
herpes: recidieven vertonen
Laboratorium diagnose (vaak niet nodig)
1. Directe opsporing
Elektronenmicroscopie van blaasjesvocht (ballooning: cellen komen los + bollen op): snel
resultaat MAAR kan geen onderscheid maken tussen HSV + VZV
Immunofluorescentie van huidschraapsel: kan onderscheid maken tussen HSV en VZV
PCR: routinematig gebruikt voor diagnose van herpes simplex encefalitis (ontsteking
hersenen)
2. Virus Isolatie
HSV-1 + HSV-2 behoren tot de gemakkelijkst te kweken virussen -> duurt meestal slechts 1-5
dagen voor een resultaat
, 3. Serologie
Niet zo nuttig in de acute fase omdat het 1-2 weken duurt voor antilichamen verschijnen na
infectie -> wordt gebruikt om recente infectie aan te tonen
Mononucleosis/klierkoorts
Algemeen
-veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus (EBV)
Herpesvirus
icosahedraal met omhulsel
dsDNA
infecteert B-lymfocyten (enkel EBV)
ook geassocieerd met Burkitts lymfoom en nasofaryngeaal carcinoom
-verspreiding door mond-op-mondcontact (‘kusjesziekte’)
Epidemiologie
-2 epidemiologische patronen bij EBV:
1. In ontwikkelde landen: 2 pieken van infectie gezien:
1ste bij zeer jonge kleuters van 1 tot 6 jaar
2de bij adolescenten + jonge volwassenen van 14 tot 20 jaar
Uiteindelijk = 80-90% van de volwassenen besmet
2. In ontwikkelingslanden: de besmetting vindt op veel vroegere leeftijd plaats -> zo op de
leeftijd van twee jaar = 90% van de kinderen seropositief (ontstaan van verschillende soorten
kanker)
-virus wordt overgedragen door contact met speeksel -> met name door zoenen
Pathogenese
-eenmaal geïnfecteerd -> ontwikkelt zich een levenslange dragerschap waarbij een laaggradige
infectie door de immuunafweer in toom wordt gehouden (blijft in BV LW zitten -> niet in centraal
zenuwstelsel)
-laaggradige virusreplicatie + -uitscheiding -> kunnen aangetoond worden in de epitheelcellen van de
farynx van alle seropositieve personen
-EBV : B-lymfocyten immortaliseren (maak B-lymfocyten onsterfelijk -> kankercel) in vitro + in vivo
-enkele EBV-geïmmortaliseerde B-cellen kunnen in de circulatie worden aangetoond -> die
voortdurend door immuunbewakingsmechanismen worden opgeruimd
-EBV wordt in verband gebracht met een aantal zeer uiteenlopende ziekten -> waarbij het direct of
als een van de co-factoren kan optreden
Infectieuze mononucleosis
-Primaire EBV-infectie = meestal subklinisch bij kinderen <-> bij adolescenten/volwassenen = er een
kans van 50% dat het syndroom van infectieuze mononucleose (IM) ontstaat
Eigenschappen
-enveloppe dubbelstrengs DNA-virussen
-3 subfamilies:
Alphaherpesvirussen : HSV-1 (herpes simplex type-I virus: orale
koortsblaasjes) + HSV-2 (herpes simplex type-II virus: genitale blaasjes) + VZV (varicella zoster
virus)
Betaherpesvirussen : CMV + HHV-6 + HHV-7
Gammaherpesvirussen : EBV (Epstein Barr virus: klierkoorts) + HHV-8
-zet latente of persistente (levenslang) infectie op na primaire infectie -> eens besmet = altijd
aanwezig in het lichaam
-reactivatie/opflakkering: meestal tijdens perioden van immunosuppressie/wanneer het
afweersysteem verzwakt is
-zowel primaire infectie als reactivatie: zullen vaak ernstiger zijn wanneer het afweersysteem
verzwakt is
Pathogenese
-tijdens de primaire infectie verspreidt HSV zich plaatselijk + ontstaat een kortstondige viremie,
waarbij het virus zich in het lichaam verspreidt -> er vindt verspreiding plaats naar de craniospinale
ganglia
-virus vestigt/verstopt vervolgens in de craniospinale ganglia
-precieze mechanisme van de latentietijd = niet bekend -> het kan gaan om echte latentietijd, waarbij
er geen virale replicatie plaatsvindt OF om virale persistentie, waarbij er sprake is van een laag niveau
van virale replicatie
-reactivering: is algemeen bekend dat vele triggers een recidief kunnen uitlokken -> daartoe behoren
fysieke of psychologische stress, infecties, vooral pneumokokken en meningokokken, koorts,
bestraling, inclusief zonlicht, en menstruatie
Symptomen: koortsblaasjes / cold sores / …
1. Besmetting via direct contact met virus (blaasje) = primaire infectie
2. Latent (ganglion van nervus Trigeminus)
3. Opflakkering -> perifere zenuw -> koortsblaasjes
-meestal rond mond / soms oog (keratitis) -> blindheid
-levenslange besmetting ontwikkelt -> met periodieke reactivering in tijden van stress
-behandeling, preventie en beheersing
, snelle diagnostische tests
acyclovir + andere antivirale middelen
Oculaire (oog) herpes
-HSV veroorzaakt een breed spectrum van oogziekten -> gaande van milde oppervlakkige letsels van
het uitwendige oog tot ernstige gezichtsbedreigende aandoeningen van het inwendige oog
(blindheid)
Herpesvirus partikel
-HSV-2 (herpes simplex type-II virus) viruspartikel
-alle herpesvirussen hebben: een identieke morfologie -> dus kunnen niet van
elkaar worden onderscheiden onder de elektronenmicroscoop
Genitale herpes
Algemeen
-veroorzaakt door herpes simplex type 2
lineair dsDNA + enveloppe
-seksueel overdraagbaar + op zuigeling tijdens vaginale bevalling (congenitale/neonatale herpes)
-klinische verschijnselen
koorts + branderig gevoel + genitale pijn + blaren in het besmette gebied
de blaasjes genezen spontaan -> maar het virus blijft latent + wordt periodiek gereactiveerd
-kan worden behandeld met antivirale geneesmiddelen (bv. acyclovir)
Epidemiologie
-Over het algemeen veroorzaakt HSV-1 infectie boven de gordel & HSV-2 onder de gordel
40% van de klinische isolaten van genitale zweren HSV-1
5% van de uit het gezicht geïsoleerde stammen zijn HSV-2
gegevens worden gecompliceerd door orale seksuele praktijken
-na primaire infectie zal 45% van de oraal besmette personen + 60% van de patiënten met genitale
herpes: recidieven vertonen
Laboratorium diagnose (vaak niet nodig)
1. Directe opsporing
Elektronenmicroscopie van blaasjesvocht (ballooning: cellen komen los + bollen op): snel
resultaat MAAR kan geen onderscheid maken tussen HSV + VZV
Immunofluorescentie van huidschraapsel: kan onderscheid maken tussen HSV en VZV
PCR: routinematig gebruikt voor diagnose van herpes simplex encefalitis (ontsteking
hersenen)
2. Virus Isolatie
HSV-1 + HSV-2 behoren tot de gemakkelijkst te kweken virussen -> duurt meestal slechts 1-5
dagen voor een resultaat
, 3. Serologie
Niet zo nuttig in de acute fase omdat het 1-2 weken duurt voor antilichamen verschijnen na
infectie -> wordt gebruikt om recente infectie aan te tonen
Mononucleosis/klierkoorts
Algemeen
-veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus (EBV)
Herpesvirus
icosahedraal met omhulsel
dsDNA
infecteert B-lymfocyten (enkel EBV)
ook geassocieerd met Burkitts lymfoom en nasofaryngeaal carcinoom
-verspreiding door mond-op-mondcontact (‘kusjesziekte’)
Epidemiologie
-2 epidemiologische patronen bij EBV:
1. In ontwikkelde landen: 2 pieken van infectie gezien:
1ste bij zeer jonge kleuters van 1 tot 6 jaar
2de bij adolescenten + jonge volwassenen van 14 tot 20 jaar
Uiteindelijk = 80-90% van de volwassenen besmet
2. In ontwikkelingslanden: de besmetting vindt op veel vroegere leeftijd plaats -> zo op de
leeftijd van twee jaar = 90% van de kinderen seropositief (ontstaan van verschillende soorten
kanker)
-virus wordt overgedragen door contact met speeksel -> met name door zoenen
Pathogenese
-eenmaal geïnfecteerd -> ontwikkelt zich een levenslange dragerschap waarbij een laaggradige
infectie door de immuunafweer in toom wordt gehouden (blijft in BV LW zitten -> niet in centraal
zenuwstelsel)
-laaggradige virusreplicatie + -uitscheiding -> kunnen aangetoond worden in de epitheelcellen van de
farynx van alle seropositieve personen
-EBV : B-lymfocyten immortaliseren (maak B-lymfocyten onsterfelijk -> kankercel) in vitro + in vivo
-enkele EBV-geïmmortaliseerde B-cellen kunnen in de circulatie worden aangetoond -> die
voortdurend door immuunbewakingsmechanismen worden opgeruimd
-EBV wordt in verband gebracht met een aantal zeer uiteenlopende ziekten -> waarbij het direct of
als een van de co-factoren kan optreden
Infectieuze mononucleosis
-Primaire EBV-infectie = meestal subklinisch bij kinderen <-> bij adolescenten/volwassenen = er een
kans van 50% dat het syndroom van infectieuze mononucleose (IM) ontstaat