Anatomie: Hoofdstuk13: bloedvaten en
bloedsomloop
Capillaire druk
- Enkel ter hoogte van de capillairen is er uitwisseling van stoffen tussen het
bloed en de lichaamsvloeistoffen (= vocht tussen lichaamscellen)
- Capillairen of haarvaten zijn de enige plaats in het bloedvatenstelsel waar
de wanden dun genoeg zijn om uitwisseling van stoffen mogelijk te maken.
- De wand van een capillair is opgebouwd uit éénlagig plaveisel – epitheel
- Stoffen verplaatsen zich enkel door inwerkende krachten (ze verplaatsen
niet vanzelf)
- 2 krachten werken in op de capillairen
1. Hydrostatische druk
= de bloeddruk
2. Scheikundige druk
= de osmotische druk
De bloeddruk
= Het hart pompt het bloed met kracht de slagaders in druk in bloedvaten
1
, - BD zorgt voor het uitpersen van verschillenden onderdelen van het bloed
- BD zorgt ervoor dat het bloed tegen de wanden van het capillair wordt
geduwd
Omdat capillaire wand zo dun is, worden verschillende onderdelen van
het bloed doorheen die capillaire wand naar buiten geduwd = filtratie
- Grote onderdelen van het bloed kunnen NIET worden uitgeperst
Cellen van het bloed
o Erytrocyten (RBC)
o Leukocyten (WBC)
o Trombocyten (bloedplaten)
Albuminen (groep grootste eiwitten in bloed)
Alle andere onderdelen kunnen door capillaire wand worden uitgeperst
Vb. water, voedingsstoffen (koolhydraten, vetten, kleine eiwitten),
afvalstoffen en
elektrolyten
Osmotische druk
= osmose = diffusie van water doorheen een semi – permeabele wand in de
richting van de grootste concentratie opgeloste deeltjes
- Bloed bevat veel meer grote eiwitten (albuminen) dan intercellulaire
vloeistoffen
Water heeft daardoor de neiging om zich vanuit het intercellulair vocht
te verplaatsen bloed
- De osmotische druk van de albuminen is over de volledige lengte van een
capillair gelijk
2
bloedsomloop
Capillaire druk
- Enkel ter hoogte van de capillairen is er uitwisseling van stoffen tussen het
bloed en de lichaamsvloeistoffen (= vocht tussen lichaamscellen)
- Capillairen of haarvaten zijn de enige plaats in het bloedvatenstelsel waar
de wanden dun genoeg zijn om uitwisseling van stoffen mogelijk te maken.
- De wand van een capillair is opgebouwd uit éénlagig plaveisel – epitheel
- Stoffen verplaatsen zich enkel door inwerkende krachten (ze verplaatsen
niet vanzelf)
- 2 krachten werken in op de capillairen
1. Hydrostatische druk
= de bloeddruk
2. Scheikundige druk
= de osmotische druk
De bloeddruk
= Het hart pompt het bloed met kracht de slagaders in druk in bloedvaten
1
, - BD zorgt voor het uitpersen van verschillenden onderdelen van het bloed
- BD zorgt ervoor dat het bloed tegen de wanden van het capillair wordt
geduwd
Omdat capillaire wand zo dun is, worden verschillende onderdelen van
het bloed doorheen die capillaire wand naar buiten geduwd = filtratie
- Grote onderdelen van het bloed kunnen NIET worden uitgeperst
Cellen van het bloed
o Erytrocyten (RBC)
o Leukocyten (WBC)
o Trombocyten (bloedplaten)
Albuminen (groep grootste eiwitten in bloed)
Alle andere onderdelen kunnen door capillaire wand worden uitgeperst
Vb. water, voedingsstoffen (koolhydraten, vetten, kleine eiwitten),
afvalstoffen en
elektrolyten
Osmotische druk
= osmose = diffusie van water doorheen een semi – permeabele wand in de
richting van de grootste concentratie opgeloste deeltjes
- Bloed bevat veel meer grote eiwitten (albuminen) dan intercellulaire
vloeistoffen
Water heeft daardoor de neiging om zich vanuit het intercellulair vocht
te verplaatsen bloed
- De osmotische druk van de albuminen is over de volledige lengte van een
capillair gelijk
2