Mens en organisatie
I. HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIELES
Gedrag in organisaties en hoe kunnen we mensen positief en goed werken voor een organisatie
➔ Effectiviteit te verbeteren
Links: ziekenhuis
Rechts: google (doel: winst maken, beste
zoekmachine worden, tevreden klanten
hebben… )
Gaat om mensen die samenwerken met een
bepaald doel. Ze werken samen voor
hetzelfde doel.
1.1 Thema’s
- Attitudes
- Motivatie
- Leiderschap
- Conflicten
- Macht
- Diversiteit
- Perceptie & besluitvorming
- Organisatiecultuur
- Groepen
- Teams
- Welzijn
1.2 Wat is een organisatie?
1.2.1 Organisatiestructuur
= systeem dat aangeeft hoe taken formeel worden verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd. (hoe
alles wordt weergeven in een organisatie)
➔ Handig om te weten in bedrijf om conflicten te vermijden
Vaak schematisch
weergegeven in een
organogram.
bv: KBC
verschillende soorten
structuren
1
, 1.2.2 Missie
= waarvoor (de mensen van) een organisatie staat (staan); “wie we zijn als bedrijf” en wat we doen
➔ Gaat over vandaag (NIET de toekomst)
Bv: pepsico (organisatie )
1.2.3 Visie
= algemene voorstelling van de toekomst van een organisatie; “waarvoor we gaan”
➔ Wie zijn we vandaag en hoe willen we dat mensen ons zien in de toekomst (TOEKOMST
gericht geschreven)
➔ Waar gaan we naartoe
➔ Hoe gaan we “beter” worden
Bv:
2
, 1.2.4 Waarden
= wat vinden we als organisatie belangrijk
➔ Hoe mensen zich moeten gedragen waar mensen naar moeten schreven
➔ Gedrag zo sturen
1.2.5 Stakeholders
= iedereen/alle partijen die (een) belang heeft bij wat de organisatie
doet.
➔ Bedrijf staat niet op zichzelf
➔ Veel partijen betrokken bij hoe een organisatie is
Bv:
- Aandeelhouders: strijken met de winst
- Werknemers
- Leveranciers: hebben last als mensen staken
- Klanten: degene die gebruik maken van de dienst/product van organisatie, zonder klanten ga
je failliet
- Omwonenden: overlast tov mensen die er wonen bv bij voetbalmatchen dus zij strijden om
dat bedrijf dan weg te krijgen
- Samenleving
- Bestuur/management
- Regering/wetgever: wetten waar mensen zich aan moeten houden
Hoe zorgen dat bedrijf goed presteert -> hoe de medewerkers werken (de mens binnen de
organisatie)
➔ Waarom blijven werken en niet vertrekken?
NIET: loon en andere arbeidsvoorwaarden zijn het belangrijkst
3
, WEL: de kwaliteit van het werk en een stimulerende omgeving, te weinig waardering, geen
zin meer in het werk
1.2.6 Organisatiepsychologie
= Wetenschappelijke kennis verwerven over de relatie(s) tussen variabelen Doel? Via systematisch
onderzoek
Gedrag, emoties en attitudes in organisaties en de samenleving begrijpen/ voorspellen
➔ Kennis die we hebben gekregen door ervaring, kunnen we gedrag voorspellen.
1.3 Onderzoek
1.3.1 Intuïtie versus ondersteund door onderzoek
➔ We hebben het gevoel dat we alles weten
intuïtie onderzoek
➔ Onderzoek gebruiken, dingen onderbouwt gebruiken
1.3.2 Hoe?
Kwalitatief onderzoek
= onderzoek dat niet met cijfers te maken heeft. Dingen analyseren. Mensen bevragen-> een gesprek
voeren
bv. interviews, historische documenten
Kwantitatief onderzoek
- Experimenteel onderzoek → Sterkte: interne validiteit
➔ Als het goed is uitgevoerd!
➔ iets manipuleren in een onderzoek
Mensen zijn willekeurig gekozen
Bv: Wat is de impact van slaaptekort op concentratie
en het maken van fouten?
Onafhankelijke variabele: hoeveelheid slaap(tekort)
4
I. HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIELES
Gedrag in organisaties en hoe kunnen we mensen positief en goed werken voor een organisatie
➔ Effectiviteit te verbeteren
Links: ziekenhuis
Rechts: google (doel: winst maken, beste
zoekmachine worden, tevreden klanten
hebben… )
Gaat om mensen die samenwerken met een
bepaald doel. Ze werken samen voor
hetzelfde doel.
1.1 Thema’s
- Attitudes
- Motivatie
- Leiderschap
- Conflicten
- Macht
- Diversiteit
- Perceptie & besluitvorming
- Organisatiecultuur
- Groepen
- Teams
- Welzijn
1.2 Wat is een organisatie?
1.2.1 Organisatiestructuur
= systeem dat aangeeft hoe taken formeel worden verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd. (hoe
alles wordt weergeven in een organisatie)
➔ Handig om te weten in bedrijf om conflicten te vermijden
Vaak schematisch
weergegeven in een
organogram.
bv: KBC
verschillende soorten
structuren
1
, 1.2.2 Missie
= waarvoor (de mensen van) een organisatie staat (staan); “wie we zijn als bedrijf” en wat we doen
➔ Gaat over vandaag (NIET de toekomst)
Bv: pepsico (organisatie )
1.2.3 Visie
= algemene voorstelling van de toekomst van een organisatie; “waarvoor we gaan”
➔ Wie zijn we vandaag en hoe willen we dat mensen ons zien in de toekomst (TOEKOMST
gericht geschreven)
➔ Waar gaan we naartoe
➔ Hoe gaan we “beter” worden
Bv:
2
, 1.2.4 Waarden
= wat vinden we als organisatie belangrijk
➔ Hoe mensen zich moeten gedragen waar mensen naar moeten schreven
➔ Gedrag zo sturen
1.2.5 Stakeholders
= iedereen/alle partijen die (een) belang heeft bij wat de organisatie
doet.
➔ Bedrijf staat niet op zichzelf
➔ Veel partijen betrokken bij hoe een organisatie is
Bv:
- Aandeelhouders: strijken met de winst
- Werknemers
- Leveranciers: hebben last als mensen staken
- Klanten: degene die gebruik maken van de dienst/product van organisatie, zonder klanten ga
je failliet
- Omwonenden: overlast tov mensen die er wonen bv bij voetbalmatchen dus zij strijden om
dat bedrijf dan weg te krijgen
- Samenleving
- Bestuur/management
- Regering/wetgever: wetten waar mensen zich aan moeten houden
Hoe zorgen dat bedrijf goed presteert -> hoe de medewerkers werken (de mens binnen de
organisatie)
➔ Waarom blijven werken en niet vertrekken?
NIET: loon en andere arbeidsvoorwaarden zijn het belangrijkst
3
, WEL: de kwaliteit van het werk en een stimulerende omgeving, te weinig waardering, geen
zin meer in het werk
1.2.6 Organisatiepsychologie
= Wetenschappelijke kennis verwerven over de relatie(s) tussen variabelen Doel? Via systematisch
onderzoek
Gedrag, emoties en attitudes in organisaties en de samenleving begrijpen/ voorspellen
➔ Kennis die we hebben gekregen door ervaring, kunnen we gedrag voorspellen.
1.3 Onderzoek
1.3.1 Intuïtie versus ondersteund door onderzoek
➔ We hebben het gevoel dat we alles weten
intuïtie onderzoek
➔ Onderzoek gebruiken, dingen onderbouwt gebruiken
1.3.2 Hoe?
Kwalitatief onderzoek
= onderzoek dat niet met cijfers te maken heeft. Dingen analyseren. Mensen bevragen-> een gesprek
voeren
bv. interviews, historische documenten
Kwantitatief onderzoek
- Experimenteel onderzoek → Sterkte: interne validiteit
➔ Als het goed is uitgevoerd!
➔ iets manipuleren in een onderzoek
Mensen zijn willekeurig gekozen
Bv: Wat is de impact van slaaptekort op concentratie
en het maken van fouten?
Onafhankelijke variabele: hoeveelheid slaap(tekort)
4