BE: D2 H1 Consument en vraag
Doel economische wetenschap
Algemeen principe:
Behoeften Middelen
Keuzeprobleem
= economisch principe
Prijs hangt vaak af van hoe schaars een product is
Behoeften eigen waarde en normen (maar kunnen wegvallen/beïnvloeden door
omgeving/groepsdruk) + religie + sociale klasse + leeftijd + trends
Aanbod verandert tegenwoordig ook kleinere appartementen de maatschappij speelt hierop in (Bv.
Vroeger niet vanzelfsprekend om alleen te wonen)
Preferenties
Subjectief
o Sociologische factoren
‘Tegen 2060 is de helft van de Belgen single. Ter vergelijking: in 2016 ging het nog maar een
op de drie huishoudens.’
De Standaard, 7/3/17
o Psychologische factoren
Tijdsgebonden
Behoeftes zijn tijdsgebonden nu als familiedag (Bv. Vr-gaming dag)
Bv. Wij speelde vroeger spelletjes op 9-10j, nu praten ze over hoe je een tiktok maakt
Bv. Alles streaming (spotify/netflix) en geen DVD’s en CD’s + later waarschijnlijk geen tv aansluiting,
maar kijken via laptop/ipad/...
Eerste wet van Gossen
Q(stijgt) TN (stijgt)
Q = quantity/hoeveelheid
TN = totaal nut
MN = marginaal nut => bijkomend nut
Delta (Δ)= wijziging/verandering
=ΔTN/ΔQ
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 1 van 35
,Budgetrechte Goed Y
Inkomen & prijzen
Betekenis & wijziging
Nominaal & reëel inkomen
Papier voorbeeld !!!
kan er altijd anders uitzien
goed X
Prijsvraagcurve Px
Individuele vraag
o Betekenis
o Wijziging
Collectieve vraag
Qx
Elasticiteit vraag
3 soorten elasticiteiten:
De elasticiteit drukt de gevoeligheid van de vraag (reactie in gevraagde hoeveelheid) uit bij
Prijselasticiteit
Prijswijziging van het goed zelf
% Qx / % Px
o ≤0
o Mogelijkheden:
Prijselastisch
Prijsinelastisch
Volkomen prijselastisch
Volkomen prijsinelastisch
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 600
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -400
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -40% Ep = -40%/+20% = -2
Ep = % Qx / % Px
steeds ≤ 0
ΙEpΙ > 1 prijselastische vraag
Ep = -2 wil zeggen dat de consument dubbel zo fel reageert op een prijswijziging. Teller is dan immers
twee keer zo ‘groot’ dan de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10% beloond worden met
een hoeveelheidsstijging van 20%.
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 2 van 35
, Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 900
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -100
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -10% Ep = -10%/+20% = -0,5
ΙEpΙ < 1 prijsinelastische vraag
Oorzaken voor prijsongevoeligheid:
Klein aandeel in budget
Levensnoodzakelijke producten
Geen alternatieven
Ep = -0,5 wil zeggen dat de consument maar half zo fel reageert op een prijswijziging. Teller is dan immers
twee keer kleiner dan de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10% slechts ‘beloond’ worden
met een hoeveelheidsstijging van 5%.
Een consument zal minder reageren op een prijswijziging indien het een ‘belangrijk’ product betreft en/of
goedkoop is en/of geen alternatieven voor bestaan.
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 800
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -200
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -20% Ep = -20%/+20% = -1
ΙEpΙ = 1 unitair prijselastische vraag
Ep = -1 wil zeggen dat de consument een prijswijziging laat gepaard gaan met een even grote
hoeveelheidswijzing. Teller is dan even groot als de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10%
‘beloond’ worden met een hoeveelheidsstijging van 10%.
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 1000
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = 0
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -0% Ep = -0%/+20% = 0
Ep = 0 volkomen prijsinelastische vraag
Ep = 0 wil zeggen dat de consument niet reageert op een prijswijziging. Hij blijft steeds dezelfde
hoeveelheid consumeren. Dit is onder meer het geval bij medicijnen.
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 3 van 35
, Indien prijzen niet kunnen wijzigen (consument ‘accepteert’ geen andere prijs)
∆ P in % = 0%
Ep = ∆ Q in % / 0% = ∞ volkomen prijselastische vraag
Een prijswijziging heeft een oneindig grote impact op de vraag. Hierdoor kan men stellen dat er geen
andere prijs geaccepteerd wordt.
Kruiselingse elasticiteit
Prijswijziging van een ander verwant goed
% Qy / % Px
We kijken dus naar in welke mate de consument meer of minder consumeert van een goed Y omdat een
ander goed X duurder of goedkoper is geworden. We kruisen dus de hoeveelheid van goed Y met de prijs
van goed X.
o Mogelijkheden:
Complementaire goederen
Substitutiegoederen
Onafhankelijke goederen
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 4 van 35
Doel economische wetenschap
Algemeen principe:
Behoeften Middelen
Keuzeprobleem
= economisch principe
Prijs hangt vaak af van hoe schaars een product is
Behoeften eigen waarde en normen (maar kunnen wegvallen/beïnvloeden door
omgeving/groepsdruk) + religie + sociale klasse + leeftijd + trends
Aanbod verandert tegenwoordig ook kleinere appartementen de maatschappij speelt hierop in (Bv.
Vroeger niet vanzelfsprekend om alleen te wonen)
Preferenties
Subjectief
o Sociologische factoren
‘Tegen 2060 is de helft van de Belgen single. Ter vergelijking: in 2016 ging het nog maar een
op de drie huishoudens.’
De Standaard, 7/3/17
o Psychologische factoren
Tijdsgebonden
Behoeftes zijn tijdsgebonden nu als familiedag (Bv. Vr-gaming dag)
Bv. Wij speelde vroeger spelletjes op 9-10j, nu praten ze over hoe je een tiktok maakt
Bv. Alles streaming (spotify/netflix) en geen DVD’s en CD’s + later waarschijnlijk geen tv aansluiting,
maar kijken via laptop/ipad/...
Eerste wet van Gossen
Q(stijgt) TN (stijgt)
Q = quantity/hoeveelheid
TN = totaal nut
MN = marginaal nut => bijkomend nut
Delta (Δ)= wijziging/verandering
=ΔTN/ΔQ
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 1 van 35
,Budgetrechte Goed Y
Inkomen & prijzen
Betekenis & wijziging
Nominaal & reëel inkomen
Papier voorbeeld !!!
kan er altijd anders uitzien
goed X
Prijsvraagcurve Px
Individuele vraag
o Betekenis
o Wijziging
Collectieve vraag
Qx
Elasticiteit vraag
3 soorten elasticiteiten:
De elasticiteit drukt de gevoeligheid van de vraag (reactie in gevraagde hoeveelheid) uit bij
Prijselasticiteit
Prijswijziging van het goed zelf
% Qx / % Px
o ≤0
o Mogelijkheden:
Prijselastisch
Prijsinelastisch
Volkomen prijselastisch
Volkomen prijsinelastisch
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 600
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -400
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -40% Ep = -40%/+20% = -2
Ep = % Qx / % Px
steeds ≤ 0
ΙEpΙ > 1 prijselastische vraag
Ep = -2 wil zeggen dat de consument dubbel zo fel reageert op een prijswijziging. Teller is dan immers
twee keer zo ‘groot’ dan de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10% beloond worden met
een hoeveelheidsstijging van 20%.
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 2 van 35
, Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 900
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -100
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -10% Ep = -10%/+20% = -0,5
ΙEpΙ < 1 prijsinelastische vraag
Oorzaken voor prijsongevoeligheid:
Klein aandeel in budget
Levensnoodzakelijke producten
Geen alternatieven
Ep = -0,5 wil zeggen dat de consument maar half zo fel reageert op een prijswijziging. Teller is dan immers
twee keer kleiner dan de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10% slechts ‘beloond’ worden
met een hoeveelheidsstijging van 5%.
Een consument zal minder reageren op een prijswijziging indien het een ‘belangrijk’ product betreft en/of
goedkoop is en/of geen alternatieven voor bestaan.
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 800
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = -200
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -20% Ep = -20%/+20% = -1
ΙEpΙ = 1 unitair prijselastische vraag
Ep = -1 wil zeggen dat de consument een prijswijziging laat gepaard gaan met een even grote
hoeveelheidswijzing. Teller is dan even groot als de noemer. Zo zal bijvoorbeeld een prijsdaling met 10%
‘beloond’ worden met een hoeveelheidsstijging van 10%.
Prijswijziging Hoeveelheidswijziging Prijselasticiteit
P0 = 10 Q0 = 1000
P1 = 12 Q1 = 1000
∆ P in € = +2 ∆ Q in eenheden = 0
∆ P in % = +20% ∆ Q in % = -0% Ep = -0%/+20% = 0
Ep = 0 volkomen prijsinelastische vraag
Ep = 0 wil zeggen dat de consument niet reageert op een prijswijziging. Hij blijft steeds dezelfde
hoeveelheid consumeren. Dit is onder meer het geval bij medicijnen.
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 3 van 35
, Indien prijzen niet kunnen wijzigen (consument ‘accepteert’ geen andere prijs)
∆ P in % = 0%
Ep = ∆ Q in % / 0% = ∞ volkomen prijselastische vraag
Een prijswijziging heeft een oneindig grote impact op de vraag. Hierdoor kan men stellen dat er geen
andere prijs geaccepteerd wordt.
Kruiselingse elasticiteit
Prijswijziging van een ander verwant goed
% Qy / % Px
We kijken dus naar in welke mate de consument meer of minder consumeert van een goed Y omdat een
ander goed X duurder of goedkoper is geworden. We kruisen dus de hoeveelheid van goed Y met de prijs
van goed X.
o Mogelijkheden:
Complementaire goederen
Substitutiegoederen
Onafhankelijke goederen
Business Economics - Economie D2 H1 Consument en vraag Pagina 4 van 35