H12 Inkomensverdeling
We hebben twee soorten inkomens. Actieve inkomens, mensen die werken en daar een beloning
voor krijgen en inactieve inkomens, mensen met een uitkering. Daarnaast maken we onderscheid in
bruto en besteedbare inkomens. Bruto-inkomens bestaan zijn zonder premies en belastingheffing,
waarbij je besteedbare inkomens de premies en belastingheffing af is getrokken. De besteedbare
inkomens valt onder de secundaire inkomensverdeling. De primaire inkomensverdeling valt onder
de bruto-inkomens, rente en winst horen hier ook bij. Dan als laatste hebben we ook nog de tertiaire
inkomensverdeling, hierbij geeft de overheid subsidies, btw en accijnzen.
Het brutohuishoudensinkomen bestaat uit inkomensbestanddelen zoals, inkomens uit arbeid,
uitkeringsinkomen en inkomens uit vermogen. Door de inkomensverdeling te verdelen met het aantal
personen in een huishouden krijg je het gestandaardiseerd inkomen.
De lorenzcurve geeft de inkomensverdeling weer. Op de horizontale as staan de huishoudens in
procenten en op de verticale as de inkomens in procenten.
De verschillen in loon hebben deels te maken met de arbeidsproductiviteit. Ook speelt de schaarste
verschillen op de arbeidsmarkt een grote rol. Schaarse mensen dragen flink aan bij het productie
proces, waardoor ze een beloning krijgen. Ook hebben de verschillen te maken met
opleidingsniveau, leeftijd, macht en discriminatie.
De overheid heeft een herverdelende taak, zij moet zorgen dat de inkomens gelijk blijven dmv
heffingen met belastingen en premies.
De sociale uitgaven van de overheid bestaan uit grote bedragen. De belastingen en sociale premies
moeten weer herverdeeld worden voor uitkeringen. Denk aan pensioenuitkeringen. Hier spreekt men
van een omslagstelsel (zodra de inkomsten nodig zijn, heft de overheid premies op de werkenden).
Bij een kapitaaldekkingsstelsel is de uitkering afhankelijk van het aantal dienstjaren, het verdiende
salaris en gedeeltelijk rendement van pensioenfondsen. Meer landen stappen over van een
omslagstelsel naar een kapitaaldekkingsstelsel. Dit zorgt voor vermindering solidariteit van actieven
en inactieven.
Ook hebben mensen een individueel stelsel waarbij mensen zelf kunnen sparen voor hun toekomst.
Dit is niet verplicht.
Oplossingen voor de vergrijzing:
- Verlagen pensioenen
- Verhogen pensioensgerechtige leefijd
Een grote post voor de overheid is de gezondheidszorg.
De verhouding van de inactieven en de actieven is een belangrijke maatstaf voor het beoordelen van
het sociale systeem in een land. Dit noem je ook wel de I/A-ratio. Dit is wel voor een deel
demografisch bepaald, want de AOW valt ook onder de inactieven inkomens.
+I/A-ratio = weinig actieve inkomens moeten inactieve inkomens opbrengen.
Veel uitkeringen zijn geregeld via het netto-netto-koppeling. Dit betekent dat de netto-uitkering een
vast percentage van de nettominimumloon bedraagt. Men kent verschillen tussen de sociale
verzekeringen (volksverzekeringen en werknemersverzekeringen) en de sociale voorzieningen. Bij
een werknemersverzekering spreekt men van een equivalentiebeginsel (premies en uitkeringen
staan gelijk met het verdiende loon). Hiervoor bestaat dus geen vermogens- of inkomenstoets. Bij
We hebben twee soorten inkomens. Actieve inkomens, mensen die werken en daar een beloning
voor krijgen en inactieve inkomens, mensen met een uitkering. Daarnaast maken we onderscheid in
bruto en besteedbare inkomens. Bruto-inkomens bestaan zijn zonder premies en belastingheffing,
waarbij je besteedbare inkomens de premies en belastingheffing af is getrokken. De besteedbare
inkomens valt onder de secundaire inkomensverdeling. De primaire inkomensverdeling valt onder
de bruto-inkomens, rente en winst horen hier ook bij. Dan als laatste hebben we ook nog de tertiaire
inkomensverdeling, hierbij geeft de overheid subsidies, btw en accijnzen.
Het brutohuishoudensinkomen bestaat uit inkomensbestanddelen zoals, inkomens uit arbeid,
uitkeringsinkomen en inkomens uit vermogen. Door de inkomensverdeling te verdelen met het aantal
personen in een huishouden krijg je het gestandaardiseerd inkomen.
De lorenzcurve geeft de inkomensverdeling weer. Op de horizontale as staan de huishoudens in
procenten en op de verticale as de inkomens in procenten.
De verschillen in loon hebben deels te maken met de arbeidsproductiviteit. Ook speelt de schaarste
verschillen op de arbeidsmarkt een grote rol. Schaarse mensen dragen flink aan bij het productie
proces, waardoor ze een beloning krijgen. Ook hebben de verschillen te maken met
opleidingsniveau, leeftijd, macht en discriminatie.
De overheid heeft een herverdelende taak, zij moet zorgen dat de inkomens gelijk blijven dmv
heffingen met belastingen en premies.
De sociale uitgaven van de overheid bestaan uit grote bedragen. De belastingen en sociale premies
moeten weer herverdeeld worden voor uitkeringen. Denk aan pensioenuitkeringen. Hier spreekt men
van een omslagstelsel (zodra de inkomsten nodig zijn, heft de overheid premies op de werkenden).
Bij een kapitaaldekkingsstelsel is de uitkering afhankelijk van het aantal dienstjaren, het verdiende
salaris en gedeeltelijk rendement van pensioenfondsen. Meer landen stappen over van een
omslagstelsel naar een kapitaaldekkingsstelsel. Dit zorgt voor vermindering solidariteit van actieven
en inactieven.
Ook hebben mensen een individueel stelsel waarbij mensen zelf kunnen sparen voor hun toekomst.
Dit is niet verplicht.
Oplossingen voor de vergrijzing:
- Verlagen pensioenen
- Verhogen pensioensgerechtige leefijd
Een grote post voor de overheid is de gezondheidszorg.
De verhouding van de inactieven en de actieven is een belangrijke maatstaf voor het beoordelen van
het sociale systeem in een land. Dit noem je ook wel de I/A-ratio. Dit is wel voor een deel
demografisch bepaald, want de AOW valt ook onder de inactieven inkomens.
+I/A-ratio = weinig actieve inkomens moeten inactieve inkomens opbrengen.
Veel uitkeringen zijn geregeld via het netto-netto-koppeling. Dit betekent dat de netto-uitkering een
vast percentage van de nettominimumloon bedraagt. Men kent verschillen tussen de sociale
verzekeringen (volksverzekeringen en werknemersverzekeringen) en de sociale voorzieningen. Bij
een werknemersverzekering spreekt men van een equivalentiebeginsel (premies en uitkeringen
staan gelijk met het verdiende loon). Hiervoor bestaat dus geen vermogens- of inkomenstoets. Bij