7.4 De rechtsstaat en de burgerlijke samenleving
7.4.1 De moderne rechtsstaat
Twee belangrijke aspecten van de moderne samenleving zijn de rechtsstaat en de
burgerlijke samenleving. Beide nodig om de status van de moderne burger tot uitdrukking te
brengen, die zelfstandig, mondig en vrij is. Een uitgangspunt van Kant en Hegel. Volgens Kant
zijn we in de moderne rechtsstaat ‘vrij als mens, gelijk als onderdaan en zelfstandig als
burger’. Iedereen heeft rechten die dit mogelijk maken, die de staat moet respecteren. Dit
kan alleen in een rechtsstaat waar de overheid zich ook aan de wet moet houden en hier
niet boven staat.
Een belangrijk aspect van de rechtsstaat is de machtenscheiding, de uitvoerende,
wetgevende en rechterlijke macht zijn van elkaar gescheiden. Waardoor niemand echt de
baas is. Dit is noodzakelijk om autoritair en totalitair gezag tegen te gaan. Autoritair gezag
duldt geen tegenspraak. En bij totalitair gezag wordt iedereen gedwongen om te voldoen
aan een ideaalbeeld.
Ook is er de burgerlijke samenleving (civil society, maatschappelijk middenveld). Een soort
buffer tussen de staat en de individuele mens. We zijn niet meer afhankelijk van één van die
twee, maar ontwikkelen zelf praktijken, gewoonten en instituties (organisaties zoals
Greenpeace). We zijn zo geëmancipeerd dat we niet meer hoeven terug te vallen op de
staat, familie of religie.
Wij doen dit door vrij goederen of gedachten uit te wisselen. We hoeven niet te verklaren
waarom we iets willen op de vrije markt.
7.4.2 Openbaarheid en vrijheid van meningsuiting van Montesquieu tot Hegel
Openbaarheid houdt in dat burgers informatie en meningen uit kunnen wisselen, zonder
goedkeuring van politiek of religieus gezag. Officiële censuur bestaat niet meer. Burgers
kunnen nu zelfs bestrijden dat overheden bepaalde kwesties geheimhouden, door beroep te
doen op de Wet openbaarheid van bestuur. Het vormt dus zelfs een tegenmacht tegen
officiële autoriteiten. Publieke opinie en media zijn tegenwoordig machtige fenomenen waar
politici graag hun woordje doen.
Enerzijds is de moderne burger te zien als bourgeois, een vrije en zelfstandige speler op de
vrije markt. En anderzijds is die te zien als citoyen, een mondige onderdaan met politieke
rechten. Beide aspecten gaan samen in de openbaarheid, de kosten hiervan worden
namelijk zelf op vrijwillige basis door de burger gekozen. De kosten van de openbaarheid zijn
dingen zoals het maken van een televisieprogramma. Vroeger betaalde de burger zelf door
de krant te kopen, maar tegenwoordig is de financiering veel indirecter. …
De vrije markt brengt niet altijd openbaarheid met zich mee, zoals bijvoorbeeld in China.
Het idee van de rechtsstaat wordt eerst al gevonden bij Montesquieu, daarna bij Kant en
daarna bij Hegel. Jürgen Habermans zette als eerst het idee van de openbaarheid uiteen.
Hij illustreerde het ontstaan van de openbaarheid met een voorbeeld over het theater.
Vroeger ging alleen de adel naar het theater om de voorstelling te bekijken. Later gingen
steeds meer gewone burgers naar het theater en ontmoette en gingen in gesprek met elkaar
in de foyer. Een sfeer van openbaarheid vormde zich. Openbaarheid is een belangrijke
sociale voorwaarde van vrijheid van meningsuiting, die ook door de rechtsstaat wordt
beschermd.