Les 1 Gedragsdeterminanten................................................................................................................................................................2
1.1 Persoonlijke determinanten........................................................................................................................................................2
1.1.1 Gedragsintentie....................................................................................................................................................................2
1.1.2 Attitude.................................................................................................................................................................................3
1.1.3 Subjectieve norm.................................................................................................................................................................4
1.1.4 Eigen-effectiviteitsverwachting............................................................................................................................................4
1.1.5 Geanticipeerde spijt.............................................................................................................................................................5
1.1.6 Risico-inschatting..................................................................................................................................................................5
1.1.7 Kennis...................................................................................................................................................................................5
1.1.8 Bewustzijn............................................................................................................................................................................6
1.1.9 Persoonlijkheid.....................................................................................................................................................................7
Les 2 Theorieën.....................................................................................................................................................................................9
2.1 Sociaal-cognitieve theorie...........................................................................................................................................................9
2.1.1 Eigen-effecriviteitsverwachting..........................................................................................................................................10
2.2 Health belief model...................................................................................................................................................................11
2.2.1 Model.................................................................................................................................................................................12
2.3 Het beredeneerd gedrag model................................................................................................................................................14
2.4 Overzicht...................................................................................................................................................................................16
les 3 Gedragsveranderingsmethodieken............................................................................................................................................16
3.1 Algemene methodieken............................................................................................................................................................16
3.1.1 Succesvol communiceren...................................................................................................................................................16
3.1.2 Voorlichting-op-maat.........................................................................................................................................................17
3.1.3 Feedback en bekrachtiging................................................................................................................................................17
3.2 Specifieke methodieken............................................................................................................................................................18
3.2.1 Kennis.................................................................................................................................................................................18
3.2.2 Risico-inschatting...............................................................................................................................................................18
3.2.3 Attitudes.............................................................................................................................................................................20
3.2.4 Sociale invloed....................................................................................................................................................................22
3.2.5 Eigen-effectiviteitsverwachting..........................................................................................................................................23
1
,LES 1 GEDRAGSDETERMINANTEN
UITGANGSPUNTEN
Om gedrag te veranderen moet je eerst weten waarom het gedrag gesteld wordt.
- Welke factoren bepalen mee het gedrag? determinanten
Voorbeeld:
Iemand stort afval in een gracht: WAAROM?
- Vindt milieubewust leven niet belangrijk?
- Heeft geen oog op de risico’s of gevolgen?
- Weet niet waar het wel gedeponeerd kan worden?
Steeds een zoektocht naar de belangrijkste determinanten.
In de praktijk:
1) Lijst genereren van mogelijke determinanten die een rol spelen
2) Afwegen op basis van:
- Belangrijkheid: het sterkst gelinkt aan het gedrag
- Veranderbaarheid: hoe eenvoudig is het te beïnvloeden
o Inzicht vormt basis voor het ontwikkelen van een interventie/programma
- Vb persoonlijkheid is moeilijker om te beïnvloeden dan kennis
Welke zaken spelen een rol?
Persoonlijke determinanten Omgevingsdeterminanten
- Gedragsintentie - Fysieke omgeving
- Attitude - Sociale omgeving
- Subjectieve norm - Economische omgeving
- Eigen-effectiviteitsverwachting - Politieke omgeving
- Geanticipeerde spijt
- Risico-inschatting
- Kennis en bewustzijn
- Persoonlijkheidskenmerken
1.1 PERSOONLIJKE DETERMINANTEN
1.1.1 GEDRAGSINTENTIE
= de mate waarin iemand van plan is om een bepaald gedrag uit te voeren
- “Ik ga stoppen met roken”
- “Ik blijf dagelijks voldoende groenten eten”
Beïnvloed door: Intentie hangt sterk af van andere determinanten:
- “Ik vind roken niet goed voor mij” attitude
- “Mijn vriend(in) apprecieert niet dat ik rook” sociale invloed
- “De prijs van sigaretten is enorm gestegen” omgeving
- “Het lukt me gewoon niet om te stoppen...” (Ik wil wel, maar ben niet sterk genoeg ) eigen-effectiviteitsverwachting
2
, Pas wanneer voldoende determinanten hier positief aan gerelateerd zijn, zal de intentie veranderen
Positieve gedragsintentie is belangrijke voorwaarde voor gedragsverandering, maar is geen garantie voor succes:
Voorbeelden:
- Goede voornemens die niet gelukt zijn
- “Ik was van plan een condoom te gebruiken, maar op het moment zelf hadden we beiden geen bij de hand...”
o Barrières
- “Ik wil wel dagelijks een half uur bewegen maar het is gewoon niet vol te houden.”
o Eigen-effectiviteitsverwachting
1.1.2 ATTITUDE
= De houding van mensen ten aanzien van een specifiek onderwerp of gedrag
- Redelijk stabiel
- Geven mee richting aan gedrag, maar niet gelijk aan gedrag
o “Dagelijks dertig minuten bewegen vind ik waardevol” maar dit uiteindelijk niet doen vanwege tijdsgebrek
- Gevormd op basis van eerdere leerervaringen
Belangrijk bij het verzamelen van informatie van onze doelgroep
- Totaaloordeel: “Roken is niet goed”
o In welke mate is de doelgroep het hiermee eens?
- Onderverdelen van opvattingen:
o Cognitief: Hoe denkt men erover? beweging is goed voor je hart
o Affectief: Hoe voelt men zich erover? bewegen is plezant
o Gedrag: Wat doet men errond? ik ga vaak sporten
Uitkomstverwachtingen: opvattingen over welke gevolgen een specifiek gedrag heeft
- Vaak in de vorm van voor- en nadelen
o “Roken is gezellig”, “een condoom gebruiken is veilig”
o “Roken is vies voor anderen”, “een condoom vermindert het plezier”
- Vaak onderscheid tussen voor- en nadelen op korte termijn en op lange termijn:
- Voorbeeld: Rokende pubers
o Weten dat roken slecht is voor gezondheid, maar zien dit nadeel vaak als iets op lange termijn
“Kanker of een hartinfarct dat is iets voor oude mensen, dat speelt pas over meer dan dertig jaar.”
o Vaak zijn dan de voordelen op korte termijn belangrijker
“Roken is stoer”, “roken voelt prettig/ontspannend”
Belangrijk want: Bij veel gezondheidsgedrag spelen de gezondheidsvoordelen pas op langere termijn een rol, en worden de
nadelen ervaren op korte termijn...
- Houding aan de computer, bewegen, voeding, ...
Voorbeeld:
- Deelnemen aan onderzoek screening borstkanker:
o Voordelen op lange termijn:
Kan mogelijks je leven redden
o Nadelen op korte termijn:
Onaangenaam, soms pijnlijk
Levert stress op (“Wat als ze iets vinden?”)
Kost tijd
3