SPORTFYSIOLOGIE
H1: inleiding
Sportfysiologie = wetenschap die de eigenschappen van levende materie (menselijk lichaam)
bestudeert .
A. DE CEL EN HAAR BESTANDDELEN
Cel:
o Kleinste levende eenheid
o Kan zichzelf handhaven onafhankelijk van omgeving
o Cel vormt bouwsteen van elk organisme
Eencellige organismen: bacterie
Meercellige organismen: mens, dier, plant
Celdifferentiatie:
Fysiologisch proces waarbij cellen zich specialiseren in een bepaalde functie → gedifferentieerd
Gedifferentieerde cellen zijn afhankelijk van elkaar.
Cellen kunnen variëren in grootte, vorm, functie, …
Bestanddelen van de cel:
Prokaryoten: geen celkern, DNA ligt los in de cel
→ bacteriën
Eukaryoten: celstructuren omgeven door membraan
→ menselijke lichaamscellen
Bestanddelen:
o Celmembraan
o Celkern
o Cytoplasma met hierin celorganellen
Celmembraan:
Bestaat uit dubbele laag fosfolipiden (vetten) + membraaneiwitten
• Onderscheidt intra -en extracellulaire ruimte van de cel
→ indien niet dan sterft de cel af
Dubbele laag fosfolipiden
→ hydrofobe staart (bang van water)
→ hydrofiele kop (houdt van water)
Membraaneiwitten
Carrier protein → nodig om stoffen van binnen naar buitenkant te brengen en andersom (transport)
Stof gaat binding aan met carier protein, geeft signaal dat stoffen door mogen
,Nucleus (celkern):
• Erfelijke informatie van de cel
• Belangrijk bij groei
• 1 kern/cel, RBC geen, spiercel meerdere
Cytoplasma:
• Geleiachtige massa
• Organellen bevinden zich hier
Mitochondrium:
• Energiecentrale van de cel
• Mitochondria meervoud
Endoplasmatisch reticulum (ER):
• Eiwitproductie
Golgi-apparaat:
• Opslag van stoffen die in ER werden aangemaakt
• Voorraadschuur van ER-fabriek
Lysosomen:
• Soort stofzuiger, houdt de cel zuiver
• Stoffen afbreken die in mitochondrium gebruikt worden
Vacuole:
• Opslagruimtes voor de cel voor vocht en voedingsstoffen
B. HOMEOSTASE
WAAR?
intracellulair vocht (60%)
(vocht in de cel)
Intravasculair vocht (5%)
(vocht in de bloedvaten)
Interstitieel vocht (30%)
(vocht in inwendig milieu / vocht tussen de cellen)
Extracellulair vocht = intravasculair vocht + interstitieel vocht
,WAT?
Interstitieel vocht dient voortdurend constant gehouden te worden om de homeostase te behouden.
= evenwicht binnen het intern milieu behouden, ook wanneer deze verandert (zuurtegraad,
temperatuur, …)
Bv: bij zware inspanning het melkzuur afvoeren
C. MEMBRAANTRANSPORT
= aanvoer van brandstoffen en afvoer van afbraakproducten → noodzakelijk voor energievoorziening
en homeostase
→ transport van brandstoffen en afbraakproducten doorheen celmembraan
→ verhoogd tijdens inspanning
2 soorten membraantransport:
o vrij door membraan
CO2, O2, vetachtige stoffen, oplosbare moleculen
o via transporteiwit
Grotere stoffen moeten via carrier protein door membraan getransporteerd worden
• Passief transport
o hoge concentratie buiten cel → lage concentratie in cel
o doorheen membraan of via carrier protein wanneer stof te groot is
o vraagt geen energie!
o Transport stopt als concentratie in cel = concentratie buiten cel
• Actief transport
o Van lage naar hoge concentratie
o Vraagt energie!
Bloed-hersenbarrière:
Beschermt hersenen/ruggenmerg tegen giftige stoffen
Alcohol, cocaïne, heroïne, … kunnen er direct door
, D. WEEFSELS – ORGAAN – ORGAANSTELSEL
WEEFSEL
Groep cellen met gelijke vorm en functie
(zenuwweefsel, bindweefsel)
ORGAAN
Verschillende weefsels die één functie vervullen
(bloedvat → fungeren als 1 orgaan)
ORGAANSTELSEL
Samenwerking tussen verschillende organen om een levensfunctie te vervullen
(circulatie, ademhalingsstelsel)
4 soorten weefsels:
o Epitheelweefsel (bedekking van andere structuren)
o Steunweefsel (steun en stevigheid geven aan andere weefsels)
o Spierweefsel (samentrekking)
o Zenuwweefsel (doorgeven van prikkels)
H2: ENERGIEVOORZIENING
2.1: CELMETABOLISME
= geheel aan biochemische processen in het cytoplasma van de cel(stofwisselingsprocessen)
→ alle reacties die zorgen voor opbouw, instandhouding en afbraak van cellen, weefsels
→ alle reacties die energie leveren
Celmetabolisme
ANABOLE PROCESSEN KATABOLE PROCESSEN
aanmaak van stoffen / afbraak van stoffen of cellen
celonderdelen / cellen
KOST ENERGIE LEVERT ENERGIE OP
H1: inleiding
Sportfysiologie = wetenschap die de eigenschappen van levende materie (menselijk lichaam)
bestudeert .
A. DE CEL EN HAAR BESTANDDELEN
Cel:
o Kleinste levende eenheid
o Kan zichzelf handhaven onafhankelijk van omgeving
o Cel vormt bouwsteen van elk organisme
Eencellige organismen: bacterie
Meercellige organismen: mens, dier, plant
Celdifferentiatie:
Fysiologisch proces waarbij cellen zich specialiseren in een bepaalde functie → gedifferentieerd
Gedifferentieerde cellen zijn afhankelijk van elkaar.
Cellen kunnen variëren in grootte, vorm, functie, …
Bestanddelen van de cel:
Prokaryoten: geen celkern, DNA ligt los in de cel
→ bacteriën
Eukaryoten: celstructuren omgeven door membraan
→ menselijke lichaamscellen
Bestanddelen:
o Celmembraan
o Celkern
o Cytoplasma met hierin celorganellen
Celmembraan:
Bestaat uit dubbele laag fosfolipiden (vetten) + membraaneiwitten
• Onderscheidt intra -en extracellulaire ruimte van de cel
→ indien niet dan sterft de cel af
Dubbele laag fosfolipiden
→ hydrofobe staart (bang van water)
→ hydrofiele kop (houdt van water)
Membraaneiwitten
Carrier protein → nodig om stoffen van binnen naar buitenkant te brengen en andersom (transport)
Stof gaat binding aan met carier protein, geeft signaal dat stoffen door mogen
,Nucleus (celkern):
• Erfelijke informatie van de cel
• Belangrijk bij groei
• 1 kern/cel, RBC geen, spiercel meerdere
Cytoplasma:
• Geleiachtige massa
• Organellen bevinden zich hier
Mitochondrium:
• Energiecentrale van de cel
• Mitochondria meervoud
Endoplasmatisch reticulum (ER):
• Eiwitproductie
Golgi-apparaat:
• Opslag van stoffen die in ER werden aangemaakt
• Voorraadschuur van ER-fabriek
Lysosomen:
• Soort stofzuiger, houdt de cel zuiver
• Stoffen afbreken die in mitochondrium gebruikt worden
Vacuole:
• Opslagruimtes voor de cel voor vocht en voedingsstoffen
B. HOMEOSTASE
WAAR?
intracellulair vocht (60%)
(vocht in de cel)
Intravasculair vocht (5%)
(vocht in de bloedvaten)
Interstitieel vocht (30%)
(vocht in inwendig milieu / vocht tussen de cellen)
Extracellulair vocht = intravasculair vocht + interstitieel vocht
,WAT?
Interstitieel vocht dient voortdurend constant gehouden te worden om de homeostase te behouden.
= evenwicht binnen het intern milieu behouden, ook wanneer deze verandert (zuurtegraad,
temperatuur, …)
Bv: bij zware inspanning het melkzuur afvoeren
C. MEMBRAANTRANSPORT
= aanvoer van brandstoffen en afvoer van afbraakproducten → noodzakelijk voor energievoorziening
en homeostase
→ transport van brandstoffen en afbraakproducten doorheen celmembraan
→ verhoogd tijdens inspanning
2 soorten membraantransport:
o vrij door membraan
CO2, O2, vetachtige stoffen, oplosbare moleculen
o via transporteiwit
Grotere stoffen moeten via carrier protein door membraan getransporteerd worden
• Passief transport
o hoge concentratie buiten cel → lage concentratie in cel
o doorheen membraan of via carrier protein wanneer stof te groot is
o vraagt geen energie!
o Transport stopt als concentratie in cel = concentratie buiten cel
• Actief transport
o Van lage naar hoge concentratie
o Vraagt energie!
Bloed-hersenbarrière:
Beschermt hersenen/ruggenmerg tegen giftige stoffen
Alcohol, cocaïne, heroïne, … kunnen er direct door
, D. WEEFSELS – ORGAAN – ORGAANSTELSEL
WEEFSEL
Groep cellen met gelijke vorm en functie
(zenuwweefsel, bindweefsel)
ORGAAN
Verschillende weefsels die één functie vervullen
(bloedvat → fungeren als 1 orgaan)
ORGAANSTELSEL
Samenwerking tussen verschillende organen om een levensfunctie te vervullen
(circulatie, ademhalingsstelsel)
4 soorten weefsels:
o Epitheelweefsel (bedekking van andere structuren)
o Steunweefsel (steun en stevigheid geven aan andere weefsels)
o Spierweefsel (samentrekking)
o Zenuwweefsel (doorgeven van prikkels)
H2: ENERGIEVOORZIENING
2.1: CELMETABOLISME
= geheel aan biochemische processen in het cytoplasma van de cel(stofwisselingsprocessen)
→ alle reacties die zorgen voor opbouw, instandhouding en afbraak van cellen, weefsels
→ alle reacties die energie leveren
Celmetabolisme
ANABOLE PROCESSEN KATABOLE PROCESSEN
aanmaak van stoffen / afbraak van stoffen of cellen
celonderdelen / cellen
KOST ENERGIE LEVERT ENERGIE OP