Statistiek
Visualiseren van data
De populatie en de steekproef
Steekproef -> afspiegeling van de populatie
- Moet representatief zijn
o Aselecte steekproef
▪ Mensen selecteren op willekeurige wijze en per toeval
Het IAT experiment
=Impliciete associatie test
- Gebruik gevoelsthermometer
o Aangeven hoe warm of koud ze zich voelen tegenover iets
Congruent = overeenstemmend
Incongruent = niet overeenstemmend
De data
- Nominaal
o Identificatie zonder dat ze een hoeveelheid aanduiden
- Ordinaal
o Waarden duiden een volgorde aan
- Ratio
o Er is een 0-waarde : absoluut nulpunt
- Intervalschaal
o Verschillen tussen waarden hebben een betekenis, maar er is geen absoluut nulpunt
- Continue variabelen
o Kunnen tussenwaarden aannemen
- Discrete variabelen
o Steeds twee waarden waar geen derde waarde kan tussen liggen, eindig aantal
Cirkeldiagram
- Absolute frequenties
o Het aantal keer dat een waarde
voorkomt in de steekproef
- Absolute frequentieverdeling
o Een tabel met twee rijen waar de 1e rij
de mogelijke waarden van X weergeeft
en de 2e rij de overeenkomstige
absolute frequenties
- Relatieve frequenties
o De absolute frequenties gedeeld door
de steekproefgrootte
- Steekproefgrootte (n)
o Gelijk aan het aantal elementen in de steekproef
- Verdeling van een variabele
, o Het geheel van mogelijke waarden
Staafdiagram
- Gebruikt bij nominale of ordinale meetniveaus
- Op basis van absolute frequenties
Histogram
- Groeperen van data
- De klassenbreedtes van de intervallen }a,b} zijn
gelijk
- Klassenbreedtes
o Ondergrens bovengrens
- Gegroepeerde frequentieverdeling
o Een tabel met twee kolommen waar de eerste kolom de klassen van X weergeeft en
de tweede de overeenkomstige frequenties
- Bij een histogram raken de rechthoeken elkaar en kunnen de breedtes van de rechthoeken
verschillen
o Klassenbreedte x hoogte = relatieve frequentie
- Voor interval en ratioschaal variabelen
Verdeling van histogrammen
, Cumulatieve frequentiecurve
Ongegroepeerde data
- Cumulatieve absolute frequentie
o Is gelijk aan het aantal elementen in de steekproef die kleiner dan of gelijk aan x zijn.
We duiden dit aan met het symbool F(x)
- Cumulatieve absolute frequentieverdeling
o Een tabel met 2 kolommen waar de 1e kolom de waarden van de variabele X worden
weergegeven en in de 2e kolom de overeenkomstige cumulatieve absolute
frequenties
Gegroepeerde data
- Cumulatieve absolute frequentie van een klasse
o Gelijk aan het aantal elementen in die klasse plus het aantal elementen in lagere
klassen
- Cumulatieve absolute gegroepeerde frequentieverdeling
o Een tabel met twee kolommen waar de 1e kolom de klassen van X weergeven en de
2e kolom de overeenkomstige cumulatieve absolute frequenties
Samenvatten van data
Het gemiddelde
- Alle waarden van een variabele op tellen en delen door de steekproefgrootte
- Is alleen zinnig voor interval en ratiovariabelen
Het gemiddelde voor gegroepeerde data:
- We maken gebruik van het klassenmidden
De mediaan
- mdx
- de middelste waarde nadat we de waarden van een variabele van klein naar groot hebben
geordend
o in een histogram het oppervlakte delen door twee
- enkel zinnig voor een ordinale, interval en ratiovariabele
Visualiseren van data
De populatie en de steekproef
Steekproef -> afspiegeling van de populatie
- Moet representatief zijn
o Aselecte steekproef
▪ Mensen selecteren op willekeurige wijze en per toeval
Het IAT experiment
=Impliciete associatie test
- Gebruik gevoelsthermometer
o Aangeven hoe warm of koud ze zich voelen tegenover iets
Congruent = overeenstemmend
Incongruent = niet overeenstemmend
De data
- Nominaal
o Identificatie zonder dat ze een hoeveelheid aanduiden
- Ordinaal
o Waarden duiden een volgorde aan
- Ratio
o Er is een 0-waarde : absoluut nulpunt
- Intervalschaal
o Verschillen tussen waarden hebben een betekenis, maar er is geen absoluut nulpunt
- Continue variabelen
o Kunnen tussenwaarden aannemen
- Discrete variabelen
o Steeds twee waarden waar geen derde waarde kan tussen liggen, eindig aantal
Cirkeldiagram
- Absolute frequenties
o Het aantal keer dat een waarde
voorkomt in de steekproef
- Absolute frequentieverdeling
o Een tabel met twee rijen waar de 1e rij
de mogelijke waarden van X weergeeft
en de 2e rij de overeenkomstige
absolute frequenties
- Relatieve frequenties
o De absolute frequenties gedeeld door
de steekproefgrootte
- Steekproefgrootte (n)
o Gelijk aan het aantal elementen in de steekproef
- Verdeling van een variabele
, o Het geheel van mogelijke waarden
Staafdiagram
- Gebruikt bij nominale of ordinale meetniveaus
- Op basis van absolute frequenties
Histogram
- Groeperen van data
- De klassenbreedtes van de intervallen }a,b} zijn
gelijk
- Klassenbreedtes
o Ondergrens bovengrens
- Gegroepeerde frequentieverdeling
o Een tabel met twee kolommen waar de eerste kolom de klassen van X weergeeft en
de tweede de overeenkomstige frequenties
- Bij een histogram raken de rechthoeken elkaar en kunnen de breedtes van de rechthoeken
verschillen
o Klassenbreedte x hoogte = relatieve frequentie
- Voor interval en ratioschaal variabelen
Verdeling van histogrammen
, Cumulatieve frequentiecurve
Ongegroepeerde data
- Cumulatieve absolute frequentie
o Is gelijk aan het aantal elementen in de steekproef die kleiner dan of gelijk aan x zijn.
We duiden dit aan met het symbool F(x)
- Cumulatieve absolute frequentieverdeling
o Een tabel met 2 kolommen waar de 1e kolom de waarden van de variabele X worden
weergegeven en in de 2e kolom de overeenkomstige cumulatieve absolute
frequenties
Gegroepeerde data
- Cumulatieve absolute frequentie van een klasse
o Gelijk aan het aantal elementen in die klasse plus het aantal elementen in lagere
klassen
- Cumulatieve absolute gegroepeerde frequentieverdeling
o Een tabel met twee kolommen waar de 1e kolom de klassen van X weergeven en de
2e kolom de overeenkomstige cumulatieve absolute frequenties
Samenvatten van data
Het gemiddelde
- Alle waarden van een variabele op tellen en delen door de steekproefgrootte
- Is alleen zinnig voor interval en ratiovariabelen
Het gemiddelde voor gegroepeerde data:
- We maken gebruik van het klassenmidden
De mediaan
- mdx
- de middelste waarde nadat we de waarden van een variabele van klein naar groot hebben
geordend
o in een histogram het oppervlakte delen door twee
- enkel zinnig voor een ordinale, interval en ratiovariabele