SOCIALE PSYCHOLOGIE VAN DE AFFECTIEVE
PROCESSEN
COLLEGE 1: INLEIDING SOCIALE PSYCHOLOGIE
WAT IS SOCIALE PSYCHOLOGIE?
Sociale psychologie = wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop gedachten, gevoelens en
gedragingen worden beïnvloed door anderen
o Anderen die fysiek aanwezig zijn setting vd klas
o Anderen die in gedachten aanwezig zijn mama zei dat je moet opletten
o Anderen die geïmpliceerd zijn denkt niet bewust aan mama, maar heeft invloed
Gedrag heeft een communicatieve functie
Betekenis gedrag: afh vd motieven, doelen, perspectief en culturele achtergrond van acteur & waarnemer
Niet-waarneembare processen: gedachten en gevoelens
Psychologische dimensie van gedrag (vinden plaats binnen het brein)
SOCIALE PSYCHOLOGIE EN ZIJN NAASTE BUREN
Sociale psychologie: connecties met subdisciplines uit de algemene psychologie & andere disciplines
ONDERWERPEN VAN SOCIALE PSYCHOLOGIE
= alle thema’s die in dit boek behandeld worden
Sociale psychologie beschrijven ahv wat het bestudeerd ; moeilijk te onderscheiden met andere disciplines
Onderscheid? Wat sociale psychologie bestudeerd, hoe het dit doet & welk niveau van uitleg wordt gezocht
1
,ONDERZOEKSMETHODEN
WETENSCHAPPELIJKE METHODE
WETENSCHAP DOGMA / RATIONALISME
= formuleren van hypotheses = iets is waar omdat je gelooft dat het waar is
OF omdat een autoriteit zegt dat het waar is
Hypothese = formeel opgestelde voorspellingen over wat iets zou kunnen veroorzaken
Zo opgesteld dat ze empirisch kunnen worden getest om te zien of ze waar zijn
o Hypothese klopt niet
o Hypothese wordt ondersteund nauwkeuriger afgestemde hypotheses genereren
Replicatie = voorkomen dat de ontdekking louter te wijden is aan omstandigheden waarin de test plaatsvond
Confirmation bias = neiging om info te zoeken, te interpreteren en te creëren die je hypothese ondersteund
CAUSALE RELATIE
Meestal voorkeur voor experimentele
methode : kan causaliteit aantonen
2 soorten methoden
o Experimentele methode
o Niet-experimentele methode
2
,EXPERIMENTEN
Experiment = een hypothesetest waarin iets wordt gedaan om te zien wat het effect zal zijn op iets anders
o Manipulatie van één of meerdere onafhankelijke variabelen OV
o Het effect meten van deze manipulatie op één of meer afhankelijke variabelen AV
Variatie afhankelijke variabele hangt af van variatie onafhankelijke variabele
Criteria om experimenten te beoordelen
o Operationele definities vd variabelen
Theoretische term definiëren op manier die het mogelijk maakt deze te manipuleren / meten
o Toevallige toewijzing van participanten aan condities
o Interne validiteit = kun je het resultaat dat je meet toeschrijven aan de OV?
Controleconditie (vergelijkingspunt)
Confound (storende variabele)
- Variabele die mee varieert met OV ; unieke effect van OV is niet meer te bepalen
- Agressieve programma’s leiden tot agressie bij kinderen
- Conditie 1: programma met agressie kijken in blauwe kamer Agressie door kleur
- Conditie 2: programma zonder agressie kijken in rode kamer of programma?
o Externe validiteit
Mate waarin resultaten kunnen worden toegepast en gegeneraliseerd naar andere contexten
LABORATORIUM-EXPERIMENTEN
= alle onafhankelijke variabelen & storende factoren zo veel mogelijk onder controle houden
o Interne validiteit ⇧ , externe validiteit ⇩
o Gevaar op demand karakteristieken
Kenmerken van een experiment die een bepaalde reactie lijken te vereisen
Opletten dat je niet aan de deelnemers weggeeft wat van hen verwacht wordt
o Beperking van spontaan gedrag (subject effects)
Dubbel-blind
> Proefleider weet niet welke proefpersonen tot experimentele groep of controle groep behoren
> Proefpersonen weten niet tot welke groep ze behoren
VELD-EXPERIMENTEN
= experiment uitvoeren in een meer realistische setting buiten een labo
o Interne validiteit ⇩ , externe validiteit ⇧
o Minder controle op storende factoren
o Beperking van antwoordtendensen (response sets)
Neiging om vragen te beantwoorden op een manier die de respondent het meest
complementeert ipv de waarheid te vertellen
3
, NIET-EXPERIMENTELE METHODEN
Experiment is niet steeds een geschikte methode
o Individuele verschillen zijn niet altijd te manipuleren
o Mensen zijn niet altijd random toe te wijzen aan condities
o Voorlopers en gevolgen van reële gebeurtenissen / contexten
Niet-experimentele methoden ; onderzoeken de CORRELATIE tussen natuurlijk voorkomende variabelen
≠ causale conclusies trekken
= veranderingen in ene variabele worden betrouwbaar gekoppeld aan veranderingen in andere
variabele, maar er kan niet worden bepaald welke vd 2 variabelen de verandering heeft veroorzaakt
ARCHIEFONDERZOEK
= onderzoek naar culturele producten of maatschappelijke ontwikkelingen
Gebruik maken van gegevens en rapporten die anderen verzameld hebben
>> Onderzoeker heeft geen controle over de primaire dataverzameling
>> Onderzoek kan onbetrouwbaar zijn
CASE STUDIES
= volgen van een individu of groep om een bepaalde omstandigheid / gebeurtenis verdiepend te beschrijven
Geschikt voor: onderzoek naar ongewone of rare fenomenen die je niet kunt creëren in een labo
KWALITATIEVE STUDIES
= methoden die het discours zorgvuldig uitpakken (wat mensen tegen wie zeggen in welke context)
Onderliggend verhaal identificeren ; wat mensen denken, hun beweegredenen & bedoeling discours
Discours = gebrek aan overeenkomst onder personen, groepen, dingen; meningsverschil dat daaruit voortvloeit
SURVEY ONDERZOEK
= vragenlijstonderzoek
o Open-ended: respondent kiest zelf hoe uitgebreid of bondig hij zijn antwoord maakt
o Closed-ended: vooropgestelde antwoordmogelijkheden
Geschikt voor: verzamelen van grote hoeveelheid data bij een grote groep respondenten
OBSERVATIESTUDIES
= het observeren, opnemen en coderen van gedrag zoals het voorkomt
o Onzichtbaar: studenten in een cafetaria observeren in een hoekje vd zaal
o Zichtbaar: bende observeren door lid te worden hiervan en notities te nemen
Geschikt voor: onderzoek naar spontaan gedrag in zijn natuurlijke omgeving
4
PROCESSEN
COLLEGE 1: INLEIDING SOCIALE PSYCHOLOGIE
WAT IS SOCIALE PSYCHOLOGIE?
Sociale psychologie = wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop gedachten, gevoelens en
gedragingen worden beïnvloed door anderen
o Anderen die fysiek aanwezig zijn setting vd klas
o Anderen die in gedachten aanwezig zijn mama zei dat je moet opletten
o Anderen die geïmpliceerd zijn denkt niet bewust aan mama, maar heeft invloed
Gedrag heeft een communicatieve functie
Betekenis gedrag: afh vd motieven, doelen, perspectief en culturele achtergrond van acteur & waarnemer
Niet-waarneembare processen: gedachten en gevoelens
Psychologische dimensie van gedrag (vinden plaats binnen het brein)
SOCIALE PSYCHOLOGIE EN ZIJN NAASTE BUREN
Sociale psychologie: connecties met subdisciplines uit de algemene psychologie & andere disciplines
ONDERWERPEN VAN SOCIALE PSYCHOLOGIE
= alle thema’s die in dit boek behandeld worden
Sociale psychologie beschrijven ahv wat het bestudeerd ; moeilijk te onderscheiden met andere disciplines
Onderscheid? Wat sociale psychologie bestudeerd, hoe het dit doet & welk niveau van uitleg wordt gezocht
1
,ONDERZOEKSMETHODEN
WETENSCHAPPELIJKE METHODE
WETENSCHAP DOGMA / RATIONALISME
= formuleren van hypotheses = iets is waar omdat je gelooft dat het waar is
OF omdat een autoriteit zegt dat het waar is
Hypothese = formeel opgestelde voorspellingen over wat iets zou kunnen veroorzaken
Zo opgesteld dat ze empirisch kunnen worden getest om te zien of ze waar zijn
o Hypothese klopt niet
o Hypothese wordt ondersteund nauwkeuriger afgestemde hypotheses genereren
Replicatie = voorkomen dat de ontdekking louter te wijden is aan omstandigheden waarin de test plaatsvond
Confirmation bias = neiging om info te zoeken, te interpreteren en te creëren die je hypothese ondersteund
CAUSALE RELATIE
Meestal voorkeur voor experimentele
methode : kan causaliteit aantonen
2 soorten methoden
o Experimentele methode
o Niet-experimentele methode
2
,EXPERIMENTEN
Experiment = een hypothesetest waarin iets wordt gedaan om te zien wat het effect zal zijn op iets anders
o Manipulatie van één of meerdere onafhankelijke variabelen OV
o Het effect meten van deze manipulatie op één of meer afhankelijke variabelen AV
Variatie afhankelijke variabele hangt af van variatie onafhankelijke variabele
Criteria om experimenten te beoordelen
o Operationele definities vd variabelen
Theoretische term definiëren op manier die het mogelijk maakt deze te manipuleren / meten
o Toevallige toewijzing van participanten aan condities
o Interne validiteit = kun je het resultaat dat je meet toeschrijven aan de OV?
Controleconditie (vergelijkingspunt)
Confound (storende variabele)
- Variabele die mee varieert met OV ; unieke effect van OV is niet meer te bepalen
- Agressieve programma’s leiden tot agressie bij kinderen
- Conditie 1: programma met agressie kijken in blauwe kamer Agressie door kleur
- Conditie 2: programma zonder agressie kijken in rode kamer of programma?
o Externe validiteit
Mate waarin resultaten kunnen worden toegepast en gegeneraliseerd naar andere contexten
LABORATORIUM-EXPERIMENTEN
= alle onafhankelijke variabelen & storende factoren zo veel mogelijk onder controle houden
o Interne validiteit ⇧ , externe validiteit ⇩
o Gevaar op demand karakteristieken
Kenmerken van een experiment die een bepaalde reactie lijken te vereisen
Opletten dat je niet aan de deelnemers weggeeft wat van hen verwacht wordt
o Beperking van spontaan gedrag (subject effects)
Dubbel-blind
> Proefleider weet niet welke proefpersonen tot experimentele groep of controle groep behoren
> Proefpersonen weten niet tot welke groep ze behoren
VELD-EXPERIMENTEN
= experiment uitvoeren in een meer realistische setting buiten een labo
o Interne validiteit ⇩ , externe validiteit ⇧
o Minder controle op storende factoren
o Beperking van antwoordtendensen (response sets)
Neiging om vragen te beantwoorden op een manier die de respondent het meest
complementeert ipv de waarheid te vertellen
3
, NIET-EXPERIMENTELE METHODEN
Experiment is niet steeds een geschikte methode
o Individuele verschillen zijn niet altijd te manipuleren
o Mensen zijn niet altijd random toe te wijzen aan condities
o Voorlopers en gevolgen van reële gebeurtenissen / contexten
Niet-experimentele methoden ; onderzoeken de CORRELATIE tussen natuurlijk voorkomende variabelen
≠ causale conclusies trekken
= veranderingen in ene variabele worden betrouwbaar gekoppeld aan veranderingen in andere
variabele, maar er kan niet worden bepaald welke vd 2 variabelen de verandering heeft veroorzaakt
ARCHIEFONDERZOEK
= onderzoek naar culturele producten of maatschappelijke ontwikkelingen
Gebruik maken van gegevens en rapporten die anderen verzameld hebben
>> Onderzoeker heeft geen controle over de primaire dataverzameling
>> Onderzoek kan onbetrouwbaar zijn
CASE STUDIES
= volgen van een individu of groep om een bepaalde omstandigheid / gebeurtenis verdiepend te beschrijven
Geschikt voor: onderzoek naar ongewone of rare fenomenen die je niet kunt creëren in een labo
KWALITATIEVE STUDIES
= methoden die het discours zorgvuldig uitpakken (wat mensen tegen wie zeggen in welke context)
Onderliggend verhaal identificeren ; wat mensen denken, hun beweegredenen & bedoeling discours
Discours = gebrek aan overeenkomst onder personen, groepen, dingen; meningsverschil dat daaruit voortvloeit
SURVEY ONDERZOEK
= vragenlijstonderzoek
o Open-ended: respondent kiest zelf hoe uitgebreid of bondig hij zijn antwoord maakt
o Closed-ended: vooropgestelde antwoordmogelijkheden
Geschikt voor: verzamelen van grote hoeveelheid data bij een grote groep respondenten
OBSERVATIESTUDIES
= het observeren, opnemen en coderen van gedrag zoals het voorkomt
o Onzichtbaar: studenten in een cafetaria observeren in een hoekje vd zaal
o Zichtbaar: bende observeren door lid te worden hiervan en notities te nemen
Geschikt voor: onderzoek naar spontaan gedrag in zijn natuurlijke omgeving
4