Samenvatting Aardrijkskunde
Hoofdstuk 1 VWO 4
Paragraaf 1 - patronen: verschillen in welvaart
hoe meet je welvaart?
1. Bruto binnenlands product per inwoner (bbp/hoofd) -> alle goederen en diensten
die in jaar geproduceerd worden gedeeld door aantal inwoners.
2. indeling van de beroepsbevolking -> primair, secundair en tertiair
3. VN-ontwikkelingsindex (welzijnsindex) -> hierbij let men ook op
levensverwachting en analfabetisme
problemen bij meten van welvaart
1. koopkracht verschilt per land
2. de inkomsten van de informele sector wordt niet meegerekend in statistieken van
economie. In veel arme landen is informele sector hoger.
3. sociale ongelijkheid is niet zichtbaar in het bbp/hoofd (inkomensverschillen)
4. regionale ongelijkheid is niet zichtbaar in het bbp/hoofd. Een oplossing daarvoor is
regionale binnenlands product
Centrumlanden -> rijke, vooral westerse landen
Semiperiferie -> landen die in de laatste twintig jaar flinke groei hebben doorgemaakt
Periferie -> armste landen
Deze drie vormen samen het wereldsysteem
Paragraaf 2 - patronen: bevolkingsspreiding en cultuurgebieden
De wereldbevolking is ongelijkmatig verdeeld -> bevolkingsspreiding
De meest dichtbevolkte delen van de wereld zijn Zuid- en Oost-Azië, West-Europa en de
oostkust van VS. Hier is de bevolkingsdichtheid dus hoog.
De verklaring voor bevolkingsspreiding is een mix van natuurlijke en sociaaleconomische
factoren:
1. natuurlijke mogelijkheden -> geschikt klimaat, vruchtbare bodems en veel water. (niet
te veel gebergte)
2. ligging -> hoe dichter bij economisch grote landen, hoe meer inwoners.
3. koloniale verleden -> als een land in het verleden veel kolonies had, is het vaak
dichter bevolkt.
, Cultuurgebied -> gebied met dezelfde cultuur.
Soms veranderen deze gebieden door inmenging van andere gebieden -> diffusie. Hierbij
worden cultuurgebieden niet ingenomen door een andere cultuur, er vindt cultuurvermenging
of acculturatie plaats hierbij nemen culturen bepaalde dingen wel en andere dingen niet over
van een andere cultuur.
Paragraaf 3 - patronen: de politieke en sociale wereldkaart
De manier waarop een staat wordt bestuurd -> politieke stelsel
Hierbij wordt gelet op demografisch gehalte, dit onderscheiden we in 3 vormen;
1. democratie -> burgers hebben door vrije verkiezingen veel invloed (vooral in
westerse landen).
2. beperkte democratie -> de bevolking wordt streng gecontroleerd door de overheid.
Ze hebben beperkte stemrecht; mogen alleen stemmen op 1 of 2 partijen die door
overheid zijn gekozen.
3. dictatuur -> land wordt bestuurd door 1 partij, een kleine minderheid of dictator. Ze
hebben weinig mensenrechten en politieke vrijheid.
Staten worden ook beoordeeld naar bestuurskracht. Als er weinig gezag van de regering is
is het een failed state.
Steeds meer staten gaan van bipolair -> multipolair. Groot machten spelen een grote rol in
het wereldsysteem. Hierdoor gaan kleine landen samenwerken als tegenpool. Ze gaan dus
een samenwerkingsverband aan. Ze strijden om macht dit zorgt voor conflicten.
Slecht onderwijs -> armoede, slechtere gezondheid en slechtere positie van vrouwen.
Analfabetisme daalt, maar veel mensen hebben nog steeds geen of slecht onderwijs. Slecht
onderwijs komt door; armoede, politieke onrust en burgeroorlogen.
Goed onderwijs -> ontwikkeling
Slecht onderwijs -> weinig ontwikkeling
Hoofdstuk 1 VWO 4
Paragraaf 1 - patronen: verschillen in welvaart
hoe meet je welvaart?
1. Bruto binnenlands product per inwoner (bbp/hoofd) -> alle goederen en diensten
die in jaar geproduceerd worden gedeeld door aantal inwoners.
2. indeling van de beroepsbevolking -> primair, secundair en tertiair
3. VN-ontwikkelingsindex (welzijnsindex) -> hierbij let men ook op
levensverwachting en analfabetisme
problemen bij meten van welvaart
1. koopkracht verschilt per land
2. de inkomsten van de informele sector wordt niet meegerekend in statistieken van
economie. In veel arme landen is informele sector hoger.
3. sociale ongelijkheid is niet zichtbaar in het bbp/hoofd (inkomensverschillen)
4. regionale ongelijkheid is niet zichtbaar in het bbp/hoofd. Een oplossing daarvoor is
regionale binnenlands product
Centrumlanden -> rijke, vooral westerse landen
Semiperiferie -> landen die in de laatste twintig jaar flinke groei hebben doorgemaakt
Periferie -> armste landen
Deze drie vormen samen het wereldsysteem
Paragraaf 2 - patronen: bevolkingsspreiding en cultuurgebieden
De wereldbevolking is ongelijkmatig verdeeld -> bevolkingsspreiding
De meest dichtbevolkte delen van de wereld zijn Zuid- en Oost-Azië, West-Europa en de
oostkust van VS. Hier is de bevolkingsdichtheid dus hoog.
De verklaring voor bevolkingsspreiding is een mix van natuurlijke en sociaaleconomische
factoren:
1. natuurlijke mogelijkheden -> geschikt klimaat, vruchtbare bodems en veel water. (niet
te veel gebergte)
2. ligging -> hoe dichter bij economisch grote landen, hoe meer inwoners.
3. koloniale verleden -> als een land in het verleden veel kolonies had, is het vaak
dichter bevolkt.
, Cultuurgebied -> gebied met dezelfde cultuur.
Soms veranderen deze gebieden door inmenging van andere gebieden -> diffusie. Hierbij
worden cultuurgebieden niet ingenomen door een andere cultuur, er vindt cultuurvermenging
of acculturatie plaats hierbij nemen culturen bepaalde dingen wel en andere dingen niet over
van een andere cultuur.
Paragraaf 3 - patronen: de politieke en sociale wereldkaart
De manier waarop een staat wordt bestuurd -> politieke stelsel
Hierbij wordt gelet op demografisch gehalte, dit onderscheiden we in 3 vormen;
1. democratie -> burgers hebben door vrije verkiezingen veel invloed (vooral in
westerse landen).
2. beperkte democratie -> de bevolking wordt streng gecontroleerd door de overheid.
Ze hebben beperkte stemrecht; mogen alleen stemmen op 1 of 2 partijen die door
overheid zijn gekozen.
3. dictatuur -> land wordt bestuurd door 1 partij, een kleine minderheid of dictator. Ze
hebben weinig mensenrechten en politieke vrijheid.
Staten worden ook beoordeeld naar bestuurskracht. Als er weinig gezag van de regering is
is het een failed state.
Steeds meer staten gaan van bipolair -> multipolair. Groot machten spelen een grote rol in
het wereldsysteem. Hierdoor gaan kleine landen samenwerken als tegenpool. Ze gaan dus
een samenwerkingsverband aan. Ze strijden om macht dit zorgt voor conflicten.
Slecht onderwijs -> armoede, slechtere gezondheid en slechtere positie van vrouwen.
Analfabetisme daalt, maar veel mensen hebben nog steeds geen of slecht onderwijs. Slecht
onderwijs komt door; armoede, politieke onrust en burgeroorlogen.
Goed onderwijs -> ontwikkeling
Slecht onderwijs -> weinig ontwikkeling