Samenvatting Palpaties kinesitherapeutisch onderzoek: onderste lidmaat

Palpaties onderste lidmaat
Heup
Beenderige structeren
Ruglig
 Spina iliaca anterior superior (SIAS)
o Liesplooi – naar craniolateral tot botverhevenheid
o Heup passief licht geflecteerd
o Oorsprong TFL en Sartorius
 Spina iliaca anterior inferior (SIAI):
o caudaal van de SIAS
o Door Sartorius en TFL gevormde ruimte
o Passieve flexie heup
o Oorsprong Rectus femoris
 Tuberculum pubicum
o Onder schaambeharing
o In liesplooi – caudomediale richting
o Of adductor longus volgen naar craniaal
 Sacrum
o Basis thv sips
o Midden: verlengde bilspleet = crista sacralis mediana
 Os coccygis
o In de bilnaad
o Drukken in ventro-craniale richting, juist onder beide cornua sacrales

Zijlig
 Trochanter major
o Abductie been: depressie boven trochantor major
o Van crista iliaca naar distaal palperen
 Tuber ischiadicum
o Distaal van onderrand gluteus maximus, mediaal van midden bilplooi
o Makkelijk bij anteflexie heup
o Net boven de bilplooi

Stand
 Crista iliaca: hoogste punt = L4
o Van SIAS naar SIPS
o Handen in zij van de patiënt en glijden naar distaal
 Spina iliaca posterior superior (SIPS)
o Volg de crista iliaca naar dorsomediaal tot je knobbels voelt (ongv midden van de rug)
 Sips in de buurt van kuiltjes (= NIET sips)
o Makkelijker als je patiënt voorover laat buigen

Spieren – pezen
Zit en stand
 M. Sartorius
 Oorsprong: SIAS
 Insertie: pes anserinus
 Verloop: S-verloop van lateraal naar mediaal
 Functie: heupflexie, exorotatie, abductie, knieflexie
o Visualiseerbaar door kleermakershouding

,  M. Tensor fasciae latae en tractus iliotibialis
 Oorsprong: SIAS
 Insertie: tuberculum van Gerdy (overgang naar tractus iliotibialis)
 Verloop: lateraal
 Functie: heubabductie
o Abductie van gestrekte been en min 45° anteflexie
o Palpatie van prox naar dist via alternerende vingermethode
 Trigonum femorale laterale
 Mediaal: Sartorius
 Lateraal: TFL
 Craniaal: SIAS
o Visualiseerbaar door actieve heupflexie en heupexorotatie met geringe abductie
 M. Quadriceps femoris (met inbegrip van M. Vastus lateralis, M. Vastus medialis, M. Rectus femoris,
quadricepspees die aanhecht op basis patella en ligamentum patellae)
 Vastussen
 Oorsprong: trochantor major (lat) minor (med) lat zijde femur (intermed)
 Insertie: patella lat (lat) med (med) basis (intermed)
 Verloop: craniocaudaal
 Functie: knie-extensie
 Rectus femoris
 Oorsprong: SIAI
 Insertie: patellae
 Verloop: craniocaudaal
 Functie: knie-extensie en heupflexie
o RF: in trigonum femorale laterale – 5 cm distaal van SIAS
o Best palperen met hand onder de knie
o Been in ruglig strekken zonder heupflexie (dan sart en tfl)
 M. Adductor longus
 Oorsprong: caudaal tuberculum pubicum
 Insertie: labium mediale van linea aspera
 Verloop: mediocraniaal naar laterocaudaal
 Functie: adductie, anteflexie, exorotatie
o Adductie tegen weerstand
 => distaal van tuberculum pubicum een ronde koord zichtbaar en voelbaar
 M. Gracilis
 Oorsprong: Ramus inferior os pubis
 Insertie: pes anserinus
 Verloop: dorsaal van de epicondylus medialis
 Functie: adductie dij, knieflexie en endorotatie
o Direct mediaal en dorsaal van de adductor longus palpeerbaar
 => afgeplatte band
 M. Adductor magnus
 Oorsprong: caudaal foramen obturatum
 Insertie: waaiervormig; 1) linea aspera 2) condylus medialis
 Verloop: 2 insertieoorsprongen rond de knie
 Functie: adductie, anteversie vanuit retroversie in stand (en omgekeerd)
o Distale deel: proximaal van de mediale femurcondyl
o Dwarse palpatie: dorsaal van vastus medialis: pees van adductor magnus
o Proximaal spierbuik dorsaal en lateraal van gracilis en mediaal van semimembranosus
o Hulp: buiklig en knie lichte flexie (gracilis en semimembranosus opgespannen) => adductor
ontspannen  nu heupadductie tegen weerstand: adductor op spanning