Samenvatting jongens zijn slimmer dan meisjes
Deel 1: Mythes over leren
Mythe 1: mensen hebben verschillende leerstijlen
- Er word vaak gebruik gemaakt van de methode van Kolb, maar dit heeft geen enkel bewijs
dat dit werkt. Redenen voor waarom men het toch gebruikt zijn
1. We vinden het leuk om onszelf en anderen te identificeren en in groepen te verdelen
2. Het bevestigd de gedacht dat een ieder uniek is
3. Je kunt de schuld geven aan de leermethode, dat het niet bij ll aansluit.
Leren in beweging
Fysieke activiteit genereert positieve structurele veranderingen in het brein zoals de ontwikkeling
van zenuwen, de vorming en differentiatie van bloedvaten en verbeterde verbinding.
Er is geen bewijs voor om leerstijlen aan te passen in het onderwijs. Het kan zelf negatief invloed
hebben op het onderwijs
Mythe 2: effectiviteit van leren kun je in een piramide weergeven
Er is geen significant verschil vastgesteld tussen de diverse aanpakken. De effectgrootte en volgorde
worden beïnvloed door zaken als:
- Wat men zich moet herinneren
- De tijd tussen het studeren en de test
- De expertise en voorkennis
- Activiteiten die worden uitgevoerd tijdens de leermethode
Microteatching werkt wel maar dit komt mede door de bespreking, de gepersonaliseerde feedback
achteraf.
De herkomst van de leerpiramide is onduidelijk. Truthiness = geloof dat iets waar is.
Mythe 3: je leer 70% informeel, 20% van anderen en 10% via formeel onderwijs
De kennis gaat over het leren van leiderschap
Informeel leren is zeker belangrij, maar in wetenschappelijk literatuur is geen bewijs te vinden voor
de 70,20,10 regel.
Mythe 4: als je alles kunt opzoeken is kennis onbelangrijk
Wat we zien en begrijpen word bepaald door wat we al weten. Weinig voorkennis beïnvloed het
zoekproces negatief.
We hebben meer kennis nodig om de vaardigheden te kunnen leren en toepassen die we in de
huidige kennismaatschappij nodig hebben. En die vaardigheden moete we ook leren.
Mythe 5: kennis is net zo houdbaar als verse vis
, Twee problemen
- we moeten onderscheid maken tussen het verouderen van kennis enerzijds en
informatiegroei anderzijds.
- Kennis die voor de internetrevolutie bestond is verouderd, irrelevant of achterhaald.
De hoeveelheid informatie die we dagelijks te verwerken krijgen, neemt almaar toe. Maar de kennis
die we nodig hebben om die informatie te begrijpen en te interpreteren is nog steeds behoorlijk
stabiel. De kennis in bepaalde domeinen neemt toe en verandert maar het is belangrijker om
leerlingen te leren hoe ze moeten omgaan met die veranderingen dan de kennis als onbelangrijk te
beschouwen.
Mythe 6: leren door zelf te ontdekken is beter dan uitleg krijgen
- Begrippen en regels worden beter onthouden
- Extrinsieke motivatie maakt plaats voor intrinsieke motivatie
- Door regels zelf te ontdekken zal de lerende in een nieuwe probleemsituatie gemakkelijker
een oplossing vinden.
Er zijn absoluut voorstanders van ontdekkend leren en je hebt onderzoekers die het een mythe
noemen. Puur ontdekkend leren werkt niet, maar met de juiste ondersteuning kan deze vorm van
leren effectief zijn. En hoe minder ervaring de leerling heeft, hoe belangrijker de ondersteuning en
begeleiding zijn, zo belangrijk dat ontdekkend leren eigenlijk goed casus gebaseerd onderwijs wordt.
Mythe 7: je leert effectief via probleemgestuurd onderwijs
Probleemgestuurd onderwijs gaat de beperking van het menselijke werkgeheugen voorbij. Ons
werkgeheugen is erg beperkt in duur en capaciteit. Informatie die niet herhaald word, word
maximaal 30 sec opgeslagen. De capaciteit is beperkt tot ongeveer 2 tot 7 elementen.
PGO is erg geschikt om vaardigheden toe te passen en aan te scherpen, om relaties te leggen tussen
concepten, maar minder bruikbaar voor het verwerven van nieuwe kennis en inzichten.
Mythe 8: jongens zijn van nature beter in wiskunde dan meisjes
In veel studie komt naar voren dat vrouwen beter in wiskunde zijn dan mannen. Echt zijn de culture
en sociale factoren van invloed.
Aangeboren vaardigheden zijn niet genoeg voor het volledig beheersen van deze vaardigheden. Ook
vereist oefening ! Bovendien zijn meisjes die verbaal sterker zijn, vaak ook sterker in taal.
Mythe 9: in onderwijs moet je met meer soorten intelligentie rekening houden.
Gardner zelf heeft deze intelligentie begrippen niet ontwikkelt om mensen in een soort intelligentie
hokje te plaatsen, maar aan te geven dat een ieder verschillende talenten bezit. De intelligenties
worden dan ook verkeerd in het onderwijs gebruikt.
Een goed alternatief?
- Het structure of intellect model van Guilford
180 verschillende componenten bestaande uit 6 operations: cognitie, geheugenopnamen,
geheugenretentie, divergerende productie, convergerende productie, evaluatie. 6 products:
eenheden, klassen, relaties, systemen, transformaties, implicaties. 5 contents: visueel, auditief,
symbolisch, semantisch, het gedrag betreffend.
Deel 1: Mythes over leren
Mythe 1: mensen hebben verschillende leerstijlen
- Er word vaak gebruik gemaakt van de methode van Kolb, maar dit heeft geen enkel bewijs
dat dit werkt. Redenen voor waarom men het toch gebruikt zijn
1. We vinden het leuk om onszelf en anderen te identificeren en in groepen te verdelen
2. Het bevestigd de gedacht dat een ieder uniek is
3. Je kunt de schuld geven aan de leermethode, dat het niet bij ll aansluit.
Leren in beweging
Fysieke activiteit genereert positieve structurele veranderingen in het brein zoals de ontwikkeling
van zenuwen, de vorming en differentiatie van bloedvaten en verbeterde verbinding.
Er is geen bewijs voor om leerstijlen aan te passen in het onderwijs. Het kan zelf negatief invloed
hebben op het onderwijs
Mythe 2: effectiviteit van leren kun je in een piramide weergeven
Er is geen significant verschil vastgesteld tussen de diverse aanpakken. De effectgrootte en volgorde
worden beïnvloed door zaken als:
- Wat men zich moet herinneren
- De tijd tussen het studeren en de test
- De expertise en voorkennis
- Activiteiten die worden uitgevoerd tijdens de leermethode
Microteatching werkt wel maar dit komt mede door de bespreking, de gepersonaliseerde feedback
achteraf.
De herkomst van de leerpiramide is onduidelijk. Truthiness = geloof dat iets waar is.
Mythe 3: je leer 70% informeel, 20% van anderen en 10% via formeel onderwijs
De kennis gaat over het leren van leiderschap
Informeel leren is zeker belangrij, maar in wetenschappelijk literatuur is geen bewijs te vinden voor
de 70,20,10 regel.
Mythe 4: als je alles kunt opzoeken is kennis onbelangrijk
Wat we zien en begrijpen word bepaald door wat we al weten. Weinig voorkennis beïnvloed het
zoekproces negatief.
We hebben meer kennis nodig om de vaardigheden te kunnen leren en toepassen die we in de
huidige kennismaatschappij nodig hebben. En die vaardigheden moete we ook leren.
Mythe 5: kennis is net zo houdbaar als verse vis
, Twee problemen
- we moeten onderscheid maken tussen het verouderen van kennis enerzijds en
informatiegroei anderzijds.
- Kennis die voor de internetrevolutie bestond is verouderd, irrelevant of achterhaald.
De hoeveelheid informatie die we dagelijks te verwerken krijgen, neemt almaar toe. Maar de kennis
die we nodig hebben om die informatie te begrijpen en te interpreteren is nog steeds behoorlijk
stabiel. De kennis in bepaalde domeinen neemt toe en verandert maar het is belangrijker om
leerlingen te leren hoe ze moeten omgaan met die veranderingen dan de kennis als onbelangrijk te
beschouwen.
Mythe 6: leren door zelf te ontdekken is beter dan uitleg krijgen
- Begrippen en regels worden beter onthouden
- Extrinsieke motivatie maakt plaats voor intrinsieke motivatie
- Door regels zelf te ontdekken zal de lerende in een nieuwe probleemsituatie gemakkelijker
een oplossing vinden.
Er zijn absoluut voorstanders van ontdekkend leren en je hebt onderzoekers die het een mythe
noemen. Puur ontdekkend leren werkt niet, maar met de juiste ondersteuning kan deze vorm van
leren effectief zijn. En hoe minder ervaring de leerling heeft, hoe belangrijker de ondersteuning en
begeleiding zijn, zo belangrijk dat ontdekkend leren eigenlijk goed casus gebaseerd onderwijs wordt.
Mythe 7: je leert effectief via probleemgestuurd onderwijs
Probleemgestuurd onderwijs gaat de beperking van het menselijke werkgeheugen voorbij. Ons
werkgeheugen is erg beperkt in duur en capaciteit. Informatie die niet herhaald word, word
maximaal 30 sec opgeslagen. De capaciteit is beperkt tot ongeveer 2 tot 7 elementen.
PGO is erg geschikt om vaardigheden toe te passen en aan te scherpen, om relaties te leggen tussen
concepten, maar minder bruikbaar voor het verwerven van nieuwe kennis en inzichten.
Mythe 8: jongens zijn van nature beter in wiskunde dan meisjes
In veel studie komt naar voren dat vrouwen beter in wiskunde zijn dan mannen. Echt zijn de culture
en sociale factoren van invloed.
Aangeboren vaardigheden zijn niet genoeg voor het volledig beheersen van deze vaardigheden. Ook
vereist oefening ! Bovendien zijn meisjes die verbaal sterker zijn, vaak ook sterker in taal.
Mythe 9: in onderwijs moet je met meer soorten intelligentie rekening houden.
Gardner zelf heeft deze intelligentie begrippen niet ontwikkelt om mensen in een soort intelligentie
hokje te plaatsen, maar aan te geven dat een ieder verschillende talenten bezit. De intelligenties
worden dan ook verkeerd in het onderwijs gebruikt.
Een goed alternatief?
- Het structure of intellect model van Guilford
180 verschillende componenten bestaande uit 6 operations: cognitie, geheugenopnamen,
geheugenretentie, divergerende productie, convergerende productie, evaluatie. 6 products:
eenheden, klassen, relaties, systemen, transformaties, implicaties. 5 contents: visueel, auditief,
symbolisch, semantisch, het gedrag betreffend.
