AARDRIJKSKUNDE (CENTRAAL)EXAMEN 4HAVO:
HOOFDSTUK 2 AARDE - KLIMAAT & LANDSCHAP
→ welke stof wordt er behandeld in deze samenvatting?
❖ Kernparagrafen: 2.1 t/m 2.6
❖ Het Middellandse Zeegebied: 2.7 t/m 2.9
→ welke vaardigheden worden getoetst?
❖ C1: samenhang en verschillen op regionaal niveau
❖ C2: samenhang en verschillen op aarde
2.1 wereldwijde luchtstromen
Atmosferische circulatie (of de grote windsystemen)
→ de lucht op aarde wordt als het ware rondgepompt
● Zon staat in de tropen hoog aan de hemel (rond de evenaar)
● De lucht zet door de opwarming uit en stijgt op, waardoor er per volume-eenheid minder
luchtdeeltjes zijn
● Lucht is hierdoor minder zwaar en drukt minder hard op het aardoppervlak
● Hier is sprake van een lagedrukgebied (zuigt lucht aan)
Het lagedrukgebied dat rond de evenaar ligt wordt de intertropische convergentiezone (ITCZ) of
zone van equatoriale lage luchtdruk genoemd.
● De luchtdruk neemt af met de hoogte
● Opstijgende lucht zet op grotere hoogte nog verder uit
● Het uitzetten gebeurt zonder opwarming, de lucht koelt af
● Koudere lucht kan minder vocht vasthouden, waardoor er neerslag valt
● Daarnaast is de lucht zo ver afgekoeld dat het weer daalt en terugstroomt
● Hier is sprake van een hogedrukgebied (duwt lucht weg)
In een hogedrukgebied is de lucht zwaar en drukt hard op het oppervlak - komt voor rond de 30° NB
en ZB.
Wet van Buys Ballot (of het corioliseffect)
→ de wind op de aarde waait niet direct van hoge naar lage druk
● Lucht stroomt aan het aardoppervlak van hoge naar lage druk
1
, aardrijkskunde ‘hoofdstuk aarde - klimaat & landschap’ | 2021 - 2022 (gycc)
● Deze luchtstromen voelen we aan als wind
● Echter, vanwege het draaien van de aarde is er sprake van een afwijking
● Met de wind in de rug is deze afwijking op het noordelijke halfrond naar rechts en op het
zuidelijke halfrond naar links
Passaten en Moesons
Passaten → de wind vanuit het noordoosten (op het noordelijke halfrond) en vanuit het zuidoosten
(op het zuidelijke halfrond) // doordat de hoogte van de zon varieert met het jaargetijde, waait de
passaat niet altijd
De ITCZ schuift naar het noorden in onze zomer en naar het zuiden in onze winter. In de zomer kruist
de zuidoostelijke passaat dus de evenaar.
Moesons → omgebogen passaten // wind komt vanuit het zuidwesten (op het noordelijke halfrond) en
vanuit het noordwesten (op het zuidelijke halfrond)
2.2 zeestromen en klimaatgebieden
Zeestromen → wind die over zee waait, sleurt zeewater mee
● Zeestromen hebben over het algemeen dezelfde patroon als luchtstromen en vormen een
onderdeel van de oceanische circulatie
● Warme zeestroom → als die vanuit een relatief warm gebied afkomstig is (van evenaar
richting pool)
● Koude zeestroom → als die vanuit een relatief koud gebied afkomstig is (van pool richting
evenaar)
De lucht- en zeestromen zijn erg belangrijk voor de herverdeling van warmte op aarde. Zonder deze
stromen zou het op sommige gebieden nog warmer zijn en op hogere breedten nog kouder.
Klimaatgebieden → grote gebieden die qua klimaat ongeveer hetzelfde zijn
De klimaatclassificatie van Köppen is gebaseerd op de samenhang tussen klimaten en natuurlijke
plantengroei. Er zijn vijf hoofdgroepen:
● Tropische klimaten (A)
● Droge klimaten (B)
● Gematigde klimaten (C)
● Landklimaten (D)
● Polaire klimaten (E)
2