Samenvatting/toetsmatrijs BS1 en BS2

Samenvatting
Beroepssituatie 1
1.1
Etiologie: ziekteoorzaken
- Risicofactoren (ziekte kan op verschillende manier ontstaan)
o Endogeen (van binnenuit)
o DNA bevindt zich in de chromosomen
 22 paar autosomen
 1 paar geslachtschromosomen
 Dat maakt dat we 23 paar chromosomen hebben
 Kan een ziekte krijgen door erfelijkheid
o Exogeen (van buitenaf)
o Fysisch
 Mechanische energie (auto ongeluk)
 Thermische energie (oververhitting)
 Elektrische energie (vingers in stopcontact)
 Stralingsenergie (röntgenstraling)
o Chemisch
 Zoutzuur (brandt in de huid)
 Inname giftige stoffen (alcohol)
o Oorzaken gelegen in de voeding
 Overschot/tekort aan stoffen
o Biologisch
 Micro-organismen
 Huisstofmijt, wormen, luizen
o Multifactorieel: combinatie van erfelijke en omgevingsfactoren

Ziekte veroorzakende micro-organismen
- Pathogenen: ziekteverwekkers
o Bacteriën
o Eencellig organisme zonder celkern
o Commensale flora: mix van bacterie op de huid die beschermt
o Te doden met antibiotica
o Zijn niet allemaal slecht
o Schimmels
o Een of meercellige micro-organismen
o Als iemand een schimmelinfectie heeft noemen we dat mycose
o Huid en slijmvliezen
o Kan ook in heel het lichaam voorkomen (dan zit het in de bloedbaan)
o Behandeling met antimycotica
o Virussen
o Bestaat uit erfelijk materiaal (RNA/DNA) omgeven door eiwit
o Een virus kan niet uit zichzelf blijven leven
o Heeft een gastheercel nodig -> door een gastheercel kan het virus zich
vermenigvuldigen
o Parasieten
o Organisme dat leeft ten koste van een ander organisme
o Meestal via huid of mond naar binnen
o Lintwormen, hoofdluizen, vlooien etc.
o Er zijn ook Kleine parasieten (eencelligen)(plasmodium veroorzaker van
malaria)
o Gaat naar de lever dan naar de rode bloedcellen die openbarsten

,Diagnostiek
o Medisch
o Anamnese
 Speciële anamnese, hoofdklacht
 Aard (wat)
 Lokalisatie (waar)
 Verloop/ geschiedenis
 Algemene anamnese
 Medische voorgeschiedenis
 Behandelingen/ geneesmiddelgebruik
 Algemene gezondheid
 Allergieën
 Intoxicatie
 Contactpersonen
 Heteroanamnese
 Gesprek met de naasten over de patiënt

o Lichamelijk onderzoek
 Inspectie (kijken)
 Kleur (bleek, rood, cyanotisch/blauw, icterisch/geel)
 Voedingstoestand
 Bewustzijn, algemene indruk (ziek zijn, psychisch)
 Auscultatie (luisteren)
 Ronchi (reutelen van de longen bij bv een longontsteking)
 Hartruis
 Percussie (kloppen)
 Demping over hol orgaan kan duiden op vocht of tumor
 Begrenzen organen
 Palpatie (voelen)
 ‘pitting oedeem’ (ook wel vocht)
 Druk/loslaatpijn

o Differentiaal onderzoek
 Verschillende diagnosen die mogelijk zijn
 Vereenvoudigd voorbeeld: vrouw van 26 benoemt klachten van vaak
urineren en een sterke aandrang.
Anamnese:
-frequentie en volume urineren -> vaak kleine beetjes
-pijn bij urineren? Nee
-pijn in onderbuik? Nee
-mogelijke zwangerschap -> niet uitgesloten
-ziek gevoel? Koorts? -> niet helemaal lekker, geen koorts
-diabetes in de familie? -> Oom heeft DM1
-beweeg en eetpatroon? -> goed eetpatroon, beweegt onvoldoende

Lichamelijk onderzoek:
-vitale functies niet afwijkend
-geen overgewicht

Differentiaal diagnose
-urineweginfectie
-zwangerschap
-diabetes

, o Aanvullend onderzoek
 Laboratoriumonderzoek
Bloedonderzoek Urineonderzoek
Zuurstoftransport Bilirubine
Stolling Eiwit
Ontsteking Erytrocyten
Leverfunctie Glucose
Nierfunctie Ketonen
Glucose Leukocyten
Nitriet
PH
Urobilinogeen

 Beeldvormend onderzoek
 CT-scan
 Echo
 MRI
 Röntgenfoto
 Functieonderzoek
 Elektrocardiografie (ECG)
 Elektro-encefalografie (EEG)
 Longfunctieonderzoek

o Behandeling
 Curatief (gericht op genezing)/ palliatief (genezing niet meer mogelijk)
 Causaal (pakken de oorzaken aan -> voedingsadvies)/ symptomatisch
(pakken de symptomen aan-> paracetamol bij hoofdpijn)
 Substitutie (aanvullen-> tekort aan vitamine B12)
 Complementair (aanvullend -> psychische begeleiding)
 Alternatief (niet wetenschappelijk-> acupunctuur)

o Ziekteverloop
 Prognose: vermoedelijk verloop van de ziekte
 Acuut (corona) v.s. chronisch (COPD)
 Remissie (weinig klachten)/ exacerbatie (verergering van klachten)
 Recidief: opnieuw optreden van een ziekte
 Complicatie: ongewenste gebeurtenissen
 Restverschijnselen: blijvende klachten
 Terminaal: een laatste periode (laatste 3 maanden)

, 1.3
Medische terminologie
Anatomische houding
- Basishouding die anatomen hebben ingesteld om een plek in het
lichaam te duiden
- Je kijkt met links of rechts vanuit een persoon




Medische terminologie heeft richtingsaanduidingen
- Geeft richting aan van onderdelen van het
lichaam
- ACL: Anterior cruciate ligament
- PCL: Posterior cruciate ligament




Medische terminologie maakt ook gebruik van vlakken
o Frontaal: voor- en achterkant, Dorsaal en
ventraal
o Sagitaal: Links en rechts
o Transversaal: Boven en onder, superior en
inferior


Bewegingen
- Flexie: buigen
- Extensie: strekken
- Rotatie: draaien
- Abductie: bewegingen van de middellijn af
- Adductie: bewegingen naar de middellijn toe
- Endorotatie: binnenwaartse draaiing
- Exorotatie: draaiing naar buiten
- Anteflexie: naar voren gebogen
- Retroflexie: achterover gebogen

Organisatieniveaus
- Atomen: zuurstofatoom
- Moleculen: watermolecuul
- Cellen: meerdere moleculen
- Weefsels: cellen met dezelfde functie vormen samen een weefsel
- Organen: 2 typen of meer weefsels vormen samen de organen
- Orgaanstelsel: een orgaan is onderdeel van een orgaanstelsel
- Organisme: alle orgaanstelsel samen