1. Het oude testament
1. De ontstaansgeschiedenis van het oud testament
1. OT als verzameling boeken
Algemene situering Bijbel
• 73 lossen boeken
o Samengesteld in periode van meer dan 1000 jaar
• 2 delen
o Het oude testament
o Het nieuwe Testament
• Waarom belang oude testament bestuderen
o Musea (schilderijen die verwijzen
o Zondag = rustdag (scheppingsverhaal)
o Spreekwoorden uit OT: bv. zondebok, oog om oog tand om tand, in zak en as
zitten
➔ Samenleven en cultuur hierdoor bepaald
• Figuren figuren uit OT
o Mozes
o Ark van Noah
o Joseph
o Adem en Eva
o Koning David
• Bijbelse namen hebben een betekenis (= sleutels om bijbel beter te begrijpen)
• OT: fundament, draagt NT
Het oude testament
• Testament = verbond/ overeenkomst
o Wat God en Christenen wouden doorgeven aan anderen (waarmee verbonden/
graag hebt)
o Verwijst naar verbond tussen God en mensen
• Heilig boek Joden
o Bevat joodse kijk op wereld
• OT belangrijk christenen
o Nt niet te begrijpen zonder OT
o Veel thema’s komen terug in NT
• Joden: OT = Tenach (Hebreeuwse bijbel)
o 39 boeken
o T: thora (wet)
▪ Voorschriften om goed te leven
▪ Aanbod van God
▪ 5 boeken van Mozes: Genesis-Exodus-Leviticus-Numeri-Deuteronomium)
o N: nevijm (profeten)
▪ Boodschappers van God: boodschap brengen aan mensen
▪ Antwoord van Israël
1
, ▪ Verhalen hetzelfde: God vraagt boodschap te brengen – boodschapper wilt
niet – doorheen verhaal door gebeurtenissen toch doen
▪ Jesaia, Jeremia, …
o CH: chetoevim (geschriften)
▪ Terugblik
▪ Poëzie en verhalen: Job, psalmen, spreuken, prediker, hooglied
• Christenen: OT & NT als heilig boek
• JHWH = Hebreeuwse naam voor God
o Weten niet welke klinkers er tussen zitten
o Jahweh = christenen
o Jehowah = jehova getuigen
o Betekent: hij die er is, ik zal er zijn (voor mensen)
• OT ≠ Tenach
o Katholieken extra boeken toegevoegd
o Sommige verhalen gesplitst
• Verhalen in OT spelen zich al tegen achtergrond
o Historische context (geschiedenis Oude Nabije Oosten)
o Geografische context (vruchtbare halve maan)
o Geestescontext (monotheïsme <-> heidens veelgodendom)
• Verhalen soms verkeerde indruk van historische verhalen
o Reden: als chronologisch verhaal aan elkaar geschreven
• Verhalen: historische kern
o MAAR beschreven levenservaringen & wijsheden (!belangrijker)
o Mensen die verhalen schreven: kind van hun eigen tijd
▪ Schreven over datgene wat ze kenden
▪ Geen historische feiten
▪ Beïnvloed door context, tijd, plaats waarin ze leven
• Geschiedenis van een volk
o Eerst: verhalen mondeling doorverteld → vervorming & evolutie
▪ Aartsvaders & exodus
o Dan: neergeschreven
▪ 1ste keer aan hof van de koningen
▪ Profetische geschriften
o Dan: meerdere keren herwerkt
▪ Bv. ten tijde van profeten
o Tijdens & na ballingschap: gestileerd tot 1 verhaal
▪ Tijdens: scheppingsverhalen, verhalen over aartsvaders, verhalen gelinkt aan
rituelen (sabbat, Pesach, …)
▪ Na: verdere redactie door priesters, Thora definitieve vorm, Psalmen/
spreuken/ wijsheden…
➔ Door kopieerwerk steeds opnieuw doorgegeven
➔ Originelen verloren gegaan
• Belangrijkste betekenis/ rode draad van OT
o Volk zoekt het goede/ beloofde land
o Geloof in 1 God die mensen oproept tot verantwoordelijkheid (relatie)
o In voortdurende confrontatie met omliggende volken
2
, Recente ontdekking testen OT
• 1947: dode zeerollen
o Veel ouder dan onze bijbel
o Verhalen bijna hetzelfde
2. Mythen en legendes
• Literaire genres in OT
o Mythes & legendes
o Wetboeken: regels over hoe te leven
o Annalen: semi-historische vertellingen over historische gebeurtenissen
o Profetische boeken: orakels, toespraken van God
o Psalmen: lofliederen
o Spreuken en wijsheden
• Mythe
o Oudgrieks: woord/verhaal
o = verhaal handelingen & gebeurtenissen beschreven uit onbepaald verleden
o Goden, vreemde wezens & helden centraal
o Bevat waarheden die leerzaam & instructief voor mens binnen gemeenschap waar
mythe wordt verteld
• Bekende mythes
o Griekse & romeinse mythes
o Egyptische mythes
o Belgische mythes
o …
• Bijbelse mythes
o Scheppingsverhalen
o Ark van Noah
o Toren ban Babel
o Abrahamverhalen
o Mozesverhalen
o Jona & de walvis
3. Conclusie
• Bijbel: verzameling boeken
• Lange ontstaansgeschiedenis
• Vertelt verhaal over volk op zoek land waar goed is om te leven
• Vertelt verhaal over relatie & ervaringen van dat volk met God
• Bevat soorten verhalen
2. Historische en geografische context OT
1. Situering van de context: grafische context
Het Oude Nabije Oosten
• Vruchtbare halve maan: gebied tss Middellandse Zee, Perzische Golf & Arabische woestijn
o Hier veel eten → mensen gingen naar hier om te wonen
• Mesopotamië (Tigris & Eufraat): twee stromen land
• Kanaän
o Verschillende namen: Palestina, Israël en de Palestijnse gebieden
3
, • !Context:
o Egyptische verhalen: positief, geloofden in veel Goden (goed waren voor mensen) dit
komt doordat ze het goed hadden aan de nijl (zeer vruchtbaar)
o Mesop.: veel overstromingen→ verhalen pessimistische sfeer, negatief
• Culturen die geloven in meerdere goden
• Wij geloven dat er 1 god is en dat hij van de mensen houdt
o Joodse godsdienst ontstaat in context waarin omringende mensen geloven in
meerdere goden (goed of slecht gezind)
o Joden: verzetten zich daartegen, Geloven in 1 god die van de mensen houdt
2. Situering van de context: historische context
Geschiedkundige context
• Geschiedenis van een volk
• Doorheen geschiedenis verschillende namen (volk)
o Tijd van aartsvaders: Hebreeën
o Jakob nieuwe naam: Israël – nakomelingen: Israëlieten
▪ Israël = iedereen die gelooft worstelt wel eens met God
▪ Jacob worstelde hiermee
o Na uiteenvallen koninkrijk:
▪ Noordelijke deel: Israël
▪ Zuidelijke deel: Juda (Judeeërs, later (ballingschap) Joden)
o Onder de Romeinen heet het land Palestina
o Inwoners van huidige staat Israël zijn Israëli’s
o Inwoners van palestijnse gebieden: Palestijnen (moslims en christenen)
• Aartsvaders
o Clanhoofden van zwerversstammen, groepen van kleinvee-nomaden
o Leefden in tenten, trokken in Kanaän heen en weer tussen zomer- en winterweiden
o Eigen religieuze ervaring binnen context van kanaänitische religie (veel godendom)
▪ Kanaänitische God “El” (stier)
▪ Monotheïsme tegenover veelgodendom van kanaänieten
o Hongersnood dreef hen naar Egypte, vruchtbaar land aan de Nijl
• Uittocht of exodus uit Egypte
o Onder farao Ramses II: dwangarbeid Israëlieten
o Uittocht uit Egypte
o +/- 1200 v. Chr. – tocht door Sinaï woestijn
o Vestiging in Kanaän lang en moeizaam proces
o Herders worden landbouwers, tenten worden steden
o Los verband van 12 stammen, met eigen stamhoofden
4