Titel ↓ Beschrijving
atrium (L.) binnenhof van Romeins-Hellinistische huizen, waaromheen de woonvertrekken zich aaneensloten, sinds de eerste eeuw v.o.t; vooral voor
ontvangst en representatie dienend. (Haslinghuis-Janse, 2005)
attica (L.: attiek) verhoging boven de kroonlijst van een gevel, die veelal het dak aan het gezicht onttrekt. Bij Romeinse triomfbogen diende zij tevens
als sokkel voor een beeldengroep en waren er reliëfs en en inscripties op aangebracht (...). De attica was in de renaissance, maar vooral in de
barok geliefd en groeide daar dikwijls uit tot een halve verdieping, een mezzanino (....). (Haslinghuis-Lange, 2005)
basement (van G./L. basis: voetstuk) basis of voet van een zuil, pijler of pilaster, direct op de vloer of op een voetplaat of plint. De verhoudingen en
profileringen zijn in de klassieke orden aan strenge voorschriften gebonden en worden na de klassieke tijd met veel grotere vrijheid toegepast.
(Haslinghuis-Lange, 2005)
cartouche (It. Cartoccio: opgerold papier): omlijsting van een naar voor komend vlak, gevormd als ingesneden en omkrullend papier of leer. Op het vlak
kan een opschrift staan of er kan een al dan niet plastische versiering op zijn aangebracht. (Haslinghuis-Lange, 2005)
compluvium (L.) opening in het dak van het atrium van een Romeins huis, waardoor het regenwater in het impluvium valt. (Haslinghuis-Janse, 2005)
fenestrae (L.) vensters
fronton bekroning van een gevel, venster of ingang naar klassiek trant door een driehoekig of segmentvormig lichaam. Renaissancemotief dat in veel
opzichten het frontaal of de wimberg van de gotiek vervangt. Geliefd motief van de barok. Het fronton bestaat uit een veld (timpaan), vaak met
beeldhouwwerk of schilderwerk versierd, gevat in geprofileerd lijstwerk. Bij het gebroken fronton is het middendeel doorbroken. Voorbeelden
van grootse gevelfrontons: Parthenon in Athene, Pantheon in Rome (...). Het was een veelgebruikt motief in het classicisme (...). (Haslinghuis-
Lange, 2005)
grieks kruis symmetrische kruisvorm met gelijke lengtes in alle richtingen
halfzuil zuil die ongeveer over de halve dikte voor een muur of pijler uitspringt, zaols bij de Romeinse en renaissance-muurgeledingen. (Haslinghuis-
Lange, 2005)
hoofdgestel entablement, breed horizontaal lijstwerk, naar klassiek voorschrift bestaande uit een architraaf, fries en kroonlijst. Daarvoor zijn, naargelang de
orde, bepaalde verhoudingen voorgeschreven. (Haslinghuis-Lange, 2005)
, Titel ↓ Beschrijving
impluvium (L. pluere: regen en Pluvius: god van de regen) bassin in het atrium van een Grieks of Romeins huis, waarin het regenwater van de omringende
daken werd opgevangen. Het regenwater werd naar cisternen geleid.
kapiteel kopstuk van een zuil, pijler, pilaster, in het algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. (Haslinghuis-Lange, 2005)
oeil-de-boeuf (F.: koeienoog): klein rond, ovaal of achthoekig licht, oculus aangebracht waar weinig ruimte is voor dakverlichting, zoals onder gewelven, in
zolderingen, gevelfrontons en kelders (Haslinghuis-Lange, 2005).
panopticum (Latijn: alziend, of panopticon Grieks: alziend) is een architectonisch principe beschreven door de Engelse Verlichtingsfilosoof Jeremy
Bentham in 1791. Het panopticon maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te
verbeteren. Het gebouw bestaat uit een toren met daarrond een ring van cellen. Die hebben twee ramen: één naar buiten en één naar de toren
toe. Eén opzichter in de toren volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen. Het panopticum dient volgens Bentham veel
doelen: als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal. Tegenwoordig wordt het panopticon vooral geassocieerd met een gevangenis in
het algemeen of een koepelgevangenis in het bijzonder. (bron: Wikipedia)
patio (Sp.) open binnenplaats in een huis (Haslinghuis-Janse, 2005)
perystilum zuilenrij rond een binnenplaats
porticus (L., van porta: poort) zuilenhof, door zuilen gedragen voorhal, portiek. (Haslinghuis-Lange, 2005)
pronaos (G.) ruimte aan de voorzijde van een Griekse tempel, voorhal. (Haslinghuis-Lange, 2005)
proscenium (L.) rondlopend podium in het antieke theater
salamonische of ook Salomonszuil, gewonden of kluwenzuil, spiraalzuil of schroefzuil: een getordeerde zuil in de vorm van een spiraal of schroef. De
zuil Salomonszuil heeft waarschijnlijk oosterse, Byzantijnse wortels en werd veelal toegepast in de barokarchitectuur.
atrium (L.) binnenhof van Romeins-Hellinistische huizen, waaromheen de woonvertrekken zich aaneensloten, sinds de eerste eeuw v.o.t; vooral voor
ontvangst en representatie dienend. (Haslinghuis-Janse, 2005)
attica (L.: attiek) verhoging boven de kroonlijst van een gevel, die veelal het dak aan het gezicht onttrekt. Bij Romeinse triomfbogen diende zij tevens
als sokkel voor een beeldengroep en waren er reliëfs en en inscripties op aangebracht (...). De attica was in de renaissance, maar vooral in de
barok geliefd en groeide daar dikwijls uit tot een halve verdieping, een mezzanino (....). (Haslinghuis-Lange, 2005)
basement (van G./L. basis: voetstuk) basis of voet van een zuil, pijler of pilaster, direct op de vloer of op een voetplaat of plint. De verhoudingen en
profileringen zijn in de klassieke orden aan strenge voorschriften gebonden en worden na de klassieke tijd met veel grotere vrijheid toegepast.
(Haslinghuis-Lange, 2005)
cartouche (It. Cartoccio: opgerold papier): omlijsting van een naar voor komend vlak, gevormd als ingesneden en omkrullend papier of leer. Op het vlak
kan een opschrift staan of er kan een al dan niet plastische versiering op zijn aangebracht. (Haslinghuis-Lange, 2005)
compluvium (L.) opening in het dak van het atrium van een Romeins huis, waardoor het regenwater in het impluvium valt. (Haslinghuis-Janse, 2005)
fenestrae (L.) vensters
fronton bekroning van een gevel, venster of ingang naar klassiek trant door een driehoekig of segmentvormig lichaam. Renaissancemotief dat in veel
opzichten het frontaal of de wimberg van de gotiek vervangt. Geliefd motief van de barok. Het fronton bestaat uit een veld (timpaan), vaak met
beeldhouwwerk of schilderwerk versierd, gevat in geprofileerd lijstwerk. Bij het gebroken fronton is het middendeel doorbroken. Voorbeelden
van grootse gevelfrontons: Parthenon in Athene, Pantheon in Rome (...). Het was een veelgebruikt motief in het classicisme (...). (Haslinghuis-
Lange, 2005)
grieks kruis symmetrische kruisvorm met gelijke lengtes in alle richtingen
halfzuil zuil die ongeveer over de halve dikte voor een muur of pijler uitspringt, zaols bij de Romeinse en renaissance-muurgeledingen. (Haslinghuis-
Lange, 2005)
hoofdgestel entablement, breed horizontaal lijstwerk, naar klassiek voorschrift bestaande uit een architraaf, fries en kroonlijst. Daarvoor zijn, naargelang de
orde, bepaalde verhoudingen voorgeschreven. (Haslinghuis-Lange, 2005)
, Titel ↓ Beschrijving
impluvium (L. pluere: regen en Pluvius: god van de regen) bassin in het atrium van een Grieks of Romeins huis, waarin het regenwater van de omringende
daken werd opgevangen. Het regenwater werd naar cisternen geleid.
kapiteel kopstuk van een zuil, pijler, pilaster, in het algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. (Haslinghuis-Lange, 2005)
oeil-de-boeuf (F.: koeienoog): klein rond, ovaal of achthoekig licht, oculus aangebracht waar weinig ruimte is voor dakverlichting, zoals onder gewelven, in
zolderingen, gevelfrontons en kelders (Haslinghuis-Lange, 2005).
panopticum (Latijn: alziend, of panopticon Grieks: alziend) is een architectonisch principe beschreven door de Engelse Verlichtingsfilosoof Jeremy
Bentham in 1791. Het panopticon maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te
verbeteren. Het gebouw bestaat uit een toren met daarrond een ring van cellen. Die hebben twee ramen: één naar buiten en één naar de toren
toe. Eén opzichter in de toren volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen. Het panopticum dient volgens Bentham veel
doelen: als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal. Tegenwoordig wordt het panopticon vooral geassocieerd met een gevangenis in
het algemeen of een koepelgevangenis in het bijzonder. (bron: Wikipedia)
patio (Sp.) open binnenplaats in een huis (Haslinghuis-Janse, 2005)
perystilum zuilenrij rond een binnenplaats
porticus (L., van porta: poort) zuilenhof, door zuilen gedragen voorhal, portiek. (Haslinghuis-Lange, 2005)
pronaos (G.) ruimte aan de voorzijde van een Griekse tempel, voorhal. (Haslinghuis-Lange, 2005)
proscenium (L.) rondlopend podium in het antieke theater
salamonische of ook Salomonszuil, gewonden of kluwenzuil, spiraalzuil of schroefzuil: een getordeerde zuil in de vorm van een spiraal of schroef. De
zuil Salomonszuil heeft waarschijnlijk oosterse, Byzantijnse wortels en werd veelal toegepast in de barokarchitectuur.