Smv afstandslessen – Digitale geletterdheid
AFSTANDSMODULE 1
VAKINHOUDELIJKE, DIDACTISCHE EN TECHNOLOGISCHE KENNIS (TPACK)
WAT IS HET TPACK-MODEL?
T = technological = ICT: welke technologieën er allemaal zijn, welke het leerproces beïnvloeden
P = pedagogical = Pedagogical knowledge: didactiek => didactische werkvormen + ICT-eindtermen
A = and
C = content
K = knowledge = de vakinhoud, alle inhouden van alle vakken, wat de leerlingen moeten weten
- De vraag vanuit het TPACK-Model wnr is ICT een meerwaarde?
- Je moet als leerkracht weten hoe je ICT inzet in je didactiek om de vakinhoud beter
over te brengen
- Er is altijd sprake van een bepaalde context? Infrastructuur, doelgroep, voorkennis,
visie, deskundigheid
DE ICT-EINDTERMEN
- Vlaams diamandmodel
- 6 leerproces gerichte competenties: vakoverschrijdende vaardigheden die leerlingen moeten bezitten
om ICT te gebruiken
o Presenteren
o Zoeken, verwerken en bewaren: informatievaardig
o Communiceren
o Zelfstandig leren: verwerven nieuwe informatie
o Oefenen
o Creatief vormgeven: audiovisuele middelen
- 3 grote voordelen
o Vak integratie
o Doorlopende lijn: kleuters tot leerlingen van 6 de leerjaar
o Overzicht
,Smv afstandslessen – Digitale geletterdheid
COMPUTER: BASISPRINCIPES, HARDWARE EN SOFTWARE
WAT IS EEN COMPUTER?
= het is een toestel met verschillende componenten en elk component heeft zijn speciale rol
- Hardware = de elektrische en mechanische delen van een computer
- Software: instructies en programma’s
- CPU = zeer snel om dingen uit te rekenen, maar kan niet goed onthouden
- GPU = focust op dingen dat getoond worden op het scherm
- Mass storage = dingen lang onthouden
- RAM = snel informatie geven, snel geheugen tussen mass storage en gpu, computer sluiten RAM
vergeet alles
- ROM = alle informatie die je niet per ongeluk wil verwijderen (bv. instructies van hoe de computer op
te starten)
RICHTVRAGEN EERSTE GRAAD
- Wie heeft thuis een computer?
- Wat doe je op een computer?
o Kijk je wel eens filmpjes op YouTube?
- Wie is er wel eens boos geworden op zijn of haar computer?
o Kunnen computers zelf nadenken?
- Wat is een computer? Wat is een robot?
o Hoe ‘weet’ een computer/robot wat hij moet doen? Welke taal ‘spreekt’ een computer?
o Wat is hardware en wat is software?
COMPUTERS ZIJN OVERAL
Van frigo tot tandenborstel tot knuffelbeer
BASISBEGINSEL VAN EEN COMPUTER
1. Er wordt informatie naar de computer gestuurd: Input
2. De computer doet iets met de informatie:
o De computer slaat informatie op.
o De computer verwerkt de informatie door er iets mee te doen.
3. De computer stuurt informatie terug: Ouput
Een computer is een (elektronisch) toestel dat informatie, ook wel 'data', kan opslaan, ophalen en bewerken.
, Smv afstandslessen – Digitale geletterdheid
DE VOORNAAMSTE ONDERDELEN VAN EEN COMPUTER
HOE WERKT EEN COMPUTER?
- 4 dingen die elke computer doet
o Input
o Opslaan
o Proces
o Output
DE BASISONDERDELN VAN EEN COMPUTER
- Harde schijf: van het Engelse hard disk drive of HDD, is een vorm van extern geheugen, een
elektromechanisch computeronderdeel waarop gegevens bewaard kunnen worden. De gegevens zijn
permanent, in tegenstelling tot het vluchtige random-access memory (RAM), en blijven ook bewaard
als de computer uit staat.
- GPU: Een graphics processing unit, GPU of grafische processor is een processor die gebruikt wordt
voor alle videotaken. Hiermee neemt hij deze taken van de CPU (Central Processing Unit) over. De
GPU bevindt zich meestal op een videokaart.
- RAM: Random-access memory, acroniem RAM, Engels voor geheugen met willekeurige toegang,
is een computergeheugen, waarvan iedere geheugenplaats even snel toegankelijk is (in
tegenstelling tot bijvoorbeeld een harde schijf).
- CPU: Een processor, ook wel bekend als CPU (Engels: central processing unit), is een stuk
hardware in een computer dat instaat voor basisbewerkingen en -controle bij het uitvoeren van
programmacode
- ROM: Een read-only memory wordt gebruikt wanneer een apparaat, ook als het uitstaat, een
programma moet bewaren (normaal geheugen RAM verliest zijn inhoud wanneer er geen
spanning meer is), of wanneer het nooit of slechts zelden nodig is om het programma te wijzigen.
AFSTANDSMODULE 1
VAKINHOUDELIJKE, DIDACTISCHE EN TECHNOLOGISCHE KENNIS (TPACK)
WAT IS HET TPACK-MODEL?
T = technological = ICT: welke technologieën er allemaal zijn, welke het leerproces beïnvloeden
P = pedagogical = Pedagogical knowledge: didactiek => didactische werkvormen + ICT-eindtermen
A = and
C = content
K = knowledge = de vakinhoud, alle inhouden van alle vakken, wat de leerlingen moeten weten
- De vraag vanuit het TPACK-Model wnr is ICT een meerwaarde?
- Je moet als leerkracht weten hoe je ICT inzet in je didactiek om de vakinhoud beter
over te brengen
- Er is altijd sprake van een bepaalde context? Infrastructuur, doelgroep, voorkennis,
visie, deskundigheid
DE ICT-EINDTERMEN
- Vlaams diamandmodel
- 6 leerproces gerichte competenties: vakoverschrijdende vaardigheden die leerlingen moeten bezitten
om ICT te gebruiken
o Presenteren
o Zoeken, verwerken en bewaren: informatievaardig
o Communiceren
o Zelfstandig leren: verwerven nieuwe informatie
o Oefenen
o Creatief vormgeven: audiovisuele middelen
- 3 grote voordelen
o Vak integratie
o Doorlopende lijn: kleuters tot leerlingen van 6 de leerjaar
o Overzicht
,Smv afstandslessen – Digitale geletterdheid
COMPUTER: BASISPRINCIPES, HARDWARE EN SOFTWARE
WAT IS EEN COMPUTER?
= het is een toestel met verschillende componenten en elk component heeft zijn speciale rol
- Hardware = de elektrische en mechanische delen van een computer
- Software: instructies en programma’s
- CPU = zeer snel om dingen uit te rekenen, maar kan niet goed onthouden
- GPU = focust op dingen dat getoond worden op het scherm
- Mass storage = dingen lang onthouden
- RAM = snel informatie geven, snel geheugen tussen mass storage en gpu, computer sluiten RAM
vergeet alles
- ROM = alle informatie die je niet per ongeluk wil verwijderen (bv. instructies van hoe de computer op
te starten)
RICHTVRAGEN EERSTE GRAAD
- Wie heeft thuis een computer?
- Wat doe je op een computer?
o Kijk je wel eens filmpjes op YouTube?
- Wie is er wel eens boos geworden op zijn of haar computer?
o Kunnen computers zelf nadenken?
- Wat is een computer? Wat is een robot?
o Hoe ‘weet’ een computer/robot wat hij moet doen? Welke taal ‘spreekt’ een computer?
o Wat is hardware en wat is software?
COMPUTERS ZIJN OVERAL
Van frigo tot tandenborstel tot knuffelbeer
BASISBEGINSEL VAN EEN COMPUTER
1. Er wordt informatie naar de computer gestuurd: Input
2. De computer doet iets met de informatie:
o De computer slaat informatie op.
o De computer verwerkt de informatie door er iets mee te doen.
3. De computer stuurt informatie terug: Ouput
Een computer is een (elektronisch) toestel dat informatie, ook wel 'data', kan opslaan, ophalen en bewerken.
, Smv afstandslessen – Digitale geletterdheid
DE VOORNAAMSTE ONDERDELEN VAN EEN COMPUTER
HOE WERKT EEN COMPUTER?
- 4 dingen die elke computer doet
o Input
o Opslaan
o Proces
o Output
DE BASISONDERDELN VAN EEN COMPUTER
- Harde schijf: van het Engelse hard disk drive of HDD, is een vorm van extern geheugen, een
elektromechanisch computeronderdeel waarop gegevens bewaard kunnen worden. De gegevens zijn
permanent, in tegenstelling tot het vluchtige random-access memory (RAM), en blijven ook bewaard
als de computer uit staat.
- GPU: Een graphics processing unit, GPU of grafische processor is een processor die gebruikt wordt
voor alle videotaken. Hiermee neemt hij deze taken van de CPU (Central Processing Unit) over. De
GPU bevindt zich meestal op een videokaart.
- RAM: Random-access memory, acroniem RAM, Engels voor geheugen met willekeurige toegang,
is een computergeheugen, waarvan iedere geheugenplaats even snel toegankelijk is (in
tegenstelling tot bijvoorbeeld een harde schijf).
- CPU: Een processor, ook wel bekend als CPU (Engels: central processing unit), is een stuk
hardware in een computer dat instaat voor basisbewerkingen en -controle bij het uitvoeren van
programmacode
- ROM: Een read-only memory wordt gebruikt wanneer een apparaat, ook als het uitstaat, een
programma moet bewaren (normaal geheugen RAM verliest zijn inhoud wanneer er geen
spanning meer is), of wanneer het nooit of slechts zelden nodig is om het programma te wijzigen.