INSPANNINGSFYSIOLOGIE
REVAKI 2020-2021
Universiteit Antwerpen
Kaat Francken
, Energie
1 Basis bio-energie
Alles begint bij de planten!
Dankzij chlorofyl kunnen planten de zon, CO 2 en water gebruiken om O2 en glucose te
produceren.
Dieren en mensen eten planten om energie op te nemen dus de energie die we gebruiken
komt onrechtstreeks van de zon.
1.1 Energieopslag
De energie die we opnemen via voeding wordt opgeslagen in ons lichaam onder de vorm van
ATP. Deze stof wordt aangemaakt in de mitochondriën die in de cellen liggen.
Eten energie
Energie + ADP + P ATP
De cellen in ons lichaam kunnen de opgeslagen energie gebruiken door de ATP opnieuw te
splitsen.
1.1.1 Mitochondria
Ze hebben een dementie tussen de 0,5 en 10 micrometers.
Ze liggen met 1-1000 in een cel.
Intermembraan ruimte Ruimte tussen de membranen
Matrix Ruimte binnen het binnenste membraan
Cristae Gevouwen structuren van het binnenste membraan zorgen voor
een groter oppervlak
Hoe groter de oppervlakte van het binnenste membraan hoer meer ATP er kan aangemaakt
worden.
1.2 Productie van ATP
1.2.1 Stap 1
= H+ gradiënt creëren
Er worden protonen verplaatst van de matrix naar de intermembraan ruimte.
1.2.2 Stap 2 en 3
ATP synthase is een proteïne complex die toelaat de protonen terig naar binnen te laten. Het
binnenstromen van de protonen zorgt voor activatie van de ATP synthese.
ADP + Pi ATP
1
,1.3 Macronutriënten
Er zijn 3 macronutriënten:
- Vet
- Koolhydraten
- Proteïnen
1.4 Energiesystemen
1.4.1 Fast energy release
Systeem van enkele seconden en geraakt snel op.
De energie wordt vrijgemaakt uit de ATP door een anaerobe hydrolyse.
1.4.2 Snelle resynthese van ATP uit PCr
Fosfocreatine (PCr) kan veel energie bevatten binnen de cel. Wanneer we de verbinding met
de fosfaatmolecule verbroken wordt door creatine kinase komt er een grote hoeveelheid
vrije energie vrij die opgenomen wordt door ATP.
1.4.3 Resynthese van ATP door fosforylering of oxidatie van
macronutriënten
Dit kan aeroob of anaeroob plaats vinden:
- Aeroob in geval van lipide en proteïnen metabolisme
- Aeroob of anaeroob in geval van glucosemetabolisme
De meeste energie komt van de oxidatie van koolhydraten, lipiden en proteïnen wanneer de
zuurstof vermindert.
1.5 Spiercellen
Spiercellen hebben veel mitochondria.
Opbouw spier:
De sacromeren zijn de
kleinst mogelijke
contractiele eenheid.
Actine en myosine schuiven
over elkaar en zorgen zo
voor een contractie.
1.5.1 Motorunit
= alle vezels die door dezelfde zenuwen worden aangestuurd
Het aantal spiervezels in 1 motorunit schommelt tussen de 5-700. Hoe meer motorunits een
spier bevat hoe beter de spier de bewegingen en krachten kan controleren.
2
, 1.5.2 Spier in rust
Wanneer een spier niet moet contraheren gaan
troponine en tropomyosine de binding van actine en
myosine inhiberen.
Wanneer Ca++ zich bindt op troponine komen de
bindingsplaatsen vrij.
1.5.3 Spiercontractie
1. Zenuwimpulsen uit het centraal zenuwstelsel
2. Elektrische stroom door het verplaatsen van ionen langs de celmembranen
3. Het motorneuron eindigt in een synaps met de spiervezel
4. De neuron laat acetylcholine vrij en geeft zo het actiepotentiaal door aan de
spiervezel
De drempel voor het ontstaan van een actiepotentiaal moet natuurlijk wel eerst
overschrijden zijn. De hoogte van de piek bepaald echter wel niet de sterkte van de
contractie.
1.5.3.1 Neuromusculaire junctie
De stoffen die nodig zijn om de
overdracht mogelijk te maken
moeten altijd genoeg
aanwezig zijn daarom moeten
we deze ook opnemen via
onze voeding.
1.5.3.2 Contractie
De T-Tubuli brengt het actiepotentiaal van het celmembraan tot in de spiercel en zo tot het
sacroplasmatisch reticulum.
3
REVAKI 2020-2021
Universiteit Antwerpen
Kaat Francken
, Energie
1 Basis bio-energie
Alles begint bij de planten!
Dankzij chlorofyl kunnen planten de zon, CO 2 en water gebruiken om O2 en glucose te
produceren.
Dieren en mensen eten planten om energie op te nemen dus de energie die we gebruiken
komt onrechtstreeks van de zon.
1.1 Energieopslag
De energie die we opnemen via voeding wordt opgeslagen in ons lichaam onder de vorm van
ATP. Deze stof wordt aangemaakt in de mitochondriën die in de cellen liggen.
Eten energie
Energie + ADP + P ATP
De cellen in ons lichaam kunnen de opgeslagen energie gebruiken door de ATP opnieuw te
splitsen.
1.1.1 Mitochondria
Ze hebben een dementie tussen de 0,5 en 10 micrometers.
Ze liggen met 1-1000 in een cel.
Intermembraan ruimte Ruimte tussen de membranen
Matrix Ruimte binnen het binnenste membraan
Cristae Gevouwen structuren van het binnenste membraan zorgen voor
een groter oppervlak
Hoe groter de oppervlakte van het binnenste membraan hoer meer ATP er kan aangemaakt
worden.
1.2 Productie van ATP
1.2.1 Stap 1
= H+ gradiënt creëren
Er worden protonen verplaatst van de matrix naar de intermembraan ruimte.
1.2.2 Stap 2 en 3
ATP synthase is een proteïne complex die toelaat de protonen terig naar binnen te laten. Het
binnenstromen van de protonen zorgt voor activatie van de ATP synthese.
ADP + Pi ATP
1
,1.3 Macronutriënten
Er zijn 3 macronutriënten:
- Vet
- Koolhydraten
- Proteïnen
1.4 Energiesystemen
1.4.1 Fast energy release
Systeem van enkele seconden en geraakt snel op.
De energie wordt vrijgemaakt uit de ATP door een anaerobe hydrolyse.
1.4.2 Snelle resynthese van ATP uit PCr
Fosfocreatine (PCr) kan veel energie bevatten binnen de cel. Wanneer we de verbinding met
de fosfaatmolecule verbroken wordt door creatine kinase komt er een grote hoeveelheid
vrije energie vrij die opgenomen wordt door ATP.
1.4.3 Resynthese van ATP door fosforylering of oxidatie van
macronutriënten
Dit kan aeroob of anaeroob plaats vinden:
- Aeroob in geval van lipide en proteïnen metabolisme
- Aeroob of anaeroob in geval van glucosemetabolisme
De meeste energie komt van de oxidatie van koolhydraten, lipiden en proteïnen wanneer de
zuurstof vermindert.
1.5 Spiercellen
Spiercellen hebben veel mitochondria.
Opbouw spier:
De sacromeren zijn de
kleinst mogelijke
contractiele eenheid.
Actine en myosine schuiven
over elkaar en zorgen zo
voor een contractie.
1.5.1 Motorunit
= alle vezels die door dezelfde zenuwen worden aangestuurd
Het aantal spiervezels in 1 motorunit schommelt tussen de 5-700. Hoe meer motorunits een
spier bevat hoe beter de spier de bewegingen en krachten kan controleren.
2
, 1.5.2 Spier in rust
Wanneer een spier niet moet contraheren gaan
troponine en tropomyosine de binding van actine en
myosine inhiberen.
Wanneer Ca++ zich bindt op troponine komen de
bindingsplaatsen vrij.
1.5.3 Spiercontractie
1. Zenuwimpulsen uit het centraal zenuwstelsel
2. Elektrische stroom door het verplaatsen van ionen langs de celmembranen
3. Het motorneuron eindigt in een synaps met de spiervezel
4. De neuron laat acetylcholine vrij en geeft zo het actiepotentiaal door aan de
spiervezel
De drempel voor het ontstaan van een actiepotentiaal moet natuurlijk wel eerst
overschrijden zijn. De hoogte van de piek bepaald echter wel niet de sterkte van de
contractie.
1.5.3.1 Neuromusculaire junctie
De stoffen die nodig zijn om de
overdracht mogelijk te maken
moeten altijd genoeg
aanwezig zijn daarom moeten
we deze ook opnemen via
onze voeding.
1.5.3.2 Contractie
De T-Tubuli brengt het actiepotentiaal van het celmembraan tot in de spiercel en zo tot het
sacroplasmatisch reticulum.
3
