Inhoudsopgave
Hoorcollege 7 Belang media........................................................................................................................... 1
Hoorcollege 8 Agenda-setting + framing....................................................................................................... 19
Framing...............................................................................................................................................................21
Hoorcollege 9 Publieke opinie...................................................................................................................... 22
Kenniskloof= Knowledge gap..............................................................................................................................22
Two-step flow.....................................................................................................................................................23
Zwijgspiraal (Noelle-Neumann)..........................................................................................................................23
Hoorcollege 10 Cultural Studies.................................................................................................................... 24
Encoding/decoding model..................................................................................................................................24
Hoorcollege 11 Social Penetration, Uncertainty reduction............................................................................25
Social Penetration Theory...................................................................................................................................25
Social Exchange Theory:.....................................................................................................................................26
Uncertainty Reduction Theory............................................................................................................................26
Hoorcollege 12 Social Information Processing Theory & Social Robots..........................................................28
Social presence theory...................................................................................................................................28
Media richness-theory...................................................................................................................................28
Social Information Processing............................................................................................................................28
Hoorcollege 7 Belang media
Berichtgeving publieke opinie druk op regering
Bv. Foto’s vluchtelingen, schok, wake up call
CNN-effect
Pseudo-event: inspelen op effect
- Dramatisch, gepland, duidelijk afgebakend (tijd/plaats)
- Niet plaatsvinden als er geen media is
Voorbeeld: speech Bush
Volk was gedemotiveerd voor Irak oorlog, in de speech wordt verteld dat de oorlog
succesvol is volbracht door Amerika (er is gezorgd voor vrede etc) beïnvloeden publieke
opinie.
Medialogica: ‘’de macht om te bepalen wie en wat (politiek) relevant is, wordt grotendeels
bepaald door media’’. Onderdeel van mediatisering.
Partij logica (tot 1970) publieke logica (1970-1990) media logica (na 1990)
Partijlogica:
- Media identificeren zich met partij
, - Rol journalist afhankelijk, spreekbuis (nauwe band met partijen)
- Metafoor: journalist schoothond
- Agenda bepaald door partij
Medialogica
- Media identificeren zich met publiek
- Publiek als consument (wensen en verlangens publiek belangrijker – door
concurrentie)
- Rol journalist dominant, entertaining
- Type rapportage: interpretatief, minder inhoudelijk
- Metafoor: Cerberus (waakhond)
Verdringen overwegingen als informeren, vermaak belangrijker
Mediatisering: structurele verandering waarbij instanties afhankelijker worden van media.
Groter proces waarbij media steeds grotere invloed heeft op samenleving.
VS
Mediated communication: communicatie via media naar publiek.
Dimensies mediatisering: bepalen de mate waarin politiek gemedieerd is (afhankelijk van
media)
1. Media belangrijkste bron van informatie (i.p.v. mensen om je heen)
2. Media is onafhankelijk van politieke agenda (i.p.v. afhankelijk)
3. Media-inhoud bepaalt door media-logica d.m.v. nieuwswaarden (i.p.v. politiek)
gedreven door de noodzaak groot publiek aan te spreken
4. Politici passen zich aan aan “regels” nieuwsmedia.
Nieuwswaarden
Een conceptueel kader om de poortwachterpraktijken
van de nieuwsmedia te beschrijven.
Gebeurtenissen worden 'nieuws’ als ze bij specifieke nieuwscriteria passen (bijvoorbeeld
verrassing, slecht nieuws).
Wie bepalen het nieuws?
Journalisten, redactie?
Journalist als ‘Gatekeeper’ (Whit,1950): Kan de journalist bepalen wat nieuws is?
‘Wire editor’ werd onderzocht, hij selecteerde relevant nieuws
reden onderzoek waarom het ene nieuws wel als relevant werd gezien en ander nieuws
niet. niet interessant, saai, propaganda etc.
Conclusie van dit onderzoek; deze manier van nieuws selecteren is erg subjectief.
Individu heeft weinig invloed
, - Demografische kenmerken doen er niet toe
- Persoonlijke normen en waarde wel iets belangrijker afhankelijk van rol/macht
individu
Eigenaar of hoofdredactie niet zoveel invloed
Adverteerder 50% inkomsten van de krant komt uit advertenties.
Indirecte invloed op doelgroep
Wat bepaalt het nieuws? Welke gebeurtenissen worden gerapporteerd? Nieuwsfactoren
Harcup en O’Neill deden in
2001 onderzoek naar de
nieuwswaarden van
Galtung & Ruge. Hieruit
bleek dat sommige
nieuwswaarden met elkaar
overlapte of elkaar
uitsloten. Zo kwamen zij
tot 10
nieuwe nieuwswaarden:
- Referentie naar machtige
elite (individuen,
organisaties, naties)
Hoorcollege 7 Belang media........................................................................................................................... 1
Hoorcollege 8 Agenda-setting + framing....................................................................................................... 19
Framing...............................................................................................................................................................21
Hoorcollege 9 Publieke opinie...................................................................................................................... 22
Kenniskloof= Knowledge gap..............................................................................................................................22
Two-step flow.....................................................................................................................................................23
Zwijgspiraal (Noelle-Neumann)..........................................................................................................................23
Hoorcollege 10 Cultural Studies.................................................................................................................... 24
Encoding/decoding model..................................................................................................................................24
Hoorcollege 11 Social Penetration, Uncertainty reduction............................................................................25
Social Penetration Theory...................................................................................................................................25
Social Exchange Theory:.....................................................................................................................................26
Uncertainty Reduction Theory............................................................................................................................26
Hoorcollege 12 Social Information Processing Theory & Social Robots..........................................................28
Social presence theory...................................................................................................................................28
Media richness-theory...................................................................................................................................28
Social Information Processing............................................................................................................................28
Hoorcollege 7 Belang media
Berichtgeving publieke opinie druk op regering
Bv. Foto’s vluchtelingen, schok, wake up call
CNN-effect
Pseudo-event: inspelen op effect
- Dramatisch, gepland, duidelijk afgebakend (tijd/plaats)
- Niet plaatsvinden als er geen media is
Voorbeeld: speech Bush
Volk was gedemotiveerd voor Irak oorlog, in de speech wordt verteld dat de oorlog
succesvol is volbracht door Amerika (er is gezorgd voor vrede etc) beïnvloeden publieke
opinie.
Medialogica: ‘’de macht om te bepalen wie en wat (politiek) relevant is, wordt grotendeels
bepaald door media’’. Onderdeel van mediatisering.
Partij logica (tot 1970) publieke logica (1970-1990) media logica (na 1990)
Partijlogica:
- Media identificeren zich met partij
, - Rol journalist afhankelijk, spreekbuis (nauwe band met partijen)
- Metafoor: journalist schoothond
- Agenda bepaald door partij
Medialogica
- Media identificeren zich met publiek
- Publiek als consument (wensen en verlangens publiek belangrijker – door
concurrentie)
- Rol journalist dominant, entertaining
- Type rapportage: interpretatief, minder inhoudelijk
- Metafoor: Cerberus (waakhond)
Verdringen overwegingen als informeren, vermaak belangrijker
Mediatisering: structurele verandering waarbij instanties afhankelijker worden van media.
Groter proces waarbij media steeds grotere invloed heeft op samenleving.
VS
Mediated communication: communicatie via media naar publiek.
Dimensies mediatisering: bepalen de mate waarin politiek gemedieerd is (afhankelijk van
media)
1. Media belangrijkste bron van informatie (i.p.v. mensen om je heen)
2. Media is onafhankelijk van politieke agenda (i.p.v. afhankelijk)
3. Media-inhoud bepaalt door media-logica d.m.v. nieuwswaarden (i.p.v. politiek)
gedreven door de noodzaak groot publiek aan te spreken
4. Politici passen zich aan aan “regels” nieuwsmedia.
Nieuwswaarden
Een conceptueel kader om de poortwachterpraktijken
van de nieuwsmedia te beschrijven.
Gebeurtenissen worden 'nieuws’ als ze bij specifieke nieuwscriteria passen (bijvoorbeeld
verrassing, slecht nieuws).
Wie bepalen het nieuws?
Journalisten, redactie?
Journalist als ‘Gatekeeper’ (Whit,1950): Kan de journalist bepalen wat nieuws is?
‘Wire editor’ werd onderzocht, hij selecteerde relevant nieuws
reden onderzoek waarom het ene nieuws wel als relevant werd gezien en ander nieuws
niet. niet interessant, saai, propaganda etc.
Conclusie van dit onderzoek; deze manier van nieuws selecteren is erg subjectief.
Individu heeft weinig invloed
, - Demografische kenmerken doen er niet toe
- Persoonlijke normen en waarde wel iets belangrijker afhankelijk van rol/macht
individu
Eigenaar of hoofdredactie niet zoveel invloed
Adverteerder 50% inkomsten van de krant komt uit advertenties.
Indirecte invloed op doelgroep
Wat bepaalt het nieuws? Welke gebeurtenissen worden gerapporteerd? Nieuwsfactoren
Harcup en O’Neill deden in
2001 onderzoek naar de
nieuwswaarden van
Galtung & Ruge. Hieruit
bleek dat sommige
nieuwswaarden met elkaar
overlapte of elkaar
uitsloten. Zo kwamen zij
tot 10
nieuwe nieuwswaarden:
- Referentie naar machtige
elite (individuen,
organisaties, naties)