2021
Cardiologie
GENEESKUNDE EN HEELKUNDE: PATHOLOGIE
FLORENCE LAMBERTS
, Florence Lamberts 2VBj 23/09/20
Cardiologie
TROMBO-EMBOLISCHE AANDOENINGEN
Wat?
- Aandoeningen die gepaard gaan met trombose en/of embolie
• Trombose = vorming van een bloedklonter of trombus in een bloedvat arterieel of veneus (zonder
fysiologische reden)
vernauwing of afsluiting
• Embolie = verwikkeling van een Trombose
Stukje bloedklonter dat is losgekomen van een
trombus en met de bloedstroom meegevoerd
wordt en ergens in de bloedbaan klem
geraakt, zorgt voor een plotse verstopping
van de bloedbaan
Oorzaken en uitlokkende factoren
- Atherosclerose = meest voorkomende oorzaak van trombusvorming i/d arteriën
- Vertraagde bloedstroom of stase = belangrijkste factor voor trombusvorming in venen = Veneuze stase kan
optreden bij
• Treed op bij immobilisatie (bv: na heelkundige ingreep)
• Gipsimmobilisatie
• Verlamming
• Varices of spataders (chronische veneuze insufficiëntie)
• Hartfalen
• Zwangerschap
Thrombophilia
Verzamelnaam voor stoornissen in de bloedstolling (gekenmerkt door verhoogde trombose neiging)
We Onderscheiden 2 soorten
Erfelijk (opsporen via BO) Verworven
- Familiaal voorkomende afwijkingen in het - Tekort aan Antitrombine III kan optreden bij
bloedstollingsmechanisme bloed vertoond een langdurig gebruik van de pil
verhoogde stolbaarheid
- Aangeboren tekort aan Antitrombine III
- Terkort aan proteïne C/S of APC resistentie en
stijging van fibrinogeen
Andere oorzakelijke of uitlokkende factoren
zijn
- Kanker
- Hartritmestoornissen = VKF meer kans op
vormen bloedklonters
- Afwijkingen in het bloed zelf = trombocytose
- Aneurysma
- Gekwetste vaatwand = trauma
- Aangetaste hartkleppen = reumatische
endocarditis
pag. 1
, Florence Lamberts 2VBj 23/09/20
Symptomen
- Afhankelijk van lokalisatie van trombus of embool
• Kransslagader acuut myocardinfarct
• Beenslagader acute ischemie van het been
• Hersenslagader herseninfarct
• Beenader diepe veneuze trombose
• Longslagader longembolie
Diagnose
- Klinisch beeld
- Bloedonderzoek opzoeken bepaalde stoffen in het bloed
- Beeldvorming scans om bepaalde dingen in beeld te krijgen
Behandeling
- Trombolyse Trombolytica (embolectomie)
- Heparine of LMGH gevolgd door orale anticoagulantia
MIDDELEN MET INVLOED OP DE BLOEDSTOLLING
Bloedstolling verloopt in 2 stappen
1. Activering en samenklontering van bloedplaatjes
2. Kettingreactie van stollingsfactoren resulterend in de omzetting van fibrinogeen in fibrine en de vorming van
fibrinenetwerk
Antitrombotica = ongewenste stolling te bestrijden of te voorkomen
Hiertoe behoren bloedplaatjesaggregatieremmers en de anticoagulantia (grijpen aan op een van de stappen
in de bloedstolling)
Bloedplaatjesaggregatieremmers = remmen de activiteit Anticoagulantia = zorgen voor afremming van de
van bloedplaatjes omzetting van fibrinogeen in fibrine
ANTICOAGULANTIA
Geneesmiddelen die zich aangrijpen i/d kettingreactie van de stolling en zorgen voor de remming van de vorming
van trombine en de remming van de omzetting van fibrinogeen in fibrine
1. Heparine en laag moleculair gewicht heparines (LMGH)
- Werkingsmechanisme
• Remmen de stolling door activering v/h natuurlijke antistollingseiwit (antitrombine)
• Antitrombine remt de werking van trombine maar ook van allerlei andere stollingsfactoren
• Tussen heparines en LMGH kleine verschillen in welke van deze stollingsfactoren ze afremmen
- Indicaties
• Preventie/behandeling van DTV en longembolie
- Ongewenste effecten
• Bloedingen
• Blauwe plekken
• Heparine-geïnduceerde trombocytopenie (te wijten aan rechtstreeks effect op de bloedplaatjes)
pag. 2
Cardiologie
GENEESKUNDE EN HEELKUNDE: PATHOLOGIE
FLORENCE LAMBERTS
, Florence Lamberts 2VBj 23/09/20
Cardiologie
TROMBO-EMBOLISCHE AANDOENINGEN
Wat?
- Aandoeningen die gepaard gaan met trombose en/of embolie
• Trombose = vorming van een bloedklonter of trombus in een bloedvat arterieel of veneus (zonder
fysiologische reden)
vernauwing of afsluiting
• Embolie = verwikkeling van een Trombose
Stukje bloedklonter dat is losgekomen van een
trombus en met de bloedstroom meegevoerd
wordt en ergens in de bloedbaan klem
geraakt, zorgt voor een plotse verstopping
van de bloedbaan
Oorzaken en uitlokkende factoren
- Atherosclerose = meest voorkomende oorzaak van trombusvorming i/d arteriën
- Vertraagde bloedstroom of stase = belangrijkste factor voor trombusvorming in venen = Veneuze stase kan
optreden bij
• Treed op bij immobilisatie (bv: na heelkundige ingreep)
• Gipsimmobilisatie
• Verlamming
• Varices of spataders (chronische veneuze insufficiëntie)
• Hartfalen
• Zwangerschap
Thrombophilia
Verzamelnaam voor stoornissen in de bloedstolling (gekenmerkt door verhoogde trombose neiging)
We Onderscheiden 2 soorten
Erfelijk (opsporen via BO) Verworven
- Familiaal voorkomende afwijkingen in het - Tekort aan Antitrombine III kan optreden bij
bloedstollingsmechanisme bloed vertoond een langdurig gebruik van de pil
verhoogde stolbaarheid
- Aangeboren tekort aan Antitrombine III
- Terkort aan proteïne C/S of APC resistentie en
stijging van fibrinogeen
Andere oorzakelijke of uitlokkende factoren
zijn
- Kanker
- Hartritmestoornissen = VKF meer kans op
vormen bloedklonters
- Afwijkingen in het bloed zelf = trombocytose
- Aneurysma
- Gekwetste vaatwand = trauma
- Aangetaste hartkleppen = reumatische
endocarditis
pag. 1
, Florence Lamberts 2VBj 23/09/20
Symptomen
- Afhankelijk van lokalisatie van trombus of embool
• Kransslagader acuut myocardinfarct
• Beenslagader acute ischemie van het been
• Hersenslagader herseninfarct
• Beenader diepe veneuze trombose
• Longslagader longembolie
Diagnose
- Klinisch beeld
- Bloedonderzoek opzoeken bepaalde stoffen in het bloed
- Beeldvorming scans om bepaalde dingen in beeld te krijgen
Behandeling
- Trombolyse Trombolytica (embolectomie)
- Heparine of LMGH gevolgd door orale anticoagulantia
MIDDELEN MET INVLOED OP DE BLOEDSTOLLING
Bloedstolling verloopt in 2 stappen
1. Activering en samenklontering van bloedplaatjes
2. Kettingreactie van stollingsfactoren resulterend in de omzetting van fibrinogeen in fibrine en de vorming van
fibrinenetwerk
Antitrombotica = ongewenste stolling te bestrijden of te voorkomen
Hiertoe behoren bloedplaatjesaggregatieremmers en de anticoagulantia (grijpen aan op een van de stappen
in de bloedstolling)
Bloedplaatjesaggregatieremmers = remmen de activiteit Anticoagulantia = zorgen voor afremming van de
van bloedplaatjes omzetting van fibrinogeen in fibrine
ANTICOAGULANTIA
Geneesmiddelen die zich aangrijpen i/d kettingreactie van de stolling en zorgen voor de remming van de vorming
van trombine en de remming van de omzetting van fibrinogeen in fibrine
1. Heparine en laag moleculair gewicht heparines (LMGH)
- Werkingsmechanisme
• Remmen de stolling door activering v/h natuurlijke antistollingseiwit (antitrombine)
• Antitrombine remt de werking van trombine maar ook van allerlei andere stollingsfactoren
• Tussen heparines en LMGH kleine verschillen in welke van deze stollingsfactoren ze afremmen
- Indicaties
• Preventie/behandeling van DTV en longembolie
- Ongewenste effecten
• Bloedingen
• Blauwe plekken
• Heparine-geïnduceerde trombocytopenie (te wijten aan rechtstreeks effect op de bloedplaatjes)
pag. 2