Financieel Management
Terminologie:
Luca Pacioli (1494): stelde de basis van de boekhouding op
Winst: opbrengsten – kosten
Cash: inkomsten – uitgaven
Capex (capitalized expense): uitgaven die meer dan een jaar nuttig zijn voor een bedrijf
Opex (operating expense): uitgaven die minder dan een jaar nuttig zijn voor een bedrijf
EBIT: earnings before interests and taxes
EBITDA: EBIT before depreciation and amortization
REBIT: recurring earnings before interests and taxes
REBITDA: recurring earnings before interests, taxes, depreciation and amortization
Obligatie: schulden
Aandeel: eigen vermogen
Jaarrekening: balans (balance sheet) + resultatenrekening (income statement) +
kasstromentabel (cash flow statement)
Actief en Kosten ↗ = Debet Passief en Opbrengsten ↗︎= Credit
Balans doorlichten: 1. Zoek balans in actief&passief 2. Zoek 4 blokken
(vast&vlottende activa, eigen&vreemd vermogen) 3. Zoek intern eigen vermogen
4. Waar zitten de grote vaste activa 5. Wat zijn de belangrijkste passiva
Balans = foto: wie zijn de investeerders en wat is de investering?
Resultatenrekening = film: hoe werd er vorig jaar winst gemaakt?
Kasstromentabel = film: hoe kwamen we vorig jaar aan cash?
Assets & Liabilities: actief en passief
Profits & Losses: opbrengsten en kosten
Internal equity: intern eigen vermogen (↗︎van +10% van totaal passief is dit goed)
Retained earnings or losses: overgedragen winst of verlies
Turnover: omzet
Entrepreneur: zelfstandige activiteit als hoofd- of bijberoep
Intrapreneur: werknemer in bedrijf mee aan roer staat van beslissingen (ontwikkelt eigen
idee op de werkvloer) kan hierdoor eigen tak/ spin-off ontwikkelen (=sterk gestimuleerd)
Opties : op aandelen, wisselkoersen, grondstoffen, e.a. duur (# zoals verzekeringspremie)
Hedging : vb wisselkoersrisico, om risico’s in te dekken. Zekerheid van een vaste koers.
Termijncontract: goedkoper dan een optie, maar verplichting om uit te voeren.
VERSO: vereniging van sociale ondernemingen; werkt met TM voor opleiding & stimulatie
Aandelenregister: blad waar de namen vd aanwezige aandeelhouders op staat + # aandelen
(hier mag ook een vertegenwoordiger aanwezig zijn)
WER: wetboek economisch recht
MAR: minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel
Intrinsieke waarde: eigen vermogen van een vennootschap te delen door het aantal aandelen
Fractiewaarde: kapitaal vd vennootschap op een tijd, delen door het # (kapitaal)aandelen
Nominatieve waarde: waarde van een aandeel, uitgedrukt in een vast bedrag (nominale
waarde van een aandeel stemt bij oprichting overeen met werkelijke waarde van aandeel)
Horizontale analyse: vergelijking met het vorig boekjaar
Verticale analyse: vergelijking met een andere rekening, in hetzelfde boekjaar
Ratio-analyse: evolutie binnen een onderneming, vergeleken met de concurrenten
ROA: return on assets
ROI: return on investments
ROE: return on equity (winst / eigen vermogen)
Terminologie:
Luca Pacioli (1494): stelde de basis van de boekhouding op
Winst: opbrengsten – kosten
Cash: inkomsten – uitgaven
Capex (capitalized expense): uitgaven die meer dan een jaar nuttig zijn voor een bedrijf
Opex (operating expense): uitgaven die minder dan een jaar nuttig zijn voor een bedrijf
EBIT: earnings before interests and taxes
EBITDA: EBIT before depreciation and amortization
REBIT: recurring earnings before interests and taxes
REBITDA: recurring earnings before interests, taxes, depreciation and amortization
Obligatie: schulden
Aandeel: eigen vermogen
Jaarrekening: balans (balance sheet) + resultatenrekening (income statement) +
kasstromentabel (cash flow statement)
Actief en Kosten ↗ = Debet Passief en Opbrengsten ↗︎= Credit
Balans doorlichten: 1. Zoek balans in actief&passief 2. Zoek 4 blokken
(vast&vlottende activa, eigen&vreemd vermogen) 3. Zoek intern eigen vermogen
4. Waar zitten de grote vaste activa 5. Wat zijn de belangrijkste passiva
Balans = foto: wie zijn de investeerders en wat is de investering?
Resultatenrekening = film: hoe werd er vorig jaar winst gemaakt?
Kasstromentabel = film: hoe kwamen we vorig jaar aan cash?
Assets & Liabilities: actief en passief
Profits & Losses: opbrengsten en kosten
Internal equity: intern eigen vermogen (↗︎van +10% van totaal passief is dit goed)
Retained earnings or losses: overgedragen winst of verlies
Turnover: omzet
Entrepreneur: zelfstandige activiteit als hoofd- of bijberoep
Intrapreneur: werknemer in bedrijf mee aan roer staat van beslissingen (ontwikkelt eigen
idee op de werkvloer) kan hierdoor eigen tak/ spin-off ontwikkelen (=sterk gestimuleerd)
Opties : op aandelen, wisselkoersen, grondstoffen, e.a. duur (# zoals verzekeringspremie)
Hedging : vb wisselkoersrisico, om risico’s in te dekken. Zekerheid van een vaste koers.
Termijncontract: goedkoper dan een optie, maar verplichting om uit te voeren.
VERSO: vereniging van sociale ondernemingen; werkt met TM voor opleiding & stimulatie
Aandelenregister: blad waar de namen vd aanwezige aandeelhouders op staat + # aandelen
(hier mag ook een vertegenwoordiger aanwezig zijn)
WER: wetboek economisch recht
MAR: minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel
Intrinsieke waarde: eigen vermogen van een vennootschap te delen door het aantal aandelen
Fractiewaarde: kapitaal vd vennootschap op een tijd, delen door het # (kapitaal)aandelen
Nominatieve waarde: waarde van een aandeel, uitgedrukt in een vast bedrag (nominale
waarde van een aandeel stemt bij oprichting overeen met werkelijke waarde van aandeel)
Horizontale analyse: vergelijking met het vorig boekjaar
Verticale analyse: vergelijking met een andere rekening, in hetzelfde boekjaar
Ratio-analyse: evolutie binnen een onderneming, vergeleken met de concurrenten
ROA: return on assets
ROI: return on investments
ROE: return on equity (winst / eigen vermogen)