Financieel Management
Stellingen:
1. Aandeelhouders beslissen wat er met de winst gebeurt. JUIST
Dit gebeurt in de jaarlijkse vergadering waar elke aandeelhouder aanwezig acht te zijn.
2. Bedrijven dat verlies maken, gaan failliet. FOUT
Verlies= bedrijfsactiviteiten kosten meer geld dan dat ze opbrengen. Zolang dit wordt
gecompenseerd door externe geldstromen (eigen vermogen en schulden) is er geen
cashprobleem. Faillissement heft alles te maken met cashproblemen.
3. Aandeelhouders kunnen geïnvesteerd geld terugeisen. FOUT
Dit kan alleen als men het aandeel doorverkoopt.
4. Niet alle uitgaven zijn kosten. JUIST
Uitgaven = kosten (korte termijn < 1 jaar) en investeringen (lange termijn > 1 jaar).
5. Gezondheid van bedrijf analyseren intern vermogen nakijken. JUIST
Intern eigen vermogen op passiefzijde (reserves en overgedragen winst).
6. Voor sommige schulden betaal je geen intrest. JUIST
Schulden= bankschulden (intrest), leveranciersschulden (geen intrest), …
7. Bedrijven met veel cash hebben niet snel geldproblemen. FOUT
Er kunnen steeds betalingen zijn die groter zijn dan het bedrag in cash en op de bank.
8. Bedrijven met veel kapitaal hebben veel geld. FOUT
Het kapitaal wordt geïnvesteerd in allerlei goederen. Daardoor kan het zijn dat hoewel je
veel kapitaal hebt, je geen geld over hebt omdat al het geld in vaste activa zit.
9. Een balans is altijd in evenwicht. JUIST
Je kan niet investeren (actief) zonder geldmiddelen (passief.
10. Er zijn bedrijven zonder kantoor, gebouw, machines en pc’s. JUIST
Je kan deze zaken ook huren of leasen, dan zijn ze technisch gezien niet van jou.
11. Solvabiliteit= ratio overal op dezelfde manier wordt berekent. FOUT
Wordt gearing ratio genoemd in de Angelsaksische wereld, en heeft een andere formule.
12. Een bedrijf met veel reserves heeft veel geld. FOUT
Reserves: financiering door eigen winsten (dit geld is meestal al in gebruik bij vaste activa).
13. De meeste bedrijven geven gratis leningen. JUIST
Facturen worden bijna nooit in 1 dag betaalt. Er is meestal een termijn van 30 dagen.
14. Bedrijven met hoge solvabiliteit zijn gezonde bedrijven. FOUT
Hoge solvabiliteit, bedrijf wordt voor merendeel gefinancierd door aandeelhouders.
15. Bedrijven met veel activa zijn gezond. FOUT
Het hebben van vele gebouwen en terreinen, kost ook veel.
16. Dividenden zijn financiële kosten. FOUT
We kunnen pas een dividend uitkeren als er winst is.
17. Bedrijfswinst= winst van het bedrijf. FOUT
Winst = bedrijfsresultaat + financieel resultaat + uitzonderlijk resultaat.
18. Bedrijven met gelijke brutomarge hebben dezelfde winst. FOUT
Brutomarge: hoeveel er overblijft van de verkoop na kosten van goederen en diensten.
Maar er zijn ook nog andere kosten, die pas na brutomargeberekening worden afgetrokken.
19. Uitzonderlijk resultaat is meestal een klein bedrag. JUIST
In sommige landen maakt dit deel uit van het bedrijfsresultaat, nl. non recurring result.
20. Boekwaarde = marktwaarde. FOUT
Boekwaarde ve actief: beginwaarde – afschrijvingen. Marktwaarde: verkoopwaarde.
Stellingen:
1. Aandeelhouders beslissen wat er met de winst gebeurt. JUIST
Dit gebeurt in de jaarlijkse vergadering waar elke aandeelhouder aanwezig acht te zijn.
2. Bedrijven dat verlies maken, gaan failliet. FOUT
Verlies= bedrijfsactiviteiten kosten meer geld dan dat ze opbrengen. Zolang dit wordt
gecompenseerd door externe geldstromen (eigen vermogen en schulden) is er geen
cashprobleem. Faillissement heft alles te maken met cashproblemen.
3. Aandeelhouders kunnen geïnvesteerd geld terugeisen. FOUT
Dit kan alleen als men het aandeel doorverkoopt.
4. Niet alle uitgaven zijn kosten. JUIST
Uitgaven = kosten (korte termijn < 1 jaar) en investeringen (lange termijn > 1 jaar).
5. Gezondheid van bedrijf analyseren intern vermogen nakijken. JUIST
Intern eigen vermogen op passiefzijde (reserves en overgedragen winst).
6. Voor sommige schulden betaal je geen intrest. JUIST
Schulden= bankschulden (intrest), leveranciersschulden (geen intrest), …
7. Bedrijven met veel cash hebben niet snel geldproblemen. FOUT
Er kunnen steeds betalingen zijn die groter zijn dan het bedrag in cash en op de bank.
8. Bedrijven met veel kapitaal hebben veel geld. FOUT
Het kapitaal wordt geïnvesteerd in allerlei goederen. Daardoor kan het zijn dat hoewel je
veel kapitaal hebt, je geen geld over hebt omdat al het geld in vaste activa zit.
9. Een balans is altijd in evenwicht. JUIST
Je kan niet investeren (actief) zonder geldmiddelen (passief.
10. Er zijn bedrijven zonder kantoor, gebouw, machines en pc’s. JUIST
Je kan deze zaken ook huren of leasen, dan zijn ze technisch gezien niet van jou.
11. Solvabiliteit= ratio overal op dezelfde manier wordt berekent. FOUT
Wordt gearing ratio genoemd in de Angelsaksische wereld, en heeft een andere formule.
12. Een bedrijf met veel reserves heeft veel geld. FOUT
Reserves: financiering door eigen winsten (dit geld is meestal al in gebruik bij vaste activa).
13. De meeste bedrijven geven gratis leningen. JUIST
Facturen worden bijna nooit in 1 dag betaalt. Er is meestal een termijn van 30 dagen.
14. Bedrijven met hoge solvabiliteit zijn gezonde bedrijven. FOUT
Hoge solvabiliteit, bedrijf wordt voor merendeel gefinancierd door aandeelhouders.
15. Bedrijven met veel activa zijn gezond. FOUT
Het hebben van vele gebouwen en terreinen, kost ook veel.
16. Dividenden zijn financiële kosten. FOUT
We kunnen pas een dividend uitkeren als er winst is.
17. Bedrijfswinst= winst van het bedrijf. FOUT
Winst = bedrijfsresultaat + financieel resultaat + uitzonderlijk resultaat.
18. Bedrijven met gelijke brutomarge hebben dezelfde winst. FOUT
Brutomarge: hoeveel er overblijft van de verkoop na kosten van goederen en diensten.
Maar er zijn ook nog andere kosten, die pas na brutomargeberekening worden afgetrokken.
19. Uitzonderlijk resultaat is meestal een klein bedrag. JUIST
In sommige landen maakt dit deel uit van het bedrijfsresultaat, nl. non recurring result.
20. Boekwaarde = marktwaarde. FOUT
Boekwaarde ve actief: beginwaarde – afschrijvingen. Marktwaarde: verkoopwaarde.