Hoofdstuk 1: De lijdende klasse
Armoede en klassenverhoudingen (einde 18e eeuw – 19e eeuw)
1) Proletarisering en kwetsbaarheid
Veel boeren werden gedwongen door de druk op de agrarische sector en de beginnende
industrialisatie om hun werk op het platteland op te geven. Waar kwamen ze dan terecht?
- in de steden, werken in de fabrieken, worden loonarbeiders, woonden in arbeiderswijken,
leefden daar in zeer slechte omstandigheden.
Proletarisering → De overstap van zelfstandige arbeid naar arbeid in loondienst.
( Proletariaat = mensen die niks anders bezitten behalve hun gezin).
Gevolgen proletarisering voor de mensen:
- ze zijn kwetsbaarder → waren afhankelijk van de inkomsten van hun arbeid.
- risico spreiden → kinderen, vrouwen gaan ook werken.
- overlevingsstrategieën → klusjeswerk, dienstverlening, illegale activiteiten, bedelen, diefstal, …
2) Kapitalisme en klassentegenstellingen
Voor de Franse Wie Rol in het Economische rol
Revolutie maatschappij
Standenmaatschappi leven
j
Eerste stand Clerus Instaan voor spirituele - Grootgrondbezitter
welzijn binnen kerk en adel
verpachten hun gronden
en versterken hun
economische, sociale,
politieke status en macht.
- Waren vrijgesteld van
belastingen
Tweede stand Adel Instaan voor verdediging, - Geen enkele
bestuur vd maatschappelijke economische, sociale,
orde politieke macht.
- Droegen alle lasten
Derde stand Gewone volk nijverheid, landbouw, handel
Eind 18e eeuw de
Onvrede bij de 3 stand over gebrek aan inspraak onder invloed van de
Verlichting.
Franse Revolutie 1789 afschaffing van de standenmaatschappij
Onder invloed van de Burgerij elite-groep ondernemers,
Industriële Revolutie
klassenmaa = cijnskiesrecht industriëlen, oude adel
tschappij Middenklassen + handelaars, werknemers in bedrijven, kleine
Eind 19de eeuw kleinburgerij ondernemers, …
Arbeidersklasse Al wie zijn kost verdiende met handenarbeid, op het
platteland in de landbouw, in de industrie in de fabrieken
of in de distributie in de handel
onderklasse = Zwervers, landlopers, hoeren, criminelen, eenzame
lompenproletariaat ouderen, alleenstaande moeders, mensen met fysieke of
mentale beperkingen. = de marginalen
3) Armoede, paternalisme en afhankelijkheid
- waardige mensen: mensen die door pech id armoede beland zijn.
- onwaardige mensen: mensen die door niet te willen werken in de armoede beland zijn.
Paternalisme → liefdadigheid : steun geven op korte termijn, materiële steun (soep, kleren, …)