Bureaucratie NPM NPG
Strikt onderscheid Bredere stroming: ideologie gericht op Naast OH ook nog andere actoren
Politicus: heeft de legale macht om te bevelen en competitie, individualisering, marktdenken in verantwoordelijkheid in sturen samenleving (civil
te controleren maatschappelijke domeinen (neoliberalisme) society, privé,..)
(Uitvoerende politici zijn voor hun administratie => Burger als partner
verantwoordelijk in het parlement drm “legaal”) 1 Privatisering (kleinere overheid) => multi-level governance
• Laat de markt het (beter) doen => netwerkrelatie
Ambtenaar: bevelen uitvoeren , professionele (marktsturing) => evolutie naar meer coördinatie : joined-up
loyale ambtenaar • Zie deregulering van de banken en government
bankencrisis (2008)
Weber 2 Verzelfstandiging (desaggregatie van
bureaucratie als toppunt van rationele, neutrale overheid) Burgers zijn meer dan klanten, overheid is veel
en professionele organisatie in en voor een • Agentschappen op afstand van de meer dan dienstverlener
kapitalistisch systeem politici
Klassie bureaucratie • Dichter bij de markt (klant); meer Burgers als co-producenten (‘vertrouwen in
• Ambtenaren benoemen en bevorderen op responsabilisering, burgers’, omgaan met burgerinitiatief)
basis van objectieve procedures (examens) prestatiegerichtheid
• Procedures gebaseerd op competenties 3 Beter management van klassieke overheid ‘The Minimal State’ – hype lijkt voorbij (zie
(volgens Weber te meten aan het diploma) • Overheidsdiensten meer Corona)
• Ambtenaren moeten worden beschermd prestatiegericht maken (output
tegen politieke willekeur (vast statuut, meten, efficiëntie meten)
verloning, pensioen). Dysfuncties NPM
1. Doorschietende privatisering en falende
Een ideaaltype als invloedrijk basismodel regulering (zie bankencrisis)
(statuut Camu, 1937): 2. Perverse effecten van prestatie – fobie en –
• Hiërarchie meting
• Formalisering van relaties: papier en 3. Probleem van de politieke
procedures (controleerbaar, verantwoording) verantwoordelijkheid in processen van
• Competentie op elk niveau en rationeel vermarkting en verzelfstandiging
handelen (objectieve aanwerving en 4. Fragmentatie van de publieke sector en
promotie) gebrek aan integratie en afstemming
• Machinemodel (zie brandweer, burgerlijke 5. Grote transactiekosten en overhead /
stand,… overload door systemen van management (bvb:
contracten)
6. Verzwakking van publieke ethiek (meer
calculerende houding bij ambtenaren)
Strikt onderscheid Bredere stroming: ideologie gericht op Naast OH ook nog andere actoren
Politicus: heeft de legale macht om te bevelen en competitie, individualisering, marktdenken in verantwoordelijkheid in sturen samenleving (civil
te controleren maatschappelijke domeinen (neoliberalisme) society, privé,..)
(Uitvoerende politici zijn voor hun administratie => Burger als partner
verantwoordelijk in het parlement drm “legaal”) 1 Privatisering (kleinere overheid) => multi-level governance
• Laat de markt het (beter) doen => netwerkrelatie
Ambtenaar: bevelen uitvoeren , professionele (marktsturing) => evolutie naar meer coördinatie : joined-up
loyale ambtenaar • Zie deregulering van de banken en government
bankencrisis (2008)
Weber 2 Verzelfstandiging (desaggregatie van
bureaucratie als toppunt van rationele, neutrale overheid) Burgers zijn meer dan klanten, overheid is veel
en professionele organisatie in en voor een • Agentschappen op afstand van de meer dan dienstverlener
kapitalistisch systeem politici
Klassie bureaucratie • Dichter bij de markt (klant); meer Burgers als co-producenten (‘vertrouwen in
• Ambtenaren benoemen en bevorderen op responsabilisering, burgers’, omgaan met burgerinitiatief)
basis van objectieve procedures (examens) prestatiegerichtheid
• Procedures gebaseerd op competenties 3 Beter management van klassieke overheid ‘The Minimal State’ – hype lijkt voorbij (zie
(volgens Weber te meten aan het diploma) • Overheidsdiensten meer Corona)
• Ambtenaren moeten worden beschermd prestatiegericht maken (output
tegen politieke willekeur (vast statuut, meten, efficiëntie meten)
verloning, pensioen). Dysfuncties NPM
1. Doorschietende privatisering en falende
Een ideaaltype als invloedrijk basismodel regulering (zie bankencrisis)
(statuut Camu, 1937): 2. Perverse effecten van prestatie – fobie en –
• Hiërarchie meting
• Formalisering van relaties: papier en 3. Probleem van de politieke
procedures (controleerbaar, verantwoording) verantwoordelijkheid in processen van
• Competentie op elk niveau en rationeel vermarkting en verzelfstandiging
handelen (objectieve aanwerving en 4. Fragmentatie van de publieke sector en
promotie) gebrek aan integratie en afstemming
• Machinemodel (zie brandweer, burgerlijke 5. Grote transactiekosten en overhead /
stand,… overload door systemen van management (bvb:
contracten)
6. Verzwakking van publieke ethiek (meer
calculerende houding bij ambtenaren)