Lierman, S. (2020). Publiekrecht I. Administratief recht. Acco.
Inhoudsopgave
DEEL 1 – PUBLIEKRECHT IN PERSPECTIEF ......................................................................................... 3
HOOFDSTUK 1 – BASISBEGRIPPEN EN CENTRALE THEMA’S VAN HET PUBLIEKRECHT............................................. 3
AFDELING 2 – DE GRONDWET ....................................................................................................................... 3
AFDELING 3 – HET BESTUUR ......................................................................................................................... 3
AFDELING 4 – ENKELE CENTRALE THEMA’S VAN HET PUBLIEKRECHT ...................................................................... 5
HOOFDSTUK 2 – BRONNEN VAN HET PUBLIEKRECHT .................................................................................... 6
AFDELING 2 – HET LOKALE, VLAAMSE EN BELGISCHE BESTUURSNIVEAU ................................................................ 6
HOOFDSTUK 3 – VERHOUDINGEN IN DE GELAAGDE RECHTSORDE ................................................................... 7
AFDELING 4 – VERHOUDINGEN TUSSEN DE CENTRALE OVERHEID EN DE LOKALE BESTUREN ....................................... 7
DEEL 2 – BESTUUR EN ZIJN VERSCHIJNINGSVORMEN ...................................................................... 9
HOOFDSTUK 1 – BESTUUR: BEGRIP, BEGINSELEN, VERSCHIJNINGSVORMEN EN VORMEN VAN TOEZICHT .................. 9
AFDELING 1 – BEGRIP (ADMINISTRATIEVE) OVERHEID ........................................................................................ 9
AFDELING 2 – VERSCHIJNINGSVORMEN VAN HET BESTUUR ................................................................................. 9
AFDELING 3 – VORMEN EN INTENSITEIT VAN TOEZICHT EN GEORGANISEERDE BESTUURLIJKE BEROEPEN .................... 13
HOOFDSTUK 2 – LOKALE BESTUREN: ORGANISATIE, WERKING EN BEVOEGDHEDEN ........................................... 16
AFDELING 2 – GRONDWETTELIJKE PRINCIPES, BEVOEGDHEIDSREGELING EN WETTELIJKE BEPALINGEN ....................... 16
AFDELING 3 – ORGANEN EN DIENSTEN VAN DE GEMEENTEN, HUN WERKING EN BEVOEGDHEDEN ............................ 17
AFDELING 4 – ORGANEN EN DIENSTEN VAN DE PROVINCIES, HUN WERKING EN BEVOEGDHEDEN ............................. 18
AFDELING 5 – VERZELFSTANDIGING .............................................................................................................. 20
AFDELING 6 – INSPRAAKMOGELIJKHEDEN VOOR DE BURGER ............................................................................. 21
AFDELING 7 – BESTUURLIJK TOEZICHT ........................................................................................................... 21
AFDELING 8 – AANSPRAKELIJKHEID............................................................................................................... 22
DEEL 3 – ACTIEMIDDELEN EN WERKING VAN HET BESTUUR .......................................................... 23
HOOFDSTUK 1 – BESTUURSHANDELING .................................................................................................. 23
AFDELING 1 – BESTUURLIJKE RECHTSHANDELING ............................................................................................ 23
AFDELING 2 – BIJZONDERE BESTUURSHANDELINGEN ....................................................................................... 25
HOOFDSTUK 2 – CONTRACTEREN MET DE OVERHEID (DAVID D’HOOGHE)...................................................... 28
AFDELING 1 – TOEPASSELIJKHEID VAN HET BURGERLIJK RECHT OP AL DE OVEREENKOMSTEN MET DE OVERHEID? ........ 28
AFDELING 2 – DE OVERHEIDSOPDRACHTENREGLEMENTERING ........................................................................... 29
HOOFDSTUK 3 – ENIGE NOTIES VAN AMBTENARENRECHT ........................................................................... 33
AFDELING 1 – RECHTSTOESTAND VAN HET OVERHEIDSPERSONEEL...................................................................... 33
AFDELING 2 – BELANG VAN STATUTAIRE VERHOUDING .................................................................................... 33
AFDELING 3 – WIE REGELT HET STATUUT VAN HET OVERHEIDSPERSONEEL? ......................................................... 33
AFDELING 4 – GRONDWETTELIJKE VRIJHEDEN EN STATUTAIRE RECHTEN EN PLICHTEN ............................................ 34
AFDELING 5 – TUCHTRECHT ........................................................................................................................ 34
AFDELING 6 – ORDEMAATREGELEN .............................................................................................................. 35
1
,HOOFDSTUK 4 – OPENBAAR DOMEIN .................................................................................................... 36
AFDELING 1 – ONDERSCHEID TUSSEN PRIVAAT EN OPENBAAR DOMEIN ............................................................... 36
AFDELING 2 – AFFECTATIE EN DESAFFECTATIE ................................................................................................ 36
AFDELING 3 – BIJZONDERE BESCHERMING VAN GOEDEREN BEHOREND TOT HET OPENBAAR DOMEIN EN RELATIVERING 36
AFDELING 4 – PRIVAAT GEBRUIK VAN HET OPENBAAR DOMEIN .......................................................................... 36
AFDELING 5 – STATUUT VAN DE GOEDEREN VAN HET PRIVAAT DOMEIN .............................................................. 37
DEEL 4 – GRONDRECHTEN EN FUNDAMENTELE RECHTSBEGINSELEN IN DE VERHOUDING MET DE
OVERHEID ..................................................................................................................................... 38
HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN EN BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR: ALGEMEEN KADER .... 38
AFDELING 2 – SITUERING VAN DE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR T.A.V. DE OVERIGE ALGEMENE
RECHTSBEGINSELEN ................................................................................................................................... 38
AFDELING 3 – OORSPRONG ........................................................................................................................ 38
AFDELING 4 – INDELING VAN DE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR............................................................. 38
AFDELING 5 – KENMERKEN EN TOEPASSINGSGEBIED ........................................................................................ 39
AFDELING 6 – PLAATS IN DE HIËRARCHIE DER NORMEN .................................................................................... 39
AFDELING 7 – BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BURGERSCHAP ............................................................................. 39
AFDELING 8 – BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR IN DE GELAAGDE RECHTSORDE ........................................... 39
HOOFDSTUK 2 – OVERZICHT VAN ENKELE BELANGRIJKE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR .......................... 41
AFDELING 1 – INLEIDING ............................................................................................................................ 41
AFDELING 2 – PROCESSUELE BEGINSELEN ...................................................................................................... 41
AFDELING 3 – INHOUDELIJKE BEGINSELEN...................................................................................................... 42
HOOFDSTUK 3 – OPENBAARHEID VAN BESTUUR ....................................................................................... 44
AFDELING 1 – ONDERSCHEID ACTIEVE EN PASSIEVE OPENBAARHEID ................................................................... 44
AFDELING 2 – RECHTSGRONDSLAG EN PERSONEEL TOEPASSINGSGEBIED.............................................................. 44
AFDELING 3 – ACTIEVE OPENBAARHEID ......................................................................................................... 44
AFDELING 4 – PASSIEVE OPENBAARHEID........................................................................................................ 44
DEEL 5 – RECHTERLIJK TOEZICHT OP DE OVERHEID ........................................................................ 47
HOOFDSTUK 1 – RECHTSBESCHERMING TEGEN HET BESTUUR ...................................................................... 47
AFDELING 1 – ONDERSCHEID EN VERHOUDING TUSSEN HET ADMINISTRATIEF EN HET JURISDICTIONEEL BEROEP EN DE
GEVOLGEN ............................................................................................................................................... 47
AFDELING 2 – JURISDICTIONEEL MONISME EN JURISDICTIONEEL PLURALISME ....................................................... 48
AFDELING 3 – WETTIGHEIDSTOEZICHT DOOR DE GEWONE HOVEN EN RECHTBANKEN ............................................. 49
AFDELING 4 – WETTIGHEIDSTOEZICHT DOOR DE RAAD VAN STATE ..................................................................... 50
AFDELING 5 – ADMINISTRATIEVE RECHTSCOLLEGES ......................................................................................... 51
AFDELING 6 – HOF VAN JUSTITIE.................................................................................................................. 51
HOOFDSTUK 2 – SCHADEVERGOEDING ................................................................................................... 53
AFDELING 1 – SCHADEVERGOEDING BIJ ONRECHTMATIGE OVERHEIDSDAAD ......................................................... 53
AFDELING 2 – SCHADELOOSSTELLING BIJ RECHTMATIGE OVERHEIDSDAAD............................................................ 53
HOOFDSTUK 3 – STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN ........................... 55
AFDELING 1 – STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS EN LEDEN VAN EEN GEMEENSCHAPS- OF
GEWESTREGERING ..................................................................................................................................... 55
AFDELING 2 – STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSONEN ................. 55
2
,Deel 1 – Publiekrecht in perspectief
Hoofdstuk 1 – Basisbegrippen en centrale thema’s van het publiekrecht
Afdeling 2 – De grondwet
Eenheidsstaat, centralisatie en decentralisatie
• 2 betekenissen bij centralisatie en centrale overheid
o Als gezagsstructuur = 3 machten vormen samen centrale overheid
o Als organisatiebeginsel = ook provincies en gemeenten zijn centraal
georganiseerd; centrale administratie ten dienste van politieke organen bij
uitvoeren lokaal beleid
Afdeling 3 – Het bestuur
Trias politica / horizontale machtenscheiding
• Bestuur in beginsel voor UM
o In feite ook: lokale besturen
o WM en RM doen soms ook bestuurlijke beslissingen
• Max Weber: aan formele regels en procedures gebonden bureaucratie
o Niet de ambtenaar, maar minister moet zich verantwoorden in parlement
o Nu: verzelfstandiging è overheidstaken privatiseren
Verhouding tussen regering en administratie en belang van administratieve rekenplichtigheid
• Verscheiden overheidsdiensten
o Geen homogene administratie
o Hiërarchisch gestructureerd
• Grip krijgen op ambtenarij en administratie
o Politisering van de ambtenarij
o Politieke verantwoordelijkheid bij minister
o Spoils system (VS) = nieuw verkozen president kan top (of soms volledige)
administratie vervangen door personen op wie hij kan vertrouwen dat ze zijn
beleid getrouw en snel uitvoeren
o Ministeriële kabinetten
• Administratieve rekenplichtigheid
o Openheid van zaken geven: inzicht in beleid en motieven
§ In de vorm van audits, rapporten en jaarverslagen
o Ambtenaren kunnen administratief en tuchtrechtelijk verantwoordelijk w
gehouden bij verkeerd handelen/verzuimen aan hun plichten
o Ombudsfuncties: klachten van burgers en ondernemingen behandelen
§ België: federale ombudsmannen + per autonoom overheidsbedrijf of
groep verbonden bedrijven + gemeenschappen/gewesten/provincies +
grote steden + specifieke domeinen
Verreikende overheidstussenkomst
• Algemeen en bijzonder bestuursrecht
3
, o Bijzonder bestuursrecht: regelgeving inzake publieke voorzieningen, veiligheid,
bescherming, noodplannen etc.
o Algemeen bestuursrecht: vindt zijn bestaansreden in het bijz. bestuursrecht;
algemene regels en beginselen waaraan het bestuur voor al zijn handelen
gebonden is
• Ontbreken van codificatie van het algemeen bestuursrecht
o Verspreid over supranationale normen, (grond)wetten, reglementen,
besluiten, …
o Veel niet verankerd in wetgeving: wel in rechtsleer en rechtspraak
o Europees bestuursrecht
§ Regels en beginselen over organisatie en werking van het bestuur van
de EU
§ Europese instrumenten die (on)rechtstreeks doorwerken in het
nationale bestuursrecht
o Bevoegdheden binnen eenzelfde domein verspreid over federale en regionale
bestuurslagen è Belgisch en Vlaams bestuursrecht vormen nooit homogeen
kader
o Overkoepelend Bestuursdecreet van 7 dec 2018: decreten gebundeld met
uniforme begrippen
Bijzondere prerogatieven en verplichtingen van het bestuur
• Discretionaire bevoegdheid = laat het bestuur een beleidsruimte
• Gebonden bevoegdheid = resultaat van overheidshandelen is afhankelijk van
toepassing van de wet
• Prerogatieven van het bestuur
o Bestuurlijke RH: bestuur kan eenzijdig de rechtstoestand van de bestuurde
wijzigen zonder zijn instemming (ó louter feitelijke RH)
§ Le privilège du préalable = RH moet w nageleefd zonder dat wettigheid
door rechter moet w vastgesteld (te weerleggen met bestuurlijk of
jurisdictioneel beroep)
§ Le privilège de l’exécution d’office (uitvoerbare kracht) = RH is
uitvoerbaar zonder voorafgaande tussenkomst van rechter (maar niet
gedwongen)
o Eenzijdige administratieve sancties
o Overheidsgoederen niet altijd voorwerp van beslag/andere maatregelen
o Openbare dienst kan niet failliet verklaard worden
• Verplichtingen van het bestuur
o Rechtsgeldig beslissingen nemen: procedures en vormvoorschriften naleven
§ Wetten op de openbare dienst
§ Beginselen van behoorlijk bestuur
§ Openbaarheid van bestuur
o Vaak pas beslissing nemen na advies van andere instantie of openbaar
onderzoek
o Formele motiveringsplicht (art. 2 Wet motivering bestuurshandelingen)
o Interne/externe controles + hiërarchisch/bestuurlijk toezicht van andere
besturen
o Niet altijd vrij om contractspartij te kiezen
4
, Evolutie naar een meer horizontale verhouding tussen bestuur en burger: inspraak en
participatie
• Participatie = het op een vrijwillige wijze beïnvloeden van de besluitvorming van de
overheid door particuliere actoren, op een door de overheid georganiseerde wijze
• Organisaties van burgers moeten beantwoorden aan: representativiteit,
rekenplichtigheid en transparantie
• Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
o Hoorplicht
• Passieve openbaarheid = recht op informatie wanneer burger hierom vraagt
• Actieve openbaarheid = recht op informatie wanneer overheid spontaan informatie
moet aanleveren
• Initiatiefrecht van burgers om eigen beleidsvoorstel in te dienen (Bestuursdecreet)
• Conflicten tussen burger en overheid
o Bemiddeling: partijen trachten zelf vrijwillig tot een oplossing te komen met
onpartijdige bemiddelaar
o Ombudsman (in procedure van RvS)
Afdeling 4 – Enkele centrale thema’s van het publiekrecht
Afbakening van het overheidsbegrip en vervagende grens tussen publiek en privaat
• Overheidsbegrip “administratieve overheid” in de zin van de RvS (dus: aanvechtbaar
bij RvS?) è art. 14 RvS-wet
1. Oprichting/erkenning door de overheid
2. Belast met taken van algemeen belang
3. Controle door de overheid
4. Eenzijdige bindende beslissingsbevoegdheid
• Nieuw overheidsdenken: privaat ondernemerschap en vrije marktdenken
• Grens privaat en publiek
o Organiek criterium: hoedanigheid van de betrokken personen (duidelijke band
met de overheid)
o Inhoudelijk criterium: functie van de rechtsregels/instelling (algemeen belang?)
o Instrumenteel criterium: gehanteerde technieken
• Bestuurlijke verzelfstandiging = overdracht van overheidstaken aan interne/externe
diensten, instellingen of ondernemingen è bepaalde bijz. regels die gelden voor de
overheid w ook van toepassing op bep. privaatrechtelijke rechtspersonen
o Administratieve overheid
• Overheid gebruikt soms ook privaatrechtelijke technieken voor publieke doelstellingen
• Publiek-private samenwerking (PPS): gedeeld risico tussen publieke overheid en
private personen
5