Tijdvak 2
Tijd van de Grieken en Romeinen (oudheid)
Kenmerkende aspecten:
- De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
- De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
- De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich
in Europa verspreidde.
- De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa,
- De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Grieken en Romeinen Oudheid
3000 v.C. – 500 na Chr.
Tempel
Economisch: geldeconomie
Politiek: democratie
Sociaal:
Cultureel: schrift, christendom, theater
, §1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
De Griekse cultuur van de klassieke oudheid wordt ook wel de
bakermat van de westerse beschaving genoemd. De Grieken legden met
hun filosofie, kunst en politiek belangrijke grondslagen voor de Europese
cultuur.
De oude Grieken hadden een mythologisch wereldbeeld en verklaarden de wereld met
godenverhalen. Maar vanaf de 6e eeuw voor Christus ontwikkelden filosofen een
rationeel-wetenschappelijke manier van denken. Ze gingen denken met hun verstand.
In de 5e eeuw voor Christus ontstonden aparte takken van wetenschap natuurkunde,
wiskunde, medisch. Goden speelden hierbij geen rol.
De belangrijkste filosofen waren Socrates, Plato en Aristoteles. Volgens Plato was alles
op aarde vergankelijk en veranderlijk. We herkennen volgens hem eeuwige en
onveranderlijke vormen door gewoon te denken. Alles op aarde is volgens hem een
afspiegeling van een hoger idee. Aristoteles legde de nadruk op zichtbare werkelijkheid.
De wetenschap moet beginnen met het observeren, beschrijven en groeperen van
verschijnselen. Daarna algemene conclusies door het leggen van verbanden.
De Grieken leefden in aparte stadstaten en niet in een groot rijk. Elke polis had eigen
bestuur, leger en wetten. Veel stadstaten waren begonnen als monarchie en werden
vaak een aristocratie of oligarchie. Sommige werden tirannie, doordat 1 aristocraat
de macht greep met steun van het volk. Veel poleis hadden volksvergadering. In Athene
507 v.C. greep deze volksvergadering de hoogste macht en Athene werd een
democratie. De volksvertegenwoordiging besliste over wetten, koos de bestuurders en
controleerde hen. Alle burgers waren voor de wet gelijk en hadden vrijheid van
meningsuiting.
Athene was wel een directe democratie, de mensen zelf zaten in volksvergadering en
stemden en spraken zelf. Vrouwen, slaven en immigranten mochten niet meestemmen.
Niet iedereen was het eens met het politieke systeem in het Griekse rijk. Vooral
filosofen vonden het helemaal niks. Aristoteles vond het belachelijk dat burgers zonder
verstand ook konden stemmen het kiesrecht moest afhankelijk zijn van verstand en
bezit. Plato dacht dat mensen zich lieten leiden door emoties en platte hebzucht. Hij
wilde dat filosofen de macht kregen. De Atheense democratie hield bijna 200 jaar stand
en ging pas in 338 v.C. ten onder.
Er ontstond kritisch denken door filosofen. de mens is een rationeel wezen en door
logisch denken ben je in staat om de wereld te begrijpen.
Gevolgen:
- Ontstaan wetenschap rationeel denken
- Ontstaan politieke bestuurssystemen onder invloed van geografie, meest
bijzondere: democratie
Tijd van de Grieken en Romeinen (oudheid)
Kenmerkende aspecten:
- De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
- De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
- De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich
in Europa verspreidde.
- De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa,
- De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Grieken en Romeinen Oudheid
3000 v.C. – 500 na Chr.
Tempel
Economisch: geldeconomie
Politiek: democratie
Sociaal:
Cultureel: schrift, christendom, theater
, §1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
De Griekse cultuur van de klassieke oudheid wordt ook wel de
bakermat van de westerse beschaving genoemd. De Grieken legden met
hun filosofie, kunst en politiek belangrijke grondslagen voor de Europese
cultuur.
De oude Grieken hadden een mythologisch wereldbeeld en verklaarden de wereld met
godenverhalen. Maar vanaf de 6e eeuw voor Christus ontwikkelden filosofen een
rationeel-wetenschappelijke manier van denken. Ze gingen denken met hun verstand.
In de 5e eeuw voor Christus ontstonden aparte takken van wetenschap natuurkunde,
wiskunde, medisch. Goden speelden hierbij geen rol.
De belangrijkste filosofen waren Socrates, Plato en Aristoteles. Volgens Plato was alles
op aarde vergankelijk en veranderlijk. We herkennen volgens hem eeuwige en
onveranderlijke vormen door gewoon te denken. Alles op aarde is volgens hem een
afspiegeling van een hoger idee. Aristoteles legde de nadruk op zichtbare werkelijkheid.
De wetenschap moet beginnen met het observeren, beschrijven en groeperen van
verschijnselen. Daarna algemene conclusies door het leggen van verbanden.
De Grieken leefden in aparte stadstaten en niet in een groot rijk. Elke polis had eigen
bestuur, leger en wetten. Veel stadstaten waren begonnen als monarchie en werden
vaak een aristocratie of oligarchie. Sommige werden tirannie, doordat 1 aristocraat
de macht greep met steun van het volk. Veel poleis hadden volksvergadering. In Athene
507 v.C. greep deze volksvergadering de hoogste macht en Athene werd een
democratie. De volksvertegenwoordiging besliste over wetten, koos de bestuurders en
controleerde hen. Alle burgers waren voor de wet gelijk en hadden vrijheid van
meningsuiting.
Athene was wel een directe democratie, de mensen zelf zaten in volksvergadering en
stemden en spraken zelf. Vrouwen, slaven en immigranten mochten niet meestemmen.
Niet iedereen was het eens met het politieke systeem in het Griekse rijk. Vooral
filosofen vonden het helemaal niks. Aristoteles vond het belachelijk dat burgers zonder
verstand ook konden stemmen het kiesrecht moest afhankelijk zijn van verstand en
bezit. Plato dacht dat mensen zich lieten leiden door emoties en platte hebzucht. Hij
wilde dat filosofen de macht kregen. De Atheense democratie hield bijna 200 jaar stand
en ging pas in 338 v.C. ten onder.
Er ontstond kritisch denken door filosofen. de mens is een rationeel wezen en door
logisch denken ben je in staat om de wereld te begrijpen.
Gevolgen:
- Ontstaan wetenschap rationeel denken
- Ontstaan politieke bestuurssystemen onder invloed van geografie, meest
bijzondere: democratie
