Samenvatting
INLEIDING GENETICA EN
NEUROWETENSCHAPPEN
(ENKEL DEEL NEUROWETENSCHAPPEN )
-1-
,-2-
,Inhoudsopgave
7. Het zenuwstelsel ............................................................................................................ - 7 -
7.1. De anatomische positie ........................................................................................... - 7 -
7.1.1. Richting 1 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.2. Richting 2 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.3. Richting 3 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.4. Richting 4 .......................................................................................................... - 8 -
7.2. Algemene structuur van het menselijk zenuwstelsel .............................................. - 8 -
7.2.1. Centraal versus Perifeer zenuwstelsel ............................................................. - 8 -
7.2.2. Perifeer zenuwstelsel: somatisch en autonoom .............................................. - 9 -
7.2.3. Verdere indeling autonoom zenuwstelsel ....................................................... - 9 -
7.3. De cellen van het zenuwstelsel ............................................................................ - 10 -
7.3.1. Structuur zenuwcel ........................................................................................ - 10 -
7.3.2. Structuur en functies van de gliacellen .......................................................... - 11 -
7.4. De zenuwgeleiding................................................................................................. - 12 -
7.4.1. Verloop van de elektrische activiteit.............................................................. - 12 -
7.4.2. Verloop van de chemische activiteit ................................................................ - 12 -
7.4.1. Neurotransmitters.......................................................................................... - 13 -
7.5. Bouw van het centraal zenuwstelsel ..................................................................... - 14 -
7.5.1. Medulla spinalis of ruggenmerg ......................................................................... - 14 -
7.5.2. De hersenen ....................................................................................................... - 15 -
7.6. Het perifeer zenuwstelsel ...................................................................................... - 18 -
7.7. Het autonoom zenuwstelsel .................................................................................. - 18 -
7.8. Onderzoeksmethoden in de neurowetenschappen .............................................. - 18 -
7.8.1. Laesieanalyse.................................................................................................. - 18 -
7.8.2. Hersenstimulatie ............................................................................................ - 19 -
7.8.3. Bepalen van elektrische hersenactiviteit ....................................................... - 19 -
7.8.4. Histologische onderzoeksmethoden .............................................................. - 19 -
7.8.5. Beeldvormingstechnieken .............................................................................. - 19 -
8. Epilepsie ....................................................................................................................... - 20 -
8.1. Definitie ..................................................................................................................... - 20 -
8.2. Voorkomen ................................................................................................................ - 20 -
8.3. Oorzaken.................................................................................................................... - 20 -
-3-
,8.4. Diagnose en onderzoeksmethoden ....................................................................... - 20 -
8.5. Hoe verloopt epilepsie in de hersenen? ................................................................ - 20 -
8.6. Is epilepsie te genezen?......................................................................................... - 21 -
8.7. Classificatie ............................................................................................................ - 21 -
8.7.1. Gegeneraliseerde epilepsievormen ............................................................... - 21 -
8.7.2. Partiële epilepsie met elementaire symptomatologie, zonder bewustzijnsverlies
- 22 -
8.7.3. Partiële epilepsie met complexe symptomatologie én bewustzijnsverandering - 23
-
8.8. Behandeling ........................................................................................................... - 23 -
8.9. Eerste hulp bij epilepsie............................................................................................. 25
-4-
, DEEL 2:
Neurowetenschappen
-5-
,-6-
, 7. Het zenuwstelsel
Neuroanatomie Algemene kennis van de bouw
Neurofysiologie Werking/functie
Neuropsychologie Relatie hersenen, cognitie, emoties en gedrag
Hersenen aan het werk
Complex orgaan
+/- 1,5 kg (2,5% van lichaamsgewicht)
20 à 25% van energieverbruik
➔ Een orkest zonder dirigent
• Verschillende zones werken samen voor ‘1 uitkomst’ (iets zien)
• Er is geen centrale ‘commando-eenheid’
• Zones controleren elkaar = evenwicht
7.1. De anatomische positie
→ Vanuit welke richting/as kijken we naar een anatomische structuur?
7.1.1. Richting 1
• Craniaal: Bovenliggende (of superior) gebieden
• Caudaal: Onderliggende (of inferior) gebieden
• Ventraal: Voorste (of anterior) gebieden
• Dorsaal: Achterste (of posterior) gebieden
7.1.2. Richting 2
• Mediaal: Midden van het lichaam
• Lateraal: Zijkanten van het lichaam
• Proximaal: Lidmaat dichter bij de romp
• Distaal: Lidmaat verder van de romp
7.1.3. Richting 3
• Contralateraal: Tegenovergestelde lichaams- of hersenhelften
Bv/ wanneer we onze rechterarm omhoog doen, komt dat door de linker hersenhelft
• Ipsilateraal: Dezelfde lichaams- of hersenhelft
• Bilateraal: Beide lichaams- of hersenhelften
-7-
, 7.1.4. Richting 4
• Afferent: Aanvoerend naar het centrale zenuwstelsel
Periferie → Centraal zenuwstelsel (CZS)
Sensorische neuronen ONTVANGEN info
• Efferent: Afvoerend van het centrale zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel (CZS) → Periferie
Motorische neuronen STUREN info
7.2. Algemene structuur van het menselijk zenuwstelsel
➔ Belangrijkste controle- en communicatiesysteem (naast endocrien stelsel)
Endocrien stelsel: werkt via secretie van hormonen (via bloedbaan), is trager
FUNTIES:
Ontvangen informatie uit omgeving = SENSORIËLE IMPUT
Verwerken en interpreteren informatie + beslissen
reactie = INTEGRATIE
Reactie doen uitvoeren = MOTORISCHE OUTPUT
BASISEENHEDEN:
Zenuwcel of neuron
Prikkels ontvangen en geleiden
Delen niet meer na geboorte (AMITOTISCH)
Permanent hoge metabolische activiteit (zuurstof
+ glucose !!)
→ Zuurstoftekort = blijvende schade
Steuncellen of gliacellen
Ondersteunen op metabolische en mechanische manier de zenuwcellen
Klein, MAAR meer dan helft van hersengewicht
7.2.1. Centraal versus Perifeer zenuwstelsel
Centraal (CZS) Perifeer (PZS)
Hersenen + ruggenmerg (= medulla spinalis) Hersenzenuwen (12) + ruggenmergzenuwen (31)
→ Centrale verwerkings- en beslissingseenheid → Verbinding tussen CZS en alle lichaamsdelen
Hersenzenuwen -> directe verbinding
met hersenen
Ruggenmergzenuwen: samenkomst =>
gemengde zenuwbanen
Dorsaal: Sensorisch, afferent, periferie
-> CZS
Ventraal: motorisch, efferent, CZS ->
periferie
-8-
INLEIDING GENETICA EN
NEUROWETENSCHAPPEN
(ENKEL DEEL NEUROWETENSCHAPPEN )
-1-
,-2-
,Inhoudsopgave
7. Het zenuwstelsel ............................................................................................................ - 7 -
7.1. De anatomische positie ........................................................................................... - 7 -
7.1.1. Richting 1 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.2. Richting 2 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.3. Richting 3 .......................................................................................................... - 7 -
7.1.4. Richting 4 .......................................................................................................... - 8 -
7.2. Algemene structuur van het menselijk zenuwstelsel .............................................. - 8 -
7.2.1. Centraal versus Perifeer zenuwstelsel ............................................................. - 8 -
7.2.2. Perifeer zenuwstelsel: somatisch en autonoom .............................................. - 9 -
7.2.3. Verdere indeling autonoom zenuwstelsel ....................................................... - 9 -
7.3. De cellen van het zenuwstelsel ............................................................................ - 10 -
7.3.1. Structuur zenuwcel ........................................................................................ - 10 -
7.3.2. Structuur en functies van de gliacellen .......................................................... - 11 -
7.4. De zenuwgeleiding................................................................................................. - 12 -
7.4.1. Verloop van de elektrische activiteit.............................................................. - 12 -
7.4.2. Verloop van de chemische activiteit ................................................................ - 12 -
7.4.1. Neurotransmitters.......................................................................................... - 13 -
7.5. Bouw van het centraal zenuwstelsel ..................................................................... - 14 -
7.5.1. Medulla spinalis of ruggenmerg ......................................................................... - 14 -
7.5.2. De hersenen ....................................................................................................... - 15 -
7.6. Het perifeer zenuwstelsel ...................................................................................... - 18 -
7.7. Het autonoom zenuwstelsel .................................................................................. - 18 -
7.8. Onderzoeksmethoden in de neurowetenschappen .............................................. - 18 -
7.8.1. Laesieanalyse.................................................................................................. - 18 -
7.8.2. Hersenstimulatie ............................................................................................ - 19 -
7.8.3. Bepalen van elektrische hersenactiviteit ....................................................... - 19 -
7.8.4. Histologische onderzoeksmethoden .............................................................. - 19 -
7.8.5. Beeldvormingstechnieken .............................................................................. - 19 -
8. Epilepsie ....................................................................................................................... - 20 -
8.1. Definitie ..................................................................................................................... - 20 -
8.2. Voorkomen ................................................................................................................ - 20 -
8.3. Oorzaken.................................................................................................................... - 20 -
-3-
,8.4. Diagnose en onderzoeksmethoden ....................................................................... - 20 -
8.5. Hoe verloopt epilepsie in de hersenen? ................................................................ - 20 -
8.6. Is epilepsie te genezen?......................................................................................... - 21 -
8.7. Classificatie ............................................................................................................ - 21 -
8.7.1. Gegeneraliseerde epilepsievormen ............................................................... - 21 -
8.7.2. Partiële epilepsie met elementaire symptomatologie, zonder bewustzijnsverlies
- 22 -
8.7.3. Partiële epilepsie met complexe symptomatologie én bewustzijnsverandering - 23
-
8.8. Behandeling ........................................................................................................... - 23 -
8.9. Eerste hulp bij epilepsie............................................................................................. 25
-4-
, DEEL 2:
Neurowetenschappen
-5-
,-6-
, 7. Het zenuwstelsel
Neuroanatomie Algemene kennis van de bouw
Neurofysiologie Werking/functie
Neuropsychologie Relatie hersenen, cognitie, emoties en gedrag
Hersenen aan het werk
Complex orgaan
+/- 1,5 kg (2,5% van lichaamsgewicht)
20 à 25% van energieverbruik
➔ Een orkest zonder dirigent
• Verschillende zones werken samen voor ‘1 uitkomst’ (iets zien)
• Er is geen centrale ‘commando-eenheid’
• Zones controleren elkaar = evenwicht
7.1. De anatomische positie
→ Vanuit welke richting/as kijken we naar een anatomische structuur?
7.1.1. Richting 1
• Craniaal: Bovenliggende (of superior) gebieden
• Caudaal: Onderliggende (of inferior) gebieden
• Ventraal: Voorste (of anterior) gebieden
• Dorsaal: Achterste (of posterior) gebieden
7.1.2. Richting 2
• Mediaal: Midden van het lichaam
• Lateraal: Zijkanten van het lichaam
• Proximaal: Lidmaat dichter bij de romp
• Distaal: Lidmaat verder van de romp
7.1.3. Richting 3
• Contralateraal: Tegenovergestelde lichaams- of hersenhelften
Bv/ wanneer we onze rechterarm omhoog doen, komt dat door de linker hersenhelft
• Ipsilateraal: Dezelfde lichaams- of hersenhelft
• Bilateraal: Beide lichaams- of hersenhelften
-7-
, 7.1.4. Richting 4
• Afferent: Aanvoerend naar het centrale zenuwstelsel
Periferie → Centraal zenuwstelsel (CZS)
Sensorische neuronen ONTVANGEN info
• Efferent: Afvoerend van het centrale zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel (CZS) → Periferie
Motorische neuronen STUREN info
7.2. Algemene structuur van het menselijk zenuwstelsel
➔ Belangrijkste controle- en communicatiesysteem (naast endocrien stelsel)
Endocrien stelsel: werkt via secretie van hormonen (via bloedbaan), is trager
FUNTIES:
Ontvangen informatie uit omgeving = SENSORIËLE IMPUT
Verwerken en interpreteren informatie + beslissen
reactie = INTEGRATIE
Reactie doen uitvoeren = MOTORISCHE OUTPUT
BASISEENHEDEN:
Zenuwcel of neuron
Prikkels ontvangen en geleiden
Delen niet meer na geboorte (AMITOTISCH)
Permanent hoge metabolische activiteit (zuurstof
+ glucose !!)
→ Zuurstoftekort = blijvende schade
Steuncellen of gliacellen
Ondersteunen op metabolische en mechanische manier de zenuwcellen
Klein, MAAR meer dan helft van hersengewicht
7.2.1. Centraal versus Perifeer zenuwstelsel
Centraal (CZS) Perifeer (PZS)
Hersenen + ruggenmerg (= medulla spinalis) Hersenzenuwen (12) + ruggenmergzenuwen (31)
→ Centrale verwerkings- en beslissingseenheid → Verbinding tussen CZS en alle lichaamsdelen
Hersenzenuwen -> directe verbinding
met hersenen
Ruggenmergzenuwen: samenkomst =>
gemengde zenuwbanen
Dorsaal: Sensorisch, afferent, periferie
-> CZS
Ventraal: motorisch, efferent, CZS ->
periferie
-8-