Algemene economie
GRAFIEKEN KUNNEN TOELICHTEN/BESPREKEN!!!
➔ Leidraad!
Een NIET grafisch rekentoestel gebruiken!
Hoofdstuk 1: Wat is economie? Object, doel en methode van de economische wetenschap.
1. Inleiding
Economie is ruimer dan dat. Inzicht geven in de werking van de maatschappij.
Wat doet de economische wetenschap?
= Inzicht geven in de maatschappelijke organisatie (vanuit een specifieke invalshoek)
➢ om betere beslissingen te kunnen nemen in het dagelijks leven
➢ om de problemen van de wereld waarin we leven beter te begrijpen
➢ om een beter beleid te kunnen voeren
2. Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige behoeften versus
schaarse middelen
Fundamenteel economisch probleem
= Materiële behoeften MAAR we hebben maar een beperkt budget, tijd etc. (schaars)
➢ Je moet kiezen!
➢ Vb; Je hebt gekozen voor te studeren dus niet om te werken! Je kiest voor een studie
dus je geeft een welbepaald loon op.
➢ Vb; ziek kind. Werken of niet werken? Geld of geen geld? Opportuniteitskost: Het
hoogst mogelijke gemiste inkomen op de arbeidsmarkt. (Wanneer je thuisblijft)
➢ Vb; industrie/bedrijven: hout laten in het bos of afgeven om meubels mee te maken
➢ Vb; overheid: meer middelen besteden aan onderwijs maar budget is beperkt
Het principe van consumentensoevereiniteit = economen houden zich niet bezig met de
morele waarden van behoeften. (vb; ze spreken geen mening uit over het gebruik van
sigaretten etc)
Schaarse middelen = bevatten materiële en immateriële goederen.
➔ Economische goederen = schaarste en nut zijn de key-elementen.
Niet-schaarse middelen = vb; de lucht die hie rop aarde aanwezig is. (Maar de lucht/zuurstof
bij een duiker of de zuivere lucht is wel schaars!)
➔ Vrije goederen
Efficiëntie = maximum halen uit beschikbare middelen
1
,Gelijkheid = verdeling van de voordelen van de gebruikte middelen.
Opportuniteitskosten
= De kost als gevolg van de keuze voor iets. Kiezen is verliezen! Om iets te kunnen krijgen
moet je iets anders opofferen. Schaars middel: tijd
= de waarde van het beste alternatief dat men opgeeft door deze keuze te maken.
= Hetgene wat je opgeeft voor iets anders
➔ Vb; Robinson Crusoë economie ; schipbreukeling komt aan op eiland, schaarse
middelen zijn wat aangespoeld materiaal, eigen arbeid en natuurlijke omgeving
Ofwel boot bouwen ofwel hut… Hij zal iets moeten opgeven.
Veelvuldige behoeften = Pc, een auto, cursussen, …
Beperkte middelen = Schaarse middelen, de beschikbare middelen.
Definitie economie – namen niet kennen, wel definitie!
‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means
which have alternative uses’
(Robbins, Essay on the Nature and Significance of Economic Science,1932)
Economie
= ‘… een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen’.
(Tibor Scitovsky (1910-2002)) Schaarste vormt de essentie van het economisch probleem.
Dit beheer van de beschikbare middelen omvat 3 typische problemen:
Allocatie van middelen: wat, hoeveel en hoe produceren = We beslissen allemaal wat we
gaan produceren en hoeveel en hoe?
Verdeling (distributie): voor wie produceren = Naar wie gaan de voordelen van de
productie? Hoe verdelen over de bevolking?
Stabilisatie: Nastreven van volledige aanwending van de middelen: stabilisatieprobleem. =
Alle middelen die we hebben willen wij effectief gebruiken!
Micro – Macro- economie
Micro = in een bedrijf etc. Gaat na hoe individuen en bedrijven (individuele economische
agenten) beslissingen nemen. Studie van het gedrag van individuele agenten. (bedrijven,
consumenten, organisaties enz.)
(Heeft dus vnl. betrekking op allocatie- en distributieproblemen.)
Macro = gewest, land, werelddeel… Bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert
vraagstukken die de economie als geheel beïnvloeden.
(Heeft dus vnl. betrekking op het stabilisatieprobleem.) vb; Jeugdwerkloosheid in
Vlaanderen.
2
,Vb 1:
Planbureau verwacht hogere inflatie
DS, 5/06/2018
Het federaal Planbureau heeft de inflatievooruitzichten opnieuw opgetrokken, zo blijkt uit de
recentste prognoses.
➔ Planbureau = MACRO (Stijging van het algemeen prijsstel in België)
Vb 2:
Liever tol betalen dan file trotseren
GVA, 24/07/2018
Steeds meer automobilisten willen betalen om de files te ontwijken. In de eerste helft van dit
jaar steeg het aantal personenwagens in de Liefkenshoektunnel, waar tol wordt gevraagd,
met bijna 9%. Dat zijn 278.081 auto’s extra. Het neveneffect: ook het aantal file-uren aan de
tunnel steeg met 50%
➔ MICRO = individuele automobilist beslist over twee routes
Vb 3:
Garnalenprijs keldert door grote aanvoer: “Ze gaan weg voor drie euro per kilo”
Nieuwsblad, 18/09/2018
Vissers vangen momenteel zoveel garnalen, dat de veilingprijs is gekelderd. Door de warme
zomer zit de zee vol.
➔ (Oud voorbeeld) De prijs van de garnalen daalt. MICRO = markt voor 1 specifiek
product. Het gaat over garnalen. Niet verschillende producten.
Vb 4:
Europese Centrale Bank handhaaft rente
Trends, 26/07/2018
De Europese Centrale Bank (ECB) laat de rentetarieven in de eurozone onveranderd op het
historisch lage peil.
➔ Europese bank = MACRO, 1 munt is 1 monetair beleid!
3. Het productieproces
Productie
= alle activiteiten waardoor goederen en diensten tot stand worden gebracht (economische
goederen; consumptiegoederen en kapitaalgoederen) en op gepaste tijd en plaats ter
beschikking worden gesteld van consumenten door inzet van schaarse middelen (de
productiefactoren: arbeid, natuur en kapitaal)
= Als die goederen en diensten nuttig en schaars zijn dan spreekt men over economische
goederen.
3
, = Goederen die men in bedrijven gebruikt om andere goederen mee te produceren zijn
kapitaalgoederen. Bv; een machine
Input of eigenlijke productiefactoren gebruikt men om de output te produceren.
Input Arbeid = L
Input natuur = lucht, water en bodem, olie, gas… = N
Input kapitaal = Bestelwagens, machines… K
Ondernemersinitiatief = Vierde Input = creativiteit van de ondernemer = Soms een
belangrijke productiefactor!
F1.1 : schema van het productieproces (omwegproductie)
Economische goederen komen niet allemaal terecht bij zo’n economische consumptie. -> K
komt bij anderen bedrijven terecht.
K = afgeleide productiefactor
De productiefunctie
= vertelt hoeveel output jij max kan produceren…
= een technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (inputs) en de maximale
hoeveelheid economische goederen (output) die men daarmee kan produceren
X = hoeveelheid output
L = hoeveelheid arbeid (labour)
N = hoeveelheid natuur
K = hoeveelheid kapitaal
f = een bepaalde functionele vorm
• Eenvoudig voorbeeld: economie produceert slechts twee goederen: graan en kleding
4
GRAFIEKEN KUNNEN TOELICHTEN/BESPREKEN!!!
➔ Leidraad!
Een NIET grafisch rekentoestel gebruiken!
Hoofdstuk 1: Wat is economie? Object, doel en methode van de economische wetenschap.
1. Inleiding
Economie is ruimer dan dat. Inzicht geven in de werking van de maatschappij.
Wat doet de economische wetenschap?
= Inzicht geven in de maatschappelijke organisatie (vanuit een specifieke invalshoek)
➢ om betere beslissingen te kunnen nemen in het dagelijks leven
➢ om de problemen van de wereld waarin we leven beter te begrijpen
➢ om een beter beleid te kunnen voeren
2. Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige behoeften versus
schaarse middelen
Fundamenteel economisch probleem
= Materiële behoeften MAAR we hebben maar een beperkt budget, tijd etc. (schaars)
➢ Je moet kiezen!
➢ Vb; Je hebt gekozen voor te studeren dus niet om te werken! Je kiest voor een studie
dus je geeft een welbepaald loon op.
➢ Vb; ziek kind. Werken of niet werken? Geld of geen geld? Opportuniteitskost: Het
hoogst mogelijke gemiste inkomen op de arbeidsmarkt. (Wanneer je thuisblijft)
➢ Vb; industrie/bedrijven: hout laten in het bos of afgeven om meubels mee te maken
➢ Vb; overheid: meer middelen besteden aan onderwijs maar budget is beperkt
Het principe van consumentensoevereiniteit = economen houden zich niet bezig met de
morele waarden van behoeften. (vb; ze spreken geen mening uit over het gebruik van
sigaretten etc)
Schaarse middelen = bevatten materiële en immateriële goederen.
➔ Economische goederen = schaarste en nut zijn de key-elementen.
Niet-schaarse middelen = vb; de lucht die hie rop aarde aanwezig is. (Maar de lucht/zuurstof
bij een duiker of de zuivere lucht is wel schaars!)
➔ Vrije goederen
Efficiëntie = maximum halen uit beschikbare middelen
1
,Gelijkheid = verdeling van de voordelen van de gebruikte middelen.
Opportuniteitskosten
= De kost als gevolg van de keuze voor iets. Kiezen is verliezen! Om iets te kunnen krijgen
moet je iets anders opofferen. Schaars middel: tijd
= de waarde van het beste alternatief dat men opgeeft door deze keuze te maken.
= Hetgene wat je opgeeft voor iets anders
➔ Vb; Robinson Crusoë economie ; schipbreukeling komt aan op eiland, schaarse
middelen zijn wat aangespoeld materiaal, eigen arbeid en natuurlijke omgeving
Ofwel boot bouwen ofwel hut… Hij zal iets moeten opgeven.
Veelvuldige behoeften = Pc, een auto, cursussen, …
Beperkte middelen = Schaarse middelen, de beschikbare middelen.
Definitie economie – namen niet kennen, wel definitie!
‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means
which have alternative uses’
(Robbins, Essay on the Nature and Significance of Economic Science,1932)
Economie
= ‘… een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen’.
(Tibor Scitovsky (1910-2002)) Schaarste vormt de essentie van het economisch probleem.
Dit beheer van de beschikbare middelen omvat 3 typische problemen:
Allocatie van middelen: wat, hoeveel en hoe produceren = We beslissen allemaal wat we
gaan produceren en hoeveel en hoe?
Verdeling (distributie): voor wie produceren = Naar wie gaan de voordelen van de
productie? Hoe verdelen over de bevolking?
Stabilisatie: Nastreven van volledige aanwending van de middelen: stabilisatieprobleem. =
Alle middelen die we hebben willen wij effectief gebruiken!
Micro – Macro- economie
Micro = in een bedrijf etc. Gaat na hoe individuen en bedrijven (individuele economische
agenten) beslissingen nemen. Studie van het gedrag van individuele agenten. (bedrijven,
consumenten, organisaties enz.)
(Heeft dus vnl. betrekking op allocatie- en distributieproblemen.)
Macro = gewest, land, werelddeel… Bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert
vraagstukken die de economie als geheel beïnvloeden.
(Heeft dus vnl. betrekking op het stabilisatieprobleem.) vb; Jeugdwerkloosheid in
Vlaanderen.
2
,Vb 1:
Planbureau verwacht hogere inflatie
DS, 5/06/2018
Het federaal Planbureau heeft de inflatievooruitzichten opnieuw opgetrokken, zo blijkt uit de
recentste prognoses.
➔ Planbureau = MACRO (Stijging van het algemeen prijsstel in België)
Vb 2:
Liever tol betalen dan file trotseren
GVA, 24/07/2018
Steeds meer automobilisten willen betalen om de files te ontwijken. In de eerste helft van dit
jaar steeg het aantal personenwagens in de Liefkenshoektunnel, waar tol wordt gevraagd,
met bijna 9%. Dat zijn 278.081 auto’s extra. Het neveneffect: ook het aantal file-uren aan de
tunnel steeg met 50%
➔ MICRO = individuele automobilist beslist over twee routes
Vb 3:
Garnalenprijs keldert door grote aanvoer: “Ze gaan weg voor drie euro per kilo”
Nieuwsblad, 18/09/2018
Vissers vangen momenteel zoveel garnalen, dat de veilingprijs is gekelderd. Door de warme
zomer zit de zee vol.
➔ (Oud voorbeeld) De prijs van de garnalen daalt. MICRO = markt voor 1 specifiek
product. Het gaat over garnalen. Niet verschillende producten.
Vb 4:
Europese Centrale Bank handhaaft rente
Trends, 26/07/2018
De Europese Centrale Bank (ECB) laat de rentetarieven in de eurozone onveranderd op het
historisch lage peil.
➔ Europese bank = MACRO, 1 munt is 1 monetair beleid!
3. Het productieproces
Productie
= alle activiteiten waardoor goederen en diensten tot stand worden gebracht (economische
goederen; consumptiegoederen en kapitaalgoederen) en op gepaste tijd en plaats ter
beschikking worden gesteld van consumenten door inzet van schaarse middelen (de
productiefactoren: arbeid, natuur en kapitaal)
= Als die goederen en diensten nuttig en schaars zijn dan spreekt men over economische
goederen.
3
, = Goederen die men in bedrijven gebruikt om andere goederen mee te produceren zijn
kapitaalgoederen. Bv; een machine
Input of eigenlijke productiefactoren gebruikt men om de output te produceren.
Input Arbeid = L
Input natuur = lucht, water en bodem, olie, gas… = N
Input kapitaal = Bestelwagens, machines… K
Ondernemersinitiatief = Vierde Input = creativiteit van de ondernemer = Soms een
belangrijke productiefactor!
F1.1 : schema van het productieproces (omwegproductie)
Economische goederen komen niet allemaal terecht bij zo’n economische consumptie. -> K
komt bij anderen bedrijven terecht.
K = afgeleide productiefactor
De productiefunctie
= vertelt hoeveel output jij max kan produceren…
= een technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (inputs) en de maximale
hoeveelheid economische goederen (output) die men daarmee kan produceren
X = hoeveelheid output
L = hoeveelheid arbeid (labour)
N = hoeveelheid natuur
K = hoeveelheid kapitaal
f = een bepaalde functionele vorm
• Eenvoudig voorbeeld: economie produceert slechts twee goederen: graan en kleding
4