Historische achtergrond
Na de middeleeuwen: kerk viel uiteen in katholieken en protestanten; burgerij steeds rijker;
economische malaise. In de tweede helft van de 17e eeuw werd het weer rustiger.
Nederland: gewesten onder gezag van Karel V en later Filips II. Zij traden op tegen ‘ketters’
(protestanten). De tachtigjarige oorlog was van 1568 tot 1648. In 1587 werd de Republiek der
Verenigde Nederlanden uitgeroepen.
• Vertegenwoordigers van elk gewest (de Staten) kwamen bij elkaar in ‘Staten-Generaal’
• Machtigste = raadspensionaris
• Stadhouder = aanvoerder leger en vloot
De kunststroming Renaissance speelt hierin een hoofdrol. Deze mondde later uit in het maniërisme
en de barok.
De Renaissance
• Kunst en cultuur: kijken naar de Oudheid → humanisme = op grond van nieuwe vertalingen
kwamen ze tot een ander mensbeeld. De theocentrische opvatting veranderde in een
antropocentrische opvatting. Nauw verbonden met individualisme = mens is individu, die
tot grootse dingen in staat is door ontplooiing en ontwikkeling van zichzelf. Ook het
empirisme was belangrijk in de tijd.
• Wetenschap: er waren vele ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied (fysische kennis en
geografische)
• Geloof: de bijbel werd opnieuw bestudeerd, scheiding tussen katholicisme en protestantisme
• Renaissance kunst: drie hoofdkenmerken:
o Realisme = veel belangstelling mens en wereld; kennis over mens en anatomie; zo
realistisch mogelijk afbeelden → naakt, perspectief, portretbuste en familieschilderij
o Estheticisme = kunst dient in de eerste plaats schoon te zijn; focus op vorm, niet
meer op inhoud.
o Classicisme = invloed klassieke oudheid: zuilen, mythologie
• Muziek: nauwelijks verschil met Middeleeuwen
• Literatuur en taal:
o Classicisme: translatio (= vertalen), imitatio (= nadoen) en aemulatio (=overtreffen)
▪ Epigram / puntdicht = kort gedicht met grappig plot. (= imitatio)
▪ Aforisme / spreuk = korte, krachtige zin met levensles (= aemulatio)
▪ Essay = korte prozatekst met persoonlijke mening (= aemulatio)
▪ Sonnet = lyrisch gedicht (= aemulatio)
• 2 strofen van 4 regels (kwatrijnen) → octaaf
• 2 strofen van 3 regels (terzet) → sextet