OFTALMOLOGIE
1 INHOUD
1 Inhoud ............................................................................................................................................. 1
2 Anatomie van het oog ..................................................................................................................... 3
3 Klinisch onderzoek........................................................................................................................... 6
3.1 Inspectie .................................................................................................................................. 6
3.2 Klinisch onderzoek................................................................................................................... 6
3.2.1 Oogstand beoordelen...................................................................................................... 6
3.2.2 Visusmeting/ meten gezichtsscherpte: ........................................................................... 7
3.2.3 Andere testen .................................................................................................................. 8
4 Technische onderzoeken ............................................................................................................... 16
5 Pathologie...................................................................................................................................... 18
5.1 Het rode oog.......................................................................................................................... 18
5.1.1 Acute conjunctivitis ....................................................................................................... 18
5.1.2 Acute keratitis ............................................................................................................... 19
5.1.3 (Epi)Scleritis ................................................................................................................... 21
5.1.4 Uveïtis ............................................................................................................................ 22
5.1.5 Acuut gesloten hoek glaucoom ..................................................................................... 23
5.1.6 (Recidiverende) Cornea erosie ...................................................................................... 25
5.1.7 Vreemd voorwerp ......................................................................................................... 25
5.1.8 Hordeolum..................................................................................................................... 26
5.1.9 Subconjunctivale bloeding ............................................................................................ 26
6 Hands on Fundoscopie .................................................................................................................. 27
1
,2
, 2 ANATOMIE VAN HET OOG
Het oog is een bol met een doorsnede van gemiddeld 2,3 centimeter. Het bestaat uit relatief zachte
materialen, waardoor het vrij kwetsbaar is. Kleine beschadigingen kunnen al leiden tot verlies van het
gezichtsvermogen. Om de ogen te beschermen, liggen ze in oogkassen. Dit zijn twee openingen aan
de voorzijde van de schedel (Ook beschermen oogleden en wimpers de ogen).
• De oogbol is gevuld met zogenaamd glasvocht, waardoor het deze de ronde vorm kan
behouden.
• De oogbol is met zes spieren aan de oogkas verbonden. Deze worden bezenuwd via 3
verschillende craniale zenuwen (zie neuro).
• Traankliertjes: Zitten aan de buitenkant boven het oog. Traanklieren maken traanvocht aan.
Het traanvocht verspreidt zich in een laagje over de voorkant van het oog om het tegen
uitdrogen te beschermen. Een deel van het traanvocht verdampt. Het teveel aan traanvocht
moet worden afgevoerd. Hiervoor zorgt onder andere de traanbuis. De traanbuis voert het
traanvocht af naar de neusholte.
• Conjuctiva = Het bindvlies waarmee de buitenkant van het oog bedekt is. = Een vochtige en
bewegelijke doorlopende laag.
• Sclera = Het oogwit/ de oogrok en ligt onder de conjuctiva
o Sclera en conjuctiva zijn vrij stevig en dragen in belangrijke mate bij aan het
beschermen van het oog.
3
1 INHOUD
1 Inhoud ............................................................................................................................................. 1
2 Anatomie van het oog ..................................................................................................................... 3
3 Klinisch onderzoek........................................................................................................................... 6
3.1 Inspectie .................................................................................................................................. 6
3.2 Klinisch onderzoek................................................................................................................... 6
3.2.1 Oogstand beoordelen...................................................................................................... 6
3.2.2 Visusmeting/ meten gezichtsscherpte: ........................................................................... 7
3.2.3 Andere testen .................................................................................................................. 8
4 Technische onderzoeken ............................................................................................................... 16
5 Pathologie...................................................................................................................................... 18
5.1 Het rode oog.......................................................................................................................... 18
5.1.1 Acute conjunctivitis ....................................................................................................... 18
5.1.2 Acute keratitis ............................................................................................................... 19
5.1.3 (Epi)Scleritis ................................................................................................................... 21
5.1.4 Uveïtis ............................................................................................................................ 22
5.1.5 Acuut gesloten hoek glaucoom ..................................................................................... 23
5.1.6 (Recidiverende) Cornea erosie ...................................................................................... 25
5.1.7 Vreemd voorwerp ......................................................................................................... 25
5.1.8 Hordeolum..................................................................................................................... 26
5.1.9 Subconjunctivale bloeding ............................................................................................ 26
6 Hands on Fundoscopie .................................................................................................................. 27
1
,2
, 2 ANATOMIE VAN HET OOG
Het oog is een bol met een doorsnede van gemiddeld 2,3 centimeter. Het bestaat uit relatief zachte
materialen, waardoor het vrij kwetsbaar is. Kleine beschadigingen kunnen al leiden tot verlies van het
gezichtsvermogen. Om de ogen te beschermen, liggen ze in oogkassen. Dit zijn twee openingen aan
de voorzijde van de schedel (Ook beschermen oogleden en wimpers de ogen).
• De oogbol is gevuld met zogenaamd glasvocht, waardoor het deze de ronde vorm kan
behouden.
• De oogbol is met zes spieren aan de oogkas verbonden. Deze worden bezenuwd via 3
verschillende craniale zenuwen (zie neuro).
• Traankliertjes: Zitten aan de buitenkant boven het oog. Traanklieren maken traanvocht aan.
Het traanvocht verspreidt zich in een laagje over de voorkant van het oog om het tegen
uitdrogen te beschermen. Een deel van het traanvocht verdampt. Het teveel aan traanvocht
moet worden afgevoerd. Hiervoor zorgt onder andere de traanbuis. De traanbuis voert het
traanvocht af naar de neusholte.
• Conjuctiva = Het bindvlies waarmee de buitenkant van het oog bedekt is. = Een vochtige en
bewegelijke doorlopende laag.
• Sclera = Het oogwit/ de oogrok en ligt onder de conjuctiva
o Sclera en conjuctiva zijn vrij stevig en dragen in belangrijke mate bij aan het
beschermen van het oog.
3