Hoofdstuk 1: Begrippenkader
1.1 Historisch besef van waar we komen!
methodieken = gereedschap van een hulpverlener
Een cliënt is bijvoorbeeld afhankelijk van middelengebruik: verslaving. Als een hulpverlener
die cliënt helemaal clean krijgt, maar die cliënt komt buiten in een SL waar men veel gebruik
ziet, dan moet je kijken naar de context en de SL waarin die cliënt zit, niet enkel kijken naar
het cliëntperspectief.
geschiedenis: hoe zijn die methodieken ontstaan, hoe is SW gestart?
Middeleeuwse armenzorg of caritas:
caritas = we proberen iets goed te doen voor God
Men keek in ME naar slechte & goede armen
→ slechte armen: kwamen in opstand, weerstand tegen die armoede
→ goede armoede: lot meedragen
→ goede leefloners: die zich willen activeren
→ slechte leefloners: die niet te activeren vallen
armenzorg bestond, vanuit de angst dat men in opstand/ weerstand zou komen
→ daarom deed men aan caritas: goed doen voor die armen
Industrialisering: mensen trekken van platteland naar steden om te werken
→ leven in slechte hygiëne, arbeidershuisjes, overbevolking, grote kindersterfte
De hogere klasse begonnen zich te moeien met die arbeidersklasse omdat ze vonden dat ze
heropgevoed moesten worden (zagen hen ook als een gevaarlijke klasse) (zagen dat
bepaalde normen vervaagd waren)
Filantropie ontstaat: welzijn van die ander verbeteren, levensomstandigheden verhogen, en
van daaruit tussenkomen/ interveniëren
Doel: levensomstandigheden verbeteren, welzijn verhogen (filantropie)
Vanuit welke blik in industrialisering ? omdat men angst had voor die gevaarlijke klasse →
angst voor ziektes, opstanden
bv. moeders horen bij hun kinderen thuis: dus ook arbeidersvrouwen
Grootste probleem: men kijkt naar de individuele verantwoordelijkheid van die
arbeidersvrouwen en niet naar de sociale omstandigheden (namelijk dat ze moeten werken
om brood op de plank te krijgen)
In tijd van industrialisering ontstaan de eerste instrumenten om preventief in te grijpen op
sociaal probleem. categorieën: onderwijs, opvoeding, tewerkstelling
,→ verbod op kinderarbeid
→ wet van de kinderbescherming: belang van het kind
→ kinderen hadden recht op een goede opvoeding
→ ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind, tenzij dat dat recht in het
gedrang zou komen (zegt wet op kinderbescherming)
→ men kreeg oog voor de sociale context: onveilige omgeving/ impact op kinderen, men
keek ruimer
1.2 Het verleden werkt door…
Spanningsvelden in de geschiedenis zijn nog steeds vandaag de dag in sociaal werk te zien.
Spanningsveld disciplinering - emancipering
- disciplinering: controlerende, dwingende visie
- emancipering: brede, sociale, activerende, culturele visie
bv.
mensen sanctioneren, straffen, als ze te lang werkloos zijn in de hoop zo mensen aan het
werk krijgen
Als iemand al 2 dagen in de week naar een dagcentrum gaat, kan al goed zijn
→ middelengebruik: men weet niet meer hoe aan te pakken door overlast: militairen op
straat brengen (controleren, disciplinerend)
→ Centrum Gate? in Brussel waar men illegale drug kan consumeren, wordt gecontroleerd
door verplegers in een veilige ruimte
→kijken: welke soort hulpverlener ben ik
Spanningsveld individu-structuur
→ wanneer werkt sociaal werk? werkt sw als de individu die voor u zit geholpen is of als de
SL zo goed in elkaar zit waardoor er geen individuele hulpvragen meer bestaan?
bv.
mensen met beperking: individu rolstoel geven, we kunnen ook onze SL aanpassen dat er
overal inclusieve infrastructuur zijn waardoor er geen individuele hulpvragen bestaan
Mary Richmond lag aan basis professionalisering sociaal werk:
→ deed onderzoek naar de oorzaken van armoede
→ zag dat de oorzaken van armoede niet enkel als het lot van god was, maar een
wisselwerking tussen individu en structuur
Zij is de grondlegger geweest van een stappenplan: onderzoek, diagnose, handelingsplan,
evaluatie
Ze merkte; bij stappenplan was er scholing, deskundigheid nodig
→ startte met sociale scholen op te richten om dat stappenplan een stukje aan te leren
→ 1920: sociale scholen opgericht door emiel van de velde, minister van justitie
- gebeurd dus net na eerste WO: minister zag veel schade en gevolgen van eerste
WO:
, - vandalisme, criminaliteit, alcoholisme
- er moest terug stukje heropvoeding gebeuren, aanpassen van die norm binnen de
SL
- je ziet daarin het spanningsveld van het disciplinerende/ controlerende terugkomen
- in belgië 2 sociale scholen ontstaan: in Brussel en in Antwerpen
- die in Brussel was gericht op sociale actie
- die in Antwerpen gericht op individuele hulpverlening
1.3 Globale definitie sociaal werk: spanningsveld individu/ structuur komt daarin terug
- SW heeft een breed veld van activiteiten, maar vooral ‘en-en verhaa’l: oog voor
individu en structuur, context waar individu in zit
1.4 Perspectieven: welke rol moet de SW opnemen, hoe kijken we naar SW, niet enkel
kijken naar micro niveau
→ meso; structuur, invloed van organisatie
→ macro: impact en invloed van samenleving
Bv.
een justitieassistent begeleid individu, maar werkt in organisatie die controlerende rol heeft,
dus zij gaat ook op meso niveau moeten ingrijpen
macro: justitieassistent zal meer druk voelen door SL door gedoe rond intrafamiliaal geweld
laatste tijd
1.5 Werkprincipes
7 werkprincipes: dominante rol doorheen lessen en examenopdracht;
1. recht op privacy en vertrouwelijkheid
→ belangrijk om cliënt en zijn verhaal te beschermen
→ vertrouwelijke relatie met cliënt
2. mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst- en hulpverlening
→ belangrijk dat de cliënt weet wat je allemaal doet
→ proberen voor iedere cliënt het maximum te doen
→ zo open en transparant communiceren
3. maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren, rekening
houdend met de mogelijkheden
→ proberen de cliënt zoveel mogelijk te betrekken, houden vooral rekening met het
nivea-principe
4. subsidiariteitsprincipe en maatzorg
→ we kiezen altijd voor de minst ingrijpende hulpverlening
→ wat helpt bij die een werkt niet voor de ander
5. emancipatorische hulpverlening
→ gericht op bevorderen autonomie en zelfredzaamheid
→ we zorgen dat die persoon die voor u zit steeds meer grip heeft op zijn leven
→ goede hulpverlener is hulpverlener die zichzelf overbodig probeert te maken
→ zorgen dat ze terug zelfstandig en afhankelijk zijn
6. hulpverlening is een ethisch gevoelige materie waarbij het deontologisch kader
continu bewaakt moet worden
→ hulpverlening is niet waardevrij
, → we hebben ons eigen referentiekader, maar mag niet ons kompas zijn
→ dus respect hebben voor de keuzes van een ander ook al zijn we niet akkoord
7. signaalfunctie binnen welzijnswerk
→ als SW oog hebben voor zaken die steeds terugkomen
→ registreren en signaleren aan beleid met als doel daar iets aan te doen
→ zo tekortkomingen te kunnen aankaarten
1.6 Interventies
= tussenkomsten van sociaal werkers
als je ingrijpt is dat nooit neutraal
doel is altijd om welzijn te verhogen
bv: gezin die bezorgd was om hun kind, ouders die veel heroïne gebruikten
doel sw: welzijn kind verhogen
als hulpverlener besef je dat je veel macht hebt om in de situatie in te grijpen, veel
verantwoordelijkheid uiteindelijk beslist om melding te doen om veiligheid te verhogen kind
gezin is spoorloos verdwenen uit alle hulpverlening
er komt wat teweeg bij interventies die je doet als sociaal werker
het handelen bepaalt ons denken en omgekeerd
1.7 Methoden en methodieken
methodiek = verbinding tussen het theoretisch referentiekader en aanpak, het waarom
→ straathoekwerk hebben een specifieke methodiek: er zit daar een doel achter
→ waarom kiest men voor een bepaalde aanpak
methode = manier van werken om een doel te bereiken, aanpak zelf daarin moet je ook
flexibel zijn, hoe dat je tussenkomt
elementen van een methode = vaardigheden, werkprincipes, doelstellingen, uitgangspunten,
vooronderstellingen die we nodig hebben om ons doel te bereiken
→ maakt permanent deel uit van u handelingen
methodologie = de methodische ontwikkeling, kan op 2 manieren
- top down: van onderuit
- bottom up: van bovenuit
complexiteiten = methoden/ methodieken kunnen niet vanuit 1 model bekeken worden maar
vanuit eclectisch model
1.8 Personaliseren van interventies
- eigen kleur en stijl van interventie
→ afhankelijk van hoe je ernaar kijkt
→ waarde van interventie wordt vooral bepaald door de wijze waarop
- welzijn = participatie vorm te geven van besef
hoe rekening met verschil tussen doel en effect
, WP: maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren,
rekening houdend met de mogelijkheden
- vereist een betrokken en transparante hulpverleningsrelatie
1.9 Methodologie
- methodiekontwikkeling
- twee manieren:
→ bottom-up = de methodiek ontstaat vanuit de praktijk. Professionals
experimenteren, doen ervaringen op en op basis daarvan wordt de methode stap
voor stap ontwikkeld en verfijnd (= komt uit praktijk)
→ top-down = de methodiek wordt ontwikkeld vanuit theorie, beleid of onderzoek.
experts bedenken vooraf een vaste aanpak die vervolgens in de praktijk wordt
ingevoerd (= komt uit theorie of beleid)
1.10 Complexiteiten
= methoden/ methodieken zijn niet mogelijk vanuit 1 model maar vanuit eclectisch model
- binnen eenzelfde referentiekader zijn verschillende vormen van aanpak mogelijk en
omgekeerd
- dit is afhankelijk van verschillende factoren: bv. het jeugdhuis, bemiddeling,
spijbelen,...
- methodieken zijn een dynamisch gegeven waarbij de maatschappelijke invloed groot
is
- belangrijk om voeling te blijven houden met effecten in plaats van (enkel) te kijken
naar bedoelingen bv. schuldhulpverlening, tewerkstelling voor anderstaligen
Werkprincipe: mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst- en
hulpverlening
Werkprincipe: emancipatorische hulpverlening
sociaal werk in het tussengebied tussen het ‘private’ en het ‘publieke’
- je kan als sociaal werker meerdere posities innemen
- maar interventies neigen meer in de richting van het wenselijke, maatschappelijke
aanvaardbare
1.11 Preventie
preventie = doordacht
preventiegehalte = een toevallig neveneffect
3 soorten preventie
- universele preventie
- selectieve preventie: richten op specifieke doelgroep
- geïndiceerde preventie: richten zich op individuen
hoorcollege 2
→ 9/10: gastles
,gastsprekers jeugd straathoekwerk
definitie: straathoekwerk is een actieve, positieve, relationele, onvoorwaardelijke en
politiserende werkvorm van aanwezig zijn gericht op de realisatie van een kwaliteitsvol leven
van gasten groepen in de meest kwetsbare positie
→ in praktijk is jeugd straathoekwerk anders dan bij volwassenen (duurt langer om
vertrouwensband op te bouwen)
ontstaan omdat men merkte dat straathoekwerk minder met jongeren werkte
specifieke werkvorm straathoekwerkers:
- werken in verschillende wijken met eigen wijk
- iedereen start in wijk met observatieperiode
- heel veel aanwezig zijn in de wijk, zicht krijgen op wie waar woont, cafés,...
- → dit door rond te lopen, op bankjes zitten, kijken
- zicht krijgen op wat leeft in de wijk
- de jongeren beginnen u ook op te merken → soms interesse, soms gesprek starten
- outreachend werken: geen bureau, werk begint als ze aankomen in hun wijk met
wandeling
- voelt u in begin indringer in een wijk (in observatieperiode)
- op lange termijn met gasten werken dus geduld hebben
- ene straathoekwerk neemt hond vaak mee: goed aanspreekpunt, manier om contact
te leggen met jongeren
- roken: manier van contact leggen
essentie job:
- vertrouwen creëren
- kwetsbare jongeren die wantrouwig zijn naar hulpverleners of in algemeen
- dus essentie is vertrouwensband creëren
zicht krijgen op netwerk en uitbouwen:
- veel jongeren zijn al bekend met organisaties
- welke kennen ze? met welke zijn ze vertrouwd?
- ook bruggen bouwen naar andere organisaties
- gaan naar netwerkmomenten, of dingen georganiseerd door de jeugddienst
- sociale media: grote leefwereld van de jongeren → zij zelf ook actief op tiktok,
snapchat, instagram…
- makkelijk en toegankelijk om zo een bericht te sturen
- heel nabij in de leefwereld van jongeren, liken en reageren geeft ook al een vorm van
nabijheid
- gaan naar Let’s safe food, habbekrats, overkop met of zonder jongeren → zonder:
om jongeren te leren kennen
- samen zoeken naar oplossingen, alternatieven, samen gefrustreerd zijn (botsen op
wachtlijsten, doorverwijzingen)
- werken met zowel daders als slachtoffers
, - onvoorwaardelijk: geen voorwaardes stellen (moet niet nuchter zijn, geen paspoort
hebben,...) vooral opdagen, maar er blijven kansen gegeven worden
- grenzen stellen: als jongeren heel erg onder invloed zijn is het niet tof om elkaar te
zien, verbale agressie
- soms springt ze binnen bij een eenzaam meisje, kookt ze samen en kijken een film
- dezelfde regels op verschillende personen plakken werkt niet
- werken op tempo van jongeren, kan soms heel traag
- kameleon zijn: aanpassen aan bepaalde subgroep
- beroepsgeheim ook belangrijk zodat jongeren hen kunnen vertrouwen
- bv. krakers en politie kwam, politie vroeg aan jeugd straathoekwerker info en zij zei
mag niks zeggen, politie begreep het
- nooit oordelen op situaties bv. rommelig huis
- → wel als een gast steelt, pest, bedreigt (wel op gedrag)
- vervangen voor paar maand kan niet, vertrouwensband wordt niet zo snel
opgebouwd (bij bv. zwangerschapsverlof)
- behalve als echt nodig is om opgevolgd te worden
- groot deel job: activiteiten = bruggen bouwen, ontspanning
politiserend werken:
- door jongeren proberen stem te geven → jongerenjury
- persoon op de dienst met signaalfunctie: thema’s vertalen naar de politiek en beleid
maar ook naar de gewone mens
- schrijfsessies organiseren over wat wij meemaken, ervaringen om zo mensen zicht
te geven op wat wij doen
- signaal werker krijgt vaak meldingen zoals over zakkenman: van boze als bezorgde
burgers
nachtpatrouille =
- met twee straathoekwerkers afspreken rond 21u op bureau, slaapzakken
verzamelen, soep en water meenemen, signalen over wie waar slaapt, nieuwe
plekken leren kennen
- als het vriest gaan er elke nacht straathoekwerkers op pad, veel mensen sterven
- ook als het te heet is: op hittepatrouille, dus met water en zonnecreme rond gaan,
veel mensen sterven aan uitdroging
- slaapzakken voor honden
- spuitenruil: mensen die injecteren kunnen propere spuiten vragen aan hen, ook
gebruikte spuiten verzamelen in container
sint pietersstation is geen wijk, maar toch zijn stations overal een plek waar veel kwetsbare
mensen en jongeren zijn
= totaal andere manier van werken
heel veel passage
Hoe zag mijn dag er gisteren uit?
- elke dag is anders
- bewust naar uw wijk gaan
- zonder agenda naar u wijk gaan en zien wat er gebeurd
,Hoofdstuk 2: Outreachend werken
→ exemplarisch voorbeeld: kwartiermaken = NIET kennen
21. Outreachend werken
2.1.1 Inleiding
• Actueel – vermaatschappelijking en inclusie
• ‘actief naar buiten treden’
• Overkoepelende term met verschillende vindplaatsen
- publieke ruimte zoals op straat, pleintjes, cafés, kraakpanden, … VB straathoekwerk,
buurtstewards, vindplaatsgericht werken, …
- huiselijke omgeving. VB huisbezoeken, mobiele teams, thuisbegeleiding, achter de
voordeurteams in de bijzondere jeugdzorg, …
- vanuit maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gevangenissen, jeugdclubs, …
- Sociale media
→ Soms enige manier om contact te maken
→ Bij moeilijke contacten in de fysieke wereld
→ Om deel te nemen aan de leefwereld
2.1.2 Korte geschiedenis
• voor de professionalisering
• 1950 social casework
• Vanaf 1970 – structurele visie
• 2000
2.1.3 Definitie
“Outreachend werken is een werkwijze die uitgaat van een actieve benadering en gericht is
op het bevorderen van welzijn. De werker vertrekt vanuit de participatieve basishouding
en richt zich op personen in maatschappelijk kwetsbare situaties, die niet of ontoereikend
bereikt worden door het huidige dienst-, hulp- en zorgverleningsaanbod. Dit door zich te
begeven in hun leefwereld met erkenning van de daar geldende waarden en normen. Met
outreachend werken streeft men naar een wederzijdse afstemming tussen de doelgroep,
haar netwerk, het maatschappelijk aanbod en de ruimere samenleving.”
Werkprincipe: Maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren,
rekening houdend met de mogelijkheden
2.1.4 Doelgroep
• Specifieke doelgroep
- Burgers in kwetsbare situaties
VB bemoeizorgteams https://www.youtube.com/watch?v=NrvqIDuXrQU
- Afhakers of uitvallers
,Belangrijk om zorg te dragen voor de verschillende werkprincipes bij deze specifieke
doelgroepen; voorbeeld:
Werkprincipe: Mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst-en
hulpverlening Werkprincipe: Signaalfunctie binnen welzijnswerk
2.1.5 Werkwijze
• Fasen
- Doelgroep bepalen en zoeken
- Contact maken
- Outreachend werken
• Doelstellingen:
• VB Mutualiteit: https://www.youtube.com/watch?v=sAAgGe706SY
• Werkinstrument Reach out! - Quickscan
2.1.6 Enkele mogelijkheden van outreachend werken
• Voor de betrokkenen
Werkprincipe: Subsidiariteitsprincipe en maatzorg
Werkprincipe: Emancipatorische hulpverlening
• Voor de sociaal werker
Werkprincipe: Signaalfunctie binnen welzijnswerk
• Voor de organisaties en instellingen
2.1.7 Valkuilen
, 2.1.8 Exemplarisch voorbeeld: huisbezoek
Verschillende opvattingen:
1. Het huis als werkvloer
- Deel van de werkvloer/ plaats om aan Hv-ing te doen
- Omstandigheden bepalen
2. HB als taakopdracht
- Door de specificiteit van de HV-ing KAN de hulp niet anders dan thuis doorgaan, er
is geen andere keuze.
3. Het HB als methodische keuze
- Op zich is HB niet noodzakelijk maar de sociaal werker kiest ervoor om ook het huis,
leefmilieu, … mee te nemen als welzijnsbevorderende elementen voor de cliënt
4. Het HB uit noodzaak
Betekenis van de woning:
• Een huis is meer dan de inhoud
• Belang van de inrichting
• Omgaan met uiterlijke tekenen
• Woning als metafoor voor inzet
Spanningsvelden:
• Proactieve – afwachtende blik
• Afstand – nabijheid
• Regie cliënt – regie hulpverlener
• Aanklampen – loslaten
• Ratio - emotie
Organisatiebeleid:
• Ontwikkelen van een visie
• Richtlijnen over:
- veiligheid, verzekering
- samenwerking
- signaleringsbeleid.
1.1 Historisch besef van waar we komen!
methodieken = gereedschap van een hulpverlener
Een cliënt is bijvoorbeeld afhankelijk van middelengebruik: verslaving. Als een hulpverlener
die cliënt helemaal clean krijgt, maar die cliënt komt buiten in een SL waar men veel gebruik
ziet, dan moet je kijken naar de context en de SL waarin die cliënt zit, niet enkel kijken naar
het cliëntperspectief.
geschiedenis: hoe zijn die methodieken ontstaan, hoe is SW gestart?
Middeleeuwse armenzorg of caritas:
caritas = we proberen iets goed te doen voor God
Men keek in ME naar slechte & goede armen
→ slechte armen: kwamen in opstand, weerstand tegen die armoede
→ goede armoede: lot meedragen
→ goede leefloners: die zich willen activeren
→ slechte leefloners: die niet te activeren vallen
armenzorg bestond, vanuit de angst dat men in opstand/ weerstand zou komen
→ daarom deed men aan caritas: goed doen voor die armen
Industrialisering: mensen trekken van platteland naar steden om te werken
→ leven in slechte hygiëne, arbeidershuisjes, overbevolking, grote kindersterfte
De hogere klasse begonnen zich te moeien met die arbeidersklasse omdat ze vonden dat ze
heropgevoed moesten worden (zagen hen ook als een gevaarlijke klasse) (zagen dat
bepaalde normen vervaagd waren)
Filantropie ontstaat: welzijn van die ander verbeteren, levensomstandigheden verhogen, en
van daaruit tussenkomen/ interveniëren
Doel: levensomstandigheden verbeteren, welzijn verhogen (filantropie)
Vanuit welke blik in industrialisering ? omdat men angst had voor die gevaarlijke klasse →
angst voor ziektes, opstanden
bv. moeders horen bij hun kinderen thuis: dus ook arbeidersvrouwen
Grootste probleem: men kijkt naar de individuele verantwoordelijkheid van die
arbeidersvrouwen en niet naar de sociale omstandigheden (namelijk dat ze moeten werken
om brood op de plank te krijgen)
In tijd van industrialisering ontstaan de eerste instrumenten om preventief in te grijpen op
sociaal probleem. categorieën: onderwijs, opvoeding, tewerkstelling
,→ verbod op kinderarbeid
→ wet van de kinderbescherming: belang van het kind
→ kinderen hadden recht op een goede opvoeding
→ ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind, tenzij dat dat recht in het
gedrang zou komen (zegt wet op kinderbescherming)
→ men kreeg oog voor de sociale context: onveilige omgeving/ impact op kinderen, men
keek ruimer
1.2 Het verleden werkt door…
Spanningsvelden in de geschiedenis zijn nog steeds vandaag de dag in sociaal werk te zien.
Spanningsveld disciplinering - emancipering
- disciplinering: controlerende, dwingende visie
- emancipering: brede, sociale, activerende, culturele visie
bv.
mensen sanctioneren, straffen, als ze te lang werkloos zijn in de hoop zo mensen aan het
werk krijgen
Als iemand al 2 dagen in de week naar een dagcentrum gaat, kan al goed zijn
→ middelengebruik: men weet niet meer hoe aan te pakken door overlast: militairen op
straat brengen (controleren, disciplinerend)
→ Centrum Gate? in Brussel waar men illegale drug kan consumeren, wordt gecontroleerd
door verplegers in een veilige ruimte
→kijken: welke soort hulpverlener ben ik
Spanningsveld individu-structuur
→ wanneer werkt sociaal werk? werkt sw als de individu die voor u zit geholpen is of als de
SL zo goed in elkaar zit waardoor er geen individuele hulpvragen meer bestaan?
bv.
mensen met beperking: individu rolstoel geven, we kunnen ook onze SL aanpassen dat er
overal inclusieve infrastructuur zijn waardoor er geen individuele hulpvragen bestaan
Mary Richmond lag aan basis professionalisering sociaal werk:
→ deed onderzoek naar de oorzaken van armoede
→ zag dat de oorzaken van armoede niet enkel als het lot van god was, maar een
wisselwerking tussen individu en structuur
Zij is de grondlegger geweest van een stappenplan: onderzoek, diagnose, handelingsplan,
evaluatie
Ze merkte; bij stappenplan was er scholing, deskundigheid nodig
→ startte met sociale scholen op te richten om dat stappenplan een stukje aan te leren
→ 1920: sociale scholen opgericht door emiel van de velde, minister van justitie
- gebeurd dus net na eerste WO: minister zag veel schade en gevolgen van eerste
WO:
, - vandalisme, criminaliteit, alcoholisme
- er moest terug stukje heropvoeding gebeuren, aanpassen van die norm binnen de
SL
- je ziet daarin het spanningsveld van het disciplinerende/ controlerende terugkomen
- in belgië 2 sociale scholen ontstaan: in Brussel en in Antwerpen
- die in Brussel was gericht op sociale actie
- die in Antwerpen gericht op individuele hulpverlening
1.3 Globale definitie sociaal werk: spanningsveld individu/ structuur komt daarin terug
- SW heeft een breed veld van activiteiten, maar vooral ‘en-en verhaa’l: oog voor
individu en structuur, context waar individu in zit
1.4 Perspectieven: welke rol moet de SW opnemen, hoe kijken we naar SW, niet enkel
kijken naar micro niveau
→ meso; structuur, invloed van organisatie
→ macro: impact en invloed van samenleving
Bv.
een justitieassistent begeleid individu, maar werkt in organisatie die controlerende rol heeft,
dus zij gaat ook op meso niveau moeten ingrijpen
macro: justitieassistent zal meer druk voelen door SL door gedoe rond intrafamiliaal geweld
laatste tijd
1.5 Werkprincipes
7 werkprincipes: dominante rol doorheen lessen en examenopdracht;
1. recht op privacy en vertrouwelijkheid
→ belangrijk om cliënt en zijn verhaal te beschermen
→ vertrouwelijke relatie met cliënt
2. mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst- en hulpverlening
→ belangrijk dat de cliënt weet wat je allemaal doet
→ proberen voor iedere cliënt het maximum te doen
→ zo open en transparant communiceren
3. maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren, rekening
houdend met de mogelijkheden
→ proberen de cliënt zoveel mogelijk te betrekken, houden vooral rekening met het
nivea-principe
4. subsidiariteitsprincipe en maatzorg
→ we kiezen altijd voor de minst ingrijpende hulpverlening
→ wat helpt bij die een werkt niet voor de ander
5. emancipatorische hulpverlening
→ gericht op bevorderen autonomie en zelfredzaamheid
→ we zorgen dat die persoon die voor u zit steeds meer grip heeft op zijn leven
→ goede hulpverlener is hulpverlener die zichzelf overbodig probeert te maken
→ zorgen dat ze terug zelfstandig en afhankelijk zijn
6. hulpverlening is een ethisch gevoelige materie waarbij het deontologisch kader
continu bewaakt moet worden
→ hulpverlening is niet waardevrij
, → we hebben ons eigen referentiekader, maar mag niet ons kompas zijn
→ dus respect hebben voor de keuzes van een ander ook al zijn we niet akkoord
7. signaalfunctie binnen welzijnswerk
→ als SW oog hebben voor zaken die steeds terugkomen
→ registreren en signaleren aan beleid met als doel daar iets aan te doen
→ zo tekortkomingen te kunnen aankaarten
1.6 Interventies
= tussenkomsten van sociaal werkers
als je ingrijpt is dat nooit neutraal
doel is altijd om welzijn te verhogen
bv: gezin die bezorgd was om hun kind, ouders die veel heroïne gebruikten
doel sw: welzijn kind verhogen
als hulpverlener besef je dat je veel macht hebt om in de situatie in te grijpen, veel
verantwoordelijkheid uiteindelijk beslist om melding te doen om veiligheid te verhogen kind
gezin is spoorloos verdwenen uit alle hulpverlening
er komt wat teweeg bij interventies die je doet als sociaal werker
het handelen bepaalt ons denken en omgekeerd
1.7 Methoden en methodieken
methodiek = verbinding tussen het theoretisch referentiekader en aanpak, het waarom
→ straathoekwerk hebben een specifieke methodiek: er zit daar een doel achter
→ waarom kiest men voor een bepaalde aanpak
methode = manier van werken om een doel te bereiken, aanpak zelf daarin moet je ook
flexibel zijn, hoe dat je tussenkomt
elementen van een methode = vaardigheden, werkprincipes, doelstellingen, uitgangspunten,
vooronderstellingen die we nodig hebben om ons doel te bereiken
→ maakt permanent deel uit van u handelingen
methodologie = de methodische ontwikkeling, kan op 2 manieren
- top down: van onderuit
- bottom up: van bovenuit
complexiteiten = methoden/ methodieken kunnen niet vanuit 1 model bekeken worden maar
vanuit eclectisch model
1.8 Personaliseren van interventies
- eigen kleur en stijl van interventie
→ afhankelijk van hoe je ernaar kijkt
→ waarde van interventie wordt vooral bepaald door de wijze waarop
- welzijn = participatie vorm te geven van besef
hoe rekening met verschil tussen doel en effect
, WP: maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren,
rekening houdend met de mogelijkheden
- vereist een betrokken en transparante hulpverleningsrelatie
1.9 Methodologie
- methodiekontwikkeling
- twee manieren:
→ bottom-up = de methodiek ontstaat vanuit de praktijk. Professionals
experimenteren, doen ervaringen op en op basis daarvan wordt de methode stap
voor stap ontwikkeld en verfijnd (= komt uit praktijk)
→ top-down = de methodiek wordt ontwikkeld vanuit theorie, beleid of onderzoek.
experts bedenken vooraf een vaste aanpak die vervolgens in de praktijk wordt
ingevoerd (= komt uit theorie of beleid)
1.10 Complexiteiten
= methoden/ methodieken zijn niet mogelijk vanuit 1 model maar vanuit eclectisch model
- binnen eenzelfde referentiekader zijn verschillende vormen van aanpak mogelijk en
omgekeerd
- dit is afhankelijk van verschillende factoren: bv. het jeugdhuis, bemiddeling,
spijbelen,...
- methodieken zijn een dynamisch gegeven waarbij de maatschappelijke invloed groot
is
- belangrijk om voeling te blijven houden met effecten in plaats van (enkel) te kijken
naar bedoelingen bv. schuldhulpverlening, tewerkstelling voor anderstaligen
Werkprincipe: mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst- en
hulpverlening
Werkprincipe: emancipatorische hulpverlening
sociaal werk in het tussengebied tussen het ‘private’ en het ‘publieke’
- je kan als sociaal werker meerdere posities innemen
- maar interventies neigen meer in de richting van het wenselijke, maatschappelijke
aanvaardbare
1.11 Preventie
preventie = doordacht
preventiegehalte = een toevallig neveneffect
3 soorten preventie
- universele preventie
- selectieve preventie: richten op specifieke doelgroep
- geïndiceerde preventie: richten zich op individuen
hoorcollege 2
→ 9/10: gastles
,gastsprekers jeugd straathoekwerk
definitie: straathoekwerk is een actieve, positieve, relationele, onvoorwaardelijke en
politiserende werkvorm van aanwezig zijn gericht op de realisatie van een kwaliteitsvol leven
van gasten groepen in de meest kwetsbare positie
→ in praktijk is jeugd straathoekwerk anders dan bij volwassenen (duurt langer om
vertrouwensband op te bouwen)
ontstaan omdat men merkte dat straathoekwerk minder met jongeren werkte
specifieke werkvorm straathoekwerkers:
- werken in verschillende wijken met eigen wijk
- iedereen start in wijk met observatieperiode
- heel veel aanwezig zijn in de wijk, zicht krijgen op wie waar woont, cafés,...
- → dit door rond te lopen, op bankjes zitten, kijken
- zicht krijgen op wat leeft in de wijk
- de jongeren beginnen u ook op te merken → soms interesse, soms gesprek starten
- outreachend werken: geen bureau, werk begint als ze aankomen in hun wijk met
wandeling
- voelt u in begin indringer in een wijk (in observatieperiode)
- op lange termijn met gasten werken dus geduld hebben
- ene straathoekwerk neemt hond vaak mee: goed aanspreekpunt, manier om contact
te leggen met jongeren
- roken: manier van contact leggen
essentie job:
- vertrouwen creëren
- kwetsbare jongeren die wantrouwig zijn naar hulpverleners of in algemeen
- dus essentie is vertrouwensband creëren
zicht krijgen op netwerk en uitbouwen:
- veel jongeren zijn al bekend met organisaties
- welke kennen ze? met welke zijn ze vertrouwd?
- ook bruggen bouwen naar andere organisaties
- gaan naar netwerkmomenten, of dingen georganiseerd door de jeugddienst
- sociale media: grote leefwereld van de jongeren → zij zelf ook actief op tiktok,
snapchat, instagram…
- makkelijk en toegankelijk om zo een bericht te sturen
- heel nabij in de leefwereld van jongeren, liken en reageren geeft ook al een vorm van
nabijheid
- gaan naar Let’s safe food, habbekrats, overkop met of zonder jongeren → zonder:
om jongeren te leren kennen
- samen zoeken naar oplossingen, alternatieven, samen gefrustreerd zijn (botsen op
wachtlijsten, doorverwijzingen)
- werken met zowel daders als slachtoffers
, - onvoorwaardelijk: geen voorwaardes stellen (moet niet nuchter zijn, geen paspoort
hebben,...) vooral opdagen, maar er blijven kansen gegeven worden
- grenzen stellen: als jongeren heel erg onder invloed zijn is het niet tof om elkaar te
zien, verbale agressie
- soms springt ze binnen bij een eenzaam meisje, kookt ze samen en kijken een film
- dezelfde regels op verschillende personen plakken werkt niet
- werken op tempo van jongeren, kan soms heel traag
- kameleon zijn: aanpassen aan bepaalde subgroep
- beroepsgeheim ook belangrijk zodat jongeren hen kunnen vertrouwen
- bv. krakers en politie kwam, politie vroeg aan jeugd straathoekwerker info en zij zei
mag niks zeggen, politie begreep het
- nooit oordelen op situaties bv. rommelig huis
- → wel als een gast steelt, pest, bedreigt (wel op gedrag)
- vervangen voor paar maand kan niet, vertrouwensband wordt niet zo snel
opgebouwd (bij bv. zwangerschapsverlof)
- behalve als echt nodig is om opgevolgd te worden
- groot deel job: activiteiten = bruggen bouwen, ontspanning
politiserend werken:
- door jongeren proberen stem te geven → jongerenjury
- persoon op de dienst met signaalfunctie: thema’s vertalen naar de politiek en beleid
maar ook naar de gewone mens
- schrijfsessies organiseren over wat wij meemaken, ervaringen om zo mensen zicht
te geven op wat wij doen
- signaal werker krijgt vaak meldingen zoals over zakkenman: van boze als bezorgde
burgers
nachtpatrouille =
- met twee straathoekwerkers afspreken rond 21u op bureau, slaapzakken
verzamelen, soep en water meenemen, signalen over wie waar slaapt, nieuwe
plekken leren kennen
- als het vriest gaan er elke nacht straathoekwerkers op pad, veel mensen sterven
- ook als het te heet is: op hittepatrouille, dus met water en zonnecreme rond gaan,
veel mensen sterven aan uitdroging
- slaapzakken voor honden
- spuitenruil: mensen die injecteren kunnen propere spuiten vragen aan hen, ook
gebruikte spuiten verzamelen in container
sint pietersstation is geen wijk, maar toch zijn stations overal een plek waar veel kwetsbare
mensen en jongeren zijn
= totaal andere manier van werken
heel veel passage
Hoe zag mijn dag er gisteren uit?
- elke dag is anders
- bewust naar uw wijk gaan
- zonder agenda naar u wijk gaan en zien wat er gebeurd
,Hoofdstuk 2: Outreachend werken
→ exemplarisch voorbeeld: kwartiermaken = NIET kennen
21. Outreachend werken
2.1.1 Inleiding
• Actueel – vermaatschappelijking en inclusie
• ‘actief naar buiten treden’
• Overkoepelende term met verschillende vindplaatsen
- publieke ruimte zoals op straat, pleintjes, cafés, kraakpanden, … VB straathoekwerk,
buurtstewards, vindplaatsgericht werken, …
- huiselijke omgeving. VB huisbezoeken, mobiele teams, thuisbegeleiding, achter de
voordeurteams in de bijzondere jeugdzorg, …
- vanuit maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gevangenissen, jeugdclubs, …
- Sociale media
→ Soms enige manier om contact te maken
→ Bij moeilijke contacten in de fysieke wereld
→ Om deel te nemen aan de leefwereld
2.1.2 Korte geschiedenis
• voor de professionalisering
• 1950 social casework
• Vanaf 1970 – structurele visie
• 2000
2.1.3 Definitie
“Outreachend werken is een werkwijze die uitgaat van een actieve benadering en gericht is
op het bevorderen van welzijn. De werker vertrekt vanuit de participatieve basishouding
en richt zich op personen in maatschappelijk kwetsbare situaties, die niet of ontoereikend
bereikt worden door het huidige dienst-, hulp- en zorgverleningsaanbod. Dit door zich te
begeven in hun leefwereld met erkenning van de daar geldende waarden en normen. Met
outreachend werken streeft men naar een wederzijdse afstemming tussen de doelgroep,
haar netwerk, het maatschappelijk aanbod en de ruimere samenleving.”
Werkprincipe: Maximale participatie van cliënten en de systemen waartoe ze behoren,
rekening houdend met de mogelijkheden
2.1.4 Doelgroep
• Specifieke doelgroep
- Burgers in kwetsbare situaties
VB bemoeizorgteams https://www.youtube.com/watch?v=NrvqIDuXrQU
- Afhakers of uitvallers
,Belangrijk om zorg te dragen voor de verschillende werkprincipes bij deze specifieke
doelgroepen; voorbeeld:
Werkprincipe: Mensen hebben recht op een kwaliteitsvolle en transparante dienst-en
hulpverlening Werkprincipe: Signaalfunctie binnen welzijnswerk
2.1.5 Werkwijze
• Fasen
- Doelgroep bepalen en zoeken
- Contact maken
- Outreachend werken
• Doelstellingen:
• VB Mutualiteit: https://www.youtube.com/watch?v=sAAgGe706SY
• Werkinstrument Reach out! - Quickscan
2.1.6 Enkele mogelijkheden van outreachend werken
• Voor de betrokkenen
Werkprincipe: Subsidiariteitsprincipe en maatzorg
Werkprincipe: Emancipatorische hulpverlening
• Voor de sociaal werker
Werkprincipe: Signaalfunctie binnen welzijnswerk
• Voor de organisaties en instellingen
2.1.7 Valkuilen
, 2.1.8 Exemplarisch voorbeeld: huisbezoek
Verschillende opvattingen:
1. Het huis als werkvloer
- Deel van de werkvloer/ plaats om aan Hv-ing te doen
- Omstandigheden bepalen
2. HB als taakopdracht
- Door de specificiteit van de HV-ing KAN de hulp niet anders dan thuis doorgaan, er
is geen andere keuze.
3. Het HB als methodische keuze
- Op zich is HB niet noodzakelijk maar de sociaal werker kiest ervoor om ook het huis,
leefmilieu, … mee te nemen als welzijnsbevorderende elementen voor de cliënt
4. Het HB uit noodzaak
Betekenis van de woning:
• Een huis is meer dan de inhoud
• Belang van de inrichting
• Omgaan met uiterlijke tekenen
• Woning als metafoor voor inzet
Spanningsvelden:
• Proactieve – afwachtende blik
• Afstand – nabijheid
• Regie cliënt – regie hulpverlener
• Aanklampen – loslaten
• Ratio - emotie
Organisatiebeleid:
• Ontwikkelen van een visie
• Richtlijnen over:
- veiligheid, verzekering
- samenwerking
- signaleringsbeleid.