Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 Werkingsgebied en indeling van de scheikunde
Wat is scheikunde?
Scheikunde is de tak van de exacte wetenschappen die zich bezighoudt met de studie van materie,
haar eigenschappen, en de manieren waarop stoffen veranderen, met elkaar combineren en opdelen
ter vorming van nieuwe stoffen.
Scheikunde = experimentele wetenschap.
Er wordt kennis ontwikkeld via experimenten, maar theorie en computationele methoden (zoals
computersimulaties) vullen dit steeds meer aan.
Belangrijkste deelgebieden:
1. Fysische scheikunde
o Onderzoekt de fysische grondslagen van materie en processen.
o Bestudeert o.a. thermodynamica en kwantummechanica.
o Voorbeeld: het smeltpunt van een vaste stof of het smeltproces zelf.
2. Analytische scheikunde
o Richt zich op kwalitatieve (welke stoffen) en kwantitatieve (hoeveel van elke stof)
analyse.
o Bestudeert de fysische en chemische eigenschappen van stoffen.
3. Organische scheikunde
o Bestudeert koolstofverbindingen (met uitzondering van eenvoudige anorganische
zoals CO₂ of grafiet).
o Koolstof kan lange ketens en ringen vormen, basis van de levende materie.
o Vormt de basis van biochemie.
4. Anorganische scheikunde
o Bestudeert alle niet-koolstofhoudende verbindingen.
o Richt zich op metalen, ionaire verbindingen en vaste stoffen.
5. Biochemie
o Onderzoekt levende systemen en biologische processen vanuit chemisch oogpunt.
o Combineert chemische kennis met biologische functies.
o Voorbeeld: hemoglobine wordt tegelijk bestudeerd door verschillende takken:
▪ structuur (organische scheikunde),
▪ Fe-complex (anorganisch),
▪ binding met O₂ (fysische scheikunde),
▪ biologische functie (biochemie),
▪ concentratiebepaling (analytische scheikunde).
Daarnaast zijn er toegepaste domeinen zoals milieuchemie, polymeerchemie, voedselchemie,
forensische chemie, geneeskundige chemie, enz.
1
,1.2 Symbolen
• p Impuls, hoeveelheid van beweging = mv (v = snelheid)
• r Positie
• “lambda”, golflengte
• “nu”, frequentie ( snelheid)
• h Constante van Planck
• Ek, K Kinetische energie
• c, co Lichtsnelheid
• L Draaiimpuls = pr
• o Permittiviteit van het vacuum (constante)
→ symbolen zijn niet altijd eenduidig:
• p = druk/impuls (p = mv)
• P = druk/vermogen/ polarisatie dichtheid (pV = nRT)
→ Er worden soms ook meerdere symbolen gebruikt om dezelfde grootheid aan te duiden
• Interne energie = E of U
• Hoek = ///…
1.3 Enkele definities
1.3.1 Chemische stoffen en indeling van materie
Scheikunde bestudeert stoffen, die worden ingedeeld op basis van samenstelling:
• Materie: alles wat massa heeft en ruimte inneemt
o Wel: metalen, aarde, lucht, …
o Niet: elektromagnetische straling, rechtspraak, …
• (Zuivere) stof: vorm van materie die gelijke chemische samenstelling heeft en die bestaat
uit slechts 1 soort moleculen
o Wel: water (in zijn verschillende verschijningsvormen), …
o Niet: lucht, …
• Enkelvoudige stof: stof opgebouwd uit atomen van slechts 1 element
o Wel: waterstof (H2), zuurstof (O2), kwik (Hg), diamant (C), …
o Niet: water (H₂O), kwarts, methaan, … (dit zijn samengestelde stoffen)
• Samengestelde stof: stof opgebouwd uit meerdere elementen
o Wel: water (H₂O).
2
,1.3.2 Stofklassen
Een stofklasse is een groep stoffen met vergelijkbare chemische eigenschappen.
Zuivere stoffen
• Anorganische stoffen
o Enkelvoudige
▪ Metalen
▪ Niet-metalen
▪ Edelgassen
o Samengestelde
▪ Oxiden
▪ Basen
▪ Zuren
▪ Zouten
• Organische stoffen (ingedeeld op basis van functionele groep)
o Samengestelde (ALTIJD)
▪ Alkanen, alcoholen, amines, vetten, suikers, …
1.3.3 De chemische reactie en stoichiometrie
• In een chemische reactie worden reagentia omgezet in producten.
• Hierbij worden bindingen gebroken en gevormd.
Voorbeeld:
N2(g) + 3H2(g) → 2NH3(g) ΔH° = -91.8 kJ
• ΔH° is de reactie-enthalpie, de verandering in energie bij standaarddruk (1 bar).
• De negatieve waarde betekent dat energie vrijkomt (exotherme reactie).
• Belangrijk: behoud van massa (wet van Lavoisier) en vaste verhoudingen (wet van Proust).
Alternatieve notatie (per mol product):
½ N2(g) + 3/2 H2(g) → NH3(g) ΔH° = -45.9 kJ
Thermodynamica
Bestudeert de energieveranderingen (enthalpie, evenwicht, spontaneïteit).
Kinetiek
Bestudeert hoe snel reacties verlopen en de activeringsenergie die nodig is om bindingen te
verbreken.
Stoichiometrie
• Bestudeert de verhoudingen van reagentia en producten.
• Gebaseerd op de wetten van behoud van massa en vaste massaverhoudingen.
3
, 1.3.4 Chemisch rekenen: eenheden
Prefixen (belangrijkste SI-voorvoegsels):
Prefix Symbool Notatie
giga G 10⁹
mega M 10⁶
kilo k 10³
hecto h 10²
deka da 10¹
deci d 10⁻¹
centi c 10⁻²
milli m 10⁻³
micro µ 10⁻⁶
nano n 10⁻⁹
pico p 10⁻¹²
De mol
• Basiseenheid voor hoeveelheid stof (aantal deeltjes).
• 1 mol = 6.02214076 × 10²³ deeltjes (getal van Avogadro).
• Belangrijk voor berekeningen van molmassa, molariteit en molfractie.
Molaire massa (M)
• Massa van 1 mol stof, in g/mol.
o vb. M(H₂O) = 18.015 g/mol.
Molariteit (c)
• Aantal mol opgeloste stof per liter oplossing (mol/L).
Molfractie (x)
• Verhouding van het aantal mol van een component t.o.v. het totaal (eenheidsloos).
4
1.1 Werkingsgebied en indeling van de scheikunde
Wat is scheikunde?
Scheikunde is de tak van de exacte wetenschappen die zich bezighoudt met de studie van materie,
haar eigenschappen, en de manieren waarop stoffen veranderen, met elkaar combineren en opdelen
ter vorming van nieuwe stoffen.
Scheikunde = experimentele wetenschap.
Er wordt kennis ontwikkeld via experimenten, maar theorie en computationele methoden (zoals
computersimulaties) vullen dit steeds meer aan.
Belangrijkste deelgebieden:
1. Fysische scheikunde
o Onderzoekt de fysische grondslagen van materie en processen.
o Bestudeert o.a. thermodynamica en kwantummechanica.
o Voorbeeld: het smeltpunt van een vaste stof of het smeltproces zelf.
2. Analytische scheikunde
o Richt zich op kwalitatieve (welke stoffen) en kwantitatieve (hoeveel van elke stof)
analyse.
o Bestudeert de fysische en chemische eigenschappen van stoffen.
3. Organische scheikunde
o Bestudeert koolstofverbindingen (met uitzondering van eenvoudige anorganische
zoals CO₂ of grafiet).
o Koolstof kan lange ketens en ringen vormen, basis van de levende materie.
o Vormt de basis van biochemie.
4. Anorganische scheikunde
o Bestudeert alle niet-koolstofhoudende verbindingen.
o Richt zich op metalen, ionaire verbindingen en vaste stoffen.
5. Biochemie
o Onderzoekt levende systemen en biologische processen vanuit chemisch oogpunt.
o Combineert chemische kennis met biologische functies.
o Voorbeeld: hemoglobine wordt tegelijk bestudeerd door verschillende takken:
▪ structuur (organische scheikunde),
▪ Fe-complex (anorganisch),
▪ binding met O₂ (fysische scheikunde),
▪ biologische functie (biochemie),
▪ concentratiebepaling (analytische scheikunde).
Daarnaast zijn er toegepaste domeinen zoals milieuchemie, polymeerchemie, voedselchemie,
forensische chemie, geneeskundige chemie, enz.
1
,1.2 Symbolen
• p Impuls, hoeveelheid van beweging = mv (v = snelheid)
• r Positie
• “lambda”, golflengte
• “nu”, frequentie ( snelheid)
• h Constante van Planck
• Ek, K Kinetische energie
• c, co Lichtsnelheid
• L Draaiimpuls = pr
• o Permittiviteit van het vacuum (constante)
→ symbolen zijn niet altijd eenduidig:
• p = druk/impuls (p = mv)
• P = druk/vermogen/ polarisatie dichtheid (pV = nRT)
→ Er worden soms ook meerdere symbolen gebruikt om dezelfde grootheid aan te duiden
• Interne energie = E of U
• Hoek = ///…
1.3 Enkele definities
1.3.1 Chemische stoffen en indeling van materie
Scheikunde bestudeert stoffen, die worden ingedeeld op basis van samenstelling:
• Materie: alles wat massa heeft en ruimte inneemt
o Wel: metalen, aarde, lucht, …
o Niet: elektromagnetische straling, rechtspraak, …
• (Zuivere) stof: vorm van materie die gelijke chemische samenstelling heeft en die bestaat
uit slechts 1 soort moleculen
o Wel: water (in zijn verschillende verschijningsvormen), …
o Niet: lucht, …
• Enkelvoudige stof: stof opgebouwd uit atomen van slechts 1 element
o Wel: waterstof (H2), zuurstof (O2), kwik (Hg), diamant (C), …
o Niet: water (H₂O), kwarts, methaan, … (dit zijn samengestelde stoffen)
• Samengestelde stof: stof opgebouwd uit meerdere elementen
o Wel: water (H₂O).
2
,1.3.2 Stofklassen
Een stofklasse is een groep stoffen met vergelijkbare chemische eigenschappen.
Zuivere stoffen
• Anorganische stoffen
o Enkelvoudige
▪ Metalen
▪ Niet-metalen
▪ Edelgassen
o Samengestelde
▪ Oxiden
▪ Basen
▪ Zuren
▪ Zouten
• Organische stoffen (ingedeeld op basis van functionele groep)
o Samengestelde (ALTIJD)
▪ Alkanen, alcoholen, amines, vetten, suikers, …
1.3.3 De chemische reactie en stoichiometrie
• In een chemische reactie worden reagentia omgezet in producten.
• Hierbij worden bindingen gebroken en gevormd.
Voorbeeld:
N2(g) + 3H2(g) → 2NH3(g) ΔH° = -91.8 kJ
• ΔH° is de reactie-enthalpie, de verandering in energie bij standaarddruk (1 bar).
• De negatieve waarde betekent dat energie vrijkomt (exotherme reactie).
• Belangrijk: behoud van massa (wet van Lavoisier) en vaste verhoudingen (wet van Proust).
Alternatieve notatie (per mol product):
½ N2(g) + 3/2 H2(g) → NH3(g) ΔH° = -45.9 kJ
Thermodynamica
Bestudeert de energieveranderingen (enthalpie, evenwicht, spontaneïteit).
Kinetiek
Bestudeert hoe snel reacties verlopen en de activeringsenergie die nodig is om bindingen te
verbreken.
Stoichiometrie
• Bestudeert de verhoudingen van reagentia en producten.
• Gebaseerd op de wetten van behoud van massa en vaste massaverhoudingen.
3
, 1.3.4 Chemisch rekenen: eenheden
Prefixen (belangrijkste SI-voorvoegsels):
Prefix Symbool Notatie
giga G 10⁹
mega M 10⁶
kilo k 10³
hecto h 10²
deka da 10¹
deci d 10⁻¹
centi c 10⁻²
milli m 10⁻³
micro µ 10⁻⁶
nano n 10⁻⁹
pico p 10⁻¹²
De mol
• Basiseenheid voor hoeveelheid stof (aantal deeltjes).
• 1 mol = 6.02214076 × 10²³ deeltjes (getal van Avogadro).
• Belangrijk voor berekeningen van molmassa, molariteit en molfractie.
Molaire massa (M)
• Massa van 1 mol stof, in g/mol.
o vb. M(H₂O) = 18.015 g/mol.
Molariteit (c)
• Aantal mol opgeloste stof per liter oplossing (mol/L).
Molfractie (x)
• Verhouding van het aantal mol van een component t.o.v. het totaal (eenheidsloos).
4