Functionele Anatomie – extremiteiten
Module 2: bovenste extremiteit
HEUP
a. Osteologie os coxae, os sacrum, os coccygis, os femur, os patella
Juncturae cinguli membri inferioris
De beenderen van het onderste lidmaat, ossa membri inferioris, zijn qua sterkte en stabiliteit aangepast
aan hun functie, nl.:
• dragen van het lichaamsgewicht
• instaan voor de voortbeweging
• verzekeren van de voor de mens unieke rechtopstaande houding.
→ Cingulum membri inferioris
In tegenstelling tot de schoudergordel bestaat de bekkengordel bij de volwassene uit één paar beenderen:
het heupbeen of os coxae.
De beide heupbeenderen vervoegen elkaar ventraal ter hoogte van de schaamvoeg (symphysis pubica).
Dorsaal klemmen ze het heiligbeen (os sacrum) in. Hierdoor wordt een gesloten ring, het benige bekken
(pelvis), gevormd. Deze osteo-articulaire ring vervult verschillende functies:
• steunen van het axiale skelet bij staan en zitten
• steunen en beschermen van ingewanden
• kantelen en draaien van het bekken, noodzakelijk voor een normaal gangpatroon
• voorzien in aanhechtingsplaatsen voor spieren
• bij de vrouw: vormen van de benige steun van het geboortekanaal.
De vorm en de afmetingen van pelvis verschillen voor de twee geslachten. Bij de vrouw (24cm) is het
bekken breder en minder hoog dan bij de man (22cm). Het sacrum is breder en de vleugels van os ilium
staan schuiner en zijn korter.
Het bekken speelt een belangrijke rol in de overdracht van het lichaamsgewicht op de onderste
ledematen. Langs het sacrum, dat opgehangen is tussen twee heupbeenderen, wordt het
lichaamsgewicht op de darmbeenderen overgebracht, waarlangs het verder wordt geleid naar de femur en
naar de symphysis pubica. Wanneer de bekkenring onderbroken wordt bv. door loslating van de
symphysis pubica komt deze rechtopstaande houding in het gedrang. In staande houding drukt het
lichaamsgewicht op het voorste gedeelte van het sacrum dat hierdoor naar voor tracht te kantelen.
* OS COXAE
Het heupbeen is opgebouwd uit drie beenstukken
(= drie delen van het pelvis)
• Os ilium (darmbeen)
• Os ischii (zitbeen)
• Os pubis (schaambeen)
die tot aan de puberteit duidelijk van elkaar gescheiden zijn door kraakbeenschijven, maar later volledig
versmelten. De beenstukken raken elkaar in de kom van het heupgewricht (acetabulum).
Het acetabulum (azijnnapje) bezit een verheven rand die een maanvormig gewrichtsoppervlak, de facies
lunata, omgeeft. Op de bodem van het acetabulum bevindt zich de ruwere fossa acetabuli. Caudaal is de
rand onderbroken door de incisura acetabuli.
Het foramen obturatum (gesloten opening) is spiraalvormig en wordt begrensd door os pubis en os ischii
en wordt afgesloten door een vlies, de membrana obturatoria.
,→ Os ilium
Algemeen
Aan het darmbeen, dat een eerder plat been is, onderscheidt men een dikker corpus, dat meehelpt aan
de vorming van het acetabulum, en een dunnere ala ossis ilii. Het vertoont twee vlakken, een facies
glutea en een facies sacropelvina, en vier randen: een craniale, ventrale, dorsale en caudale rand.
Facies glutea
De craniale rand of crista iliaca (heupkam) verloopt S-vormig met een ventrale convexiteit en een dorsale
concaviteit naar buiten. Het grootste gedeelte van deze kam vertoont drie ruwe lijsten: labium externum,
labium internum met tussenin een ruwe linea intermedia die ongeveer 0,5 cm uitsteekt boven de labia.
De crista iliaca gaat over in de ventrale rand aan de spina iliaca anterior superior. De ventrale rand zet zich
caudaal voort in een insnijding die begrensd wordt door de minder sterk ontwikkelde spina iliaca anterior
inferior. Na een nieuwe insnijding verheft de ventrale rand zich ter hoogte van het acetabulum
tot eminentia iliopubica.
De caudale rand vormt het dak van het acetabulum.
De dorsale rand vertrekt ter hoogte van het acetabulum met een diepe insnijding, de incisura ischiadica
major, die craniaal begrensd wordt door de spina iliaca posterior inferior. Na een kleine insnijding eindigt
de dorsale rand ter hoogte van de crista iliaca in een tweede uitsteeksel, de spina iliaca posterior
superior.
De buitenzijde of facies glutea is verder gekenmerkt door drie gebogen lijnen die de aanhechtingsvelden
van de drie bilspieren aftekenen:
• De linea glutea posterior verloopt van het dorsale derde van de crista iliaca naar de incisura
ischiadica major.
• De linea glutea anterior verloopt van de incisura ischiadica major naar boven en naar voor tot iets
achter de spina iliaca anterior superior.
• De linea glutea inferior verloopt in het onderste derde van de facies glutea, van de incisura
ischiadica major tot aan de insnijding tussen spina iliaca superior en inferior.
Facies sacropelvina
Op de binnenzijde, facies sacropelvina, vertrekt een gebogen lijn, linea arcuata, die het pecten ossis
pubis naar craniaal verlengt en eindigt aan een oorvormig gewrichtsvlak, facies auricularis, met een
craniaal gerichte concaviteit. Hier vormt zich het gewricht met het heiligbeen. De linea arcuata vormt de
grens tussen ala ossis ilii en corpus ossis ilii.
De facies sacropelvina is craniaal van de linea arcuata uitgehold (de fossa iliaca).
Ter hoogte van de facies auricularis bevinden zich verschillende verhevenheden met craniaal een
duidelijke tuberositas iliaca, waarop krachtige gewrichtsbanden aanhechten.
,→ Os ichii
Algemeen
Aan het zitbeen kan men een craniaal dikker corpus en een caudaal dunnere ramus onderscheiden.
Corpus
Het corpus neemt deel aan de vorming van het acetabulum en vormt de dorsale begrenzing van het
foramen obturatum. Dorsaal draagt het een sterke beendoorn, spina ischiadica, die de incisura
ischiadica major scheidt van een meer caudaal gelegen en kleinere incisura ischiadica minor.
Ramus
Aan de overgang tussen corpus en ramus begint een ruwe verhevenheid, tuber ischiadicum (zitknobbel)
die zich caudaal en vervolgens ventraal op de ramus voortzet. De ramus verloopt naar boven, naar binnen
en naar voor en sluit dan aan met de onderste tak van het os pubis (ramus inferior ossis pubis).
→ Os pubis
Algemeen
Het schaambeen kan onderverdeeld worden in een ramus superior die de bovengrens van het foramen
obturatum vormt, een ramus inferior die samen met de ramus ossis iscchii de ondergrens ervan vormt, en
een corpus ossis pubis dat deelneemt aan de vorming van het acetabulum.
Ramus superior
De ramus superior is driehoekig. De scherpe bovenrand, pecten ossis pubis zet zich voort in de linea
arcuata van het darmbeen en loopt ventraal uit op een knobbeltje, tuberculum pubicum. Van deze
knobbel vertrekt op de voorvlakte de crista obturatoria die zich in de achterwand van het foramen
obturatum voortzet.
Ramus inferior
De ramus superior buigt na het tuberculum pubicum rechthoekig om in de ramus inferior en vertoont
mediaal een ovaal gewrichtsvlakje, facies symphysialis.
Dorso-lateraal Antero/mediaal
x
, * SACRUM
Promontorium
Anterieur/ Posterieur/
ventraal dorsaal
* OS COCCYX
Cornu coccygeus Cornu coccygeus
Cornu coccygeus Cornu coccygeus
Dorsaal Ventraal
Module 2: bovenste extremiteit
HEUP
a. Osteologie os coxae, os sacrum, os coccygis, os femur, os patella
Juncturae cinguli membri inferioris
De beenderen van het onderste lidmaat, ossa membri inferioris, zijn qua sterkte en stabiliteit aangepast
aan hun functie, nl.:
• dragen van het lichaamsgewicht
• instaan voor de voortbeweging
• verzekeren van de voor de mens unieke rechtopstaande houding.
→ Cingulum membri inferioris
In tegenstelling tot de schoudergordel bestaat de bekkengordel bij de volwassene uit één paar beenderen:
het heupbeen of os coxae.
De beide heupbeenderen vervoegen elkaar ventraal ter hoogte van de schaamvoeg (symphysis pubica).
Dorsaal klemmen ze het heiligbeen (os sacrum) in. Hierdoor wordt een gesloten ring, het benige bekken
(pelvis), gevormd. Deze osteo-articulaire ring vervult verschillende functies:
• steunen van het axiale skelet bij staan en zitten
• steunen en beschermen van ingewanden
• kantelen en draaien van het bekken, noodzakelijk voor een normaal gangpatroon
• voorzien in aanhechtingsplaatsen voor spieren
• bij de vrouw: vormen van de benige steun van het geboortekanaal.
De vorm en de afmetingen van pelvis verschillen voor de twee geslachten. Bij de vrouw (24cm) is het
bekken breder en minder hoog dan bij de man (22cm). Het sacrum is breder en de vleugels van os ilium
staan schuiner en zijn korter.
Het bekken speelt een belangrijke rol in de overdracht van het lichaamsgewicht op de onderste
ledematen. Langs het sacrum, dat opgehangen is tussen twee heupbeenderen, wordt het
lichaamsgewicht op de darmbeenderen overgebracht, waarlangs het verder wordt geleid naar de femur en
naar de symphysis pubica. Wanneer de bekkenring onderbroken wordt bv. door loslating van de
symphysis pubica komt deze rechtopstaande houding in het gedrang. In staande houding drukt het
lichaamsgewicht op het voorste gedeelte van het sacrum dat hierdoor naar voor tracht te kantelen.
* OS COXAE
Het heupbeen is opgebouwd uit drie beenstukken
(= drie delen van het pelvis)
• Os ilium (darmbeen)
• Os ischii (zitbeen)
• Os pubis (schaambeen)
die tot aan de puberteit duidelijk van elkaar gescheiden zijn door kraakbeenschijven, maar later volledig
versmelten. De beenstukken raken elkaar in de kom van het heupgewricht (acetabulum).
Het acetabulum (azijnnapje) bezit een verheven rand die een maanvormig gewrichtsoppervlak, de facies
lunata, omgeeft. Op de bodem van het acetabulum bevindt zich de ruwere fossa acetabuli. Caudaal is de
rand onderbroken door de incisura acetabuli.
Het foramen obturatum (gesloten opening) is spiraalvormig en wordt begrensd door os pubis en os ischii
en wordt afgesloten door een vlies, de membrana obturatoria.
,→ Os ilium
Algemeen
Aan het darmbeen, dat een eerder plat been is, onderscheidt men een dikker corpus, dat meehelpt aan
de vorming van het acetabulum, en een dunnere ala ossis ilii. Het vertoont twee vlakken, een facies
glutea en een facies sacropelvina, en vier randen: een craniale, ventrale, dorsale en caudale rand.
Facies glutea
De craniale rand of crista iliaca (heupkam) verloopt S-vormig met een ventrale convexiteit en een dorsale
concaviteit naar buiten. Het grootste gedeelte van deze kam vertoont drie ruwe lijsten: labium externum,
labium internum met tussenin een ruwe linea intermedia die ongeveer 0,5 cm uitsteekt boven de labia.
De crista iliaca gaat over in de ventrale rand aan de spina iliaca anterior superior. De ventrale rand zet zich
caudaal voort in een insnijding die begrensd wordt door de minder sterk ontwikkelde spina iliaca anterior
inferior. Na een nieuwe insnijding verheft de ventrale rand zich ter hoogte van het acetabulum
tot eminentia iliopubica.
De caudale rand vormt het dak van het acetabulum.
De dorsale rand vertrekt ter hoogte van het acetabulum met een diepe insnijding, de incisura ischiadica
major, die craniaal begrensd wordt door de spina iliaca posterior inferior. Na een kleine insnijding eindigt
de dorsale rand ter hoogte van de crista iliaca in een tweede uitsteeksel, de spina iliaca posterior
superior.
De buitenzijde of facies glutea is verder gekenmerkt door drie gebogen lijnen die de aanhechtingsvelden
van de drie bilspieren aftekenen:
• De linea glutea posterior verloopt van het dorsale derde van de crista iliaca naar de incisura
ischiadica major.
• De linea glutea anterior verloopt van de incisura ischiadica major naar boven en naar voor tot iets
achter de spina iliaca anterior superior.
• De linea glutea inferior verloopt in het onderste derde van de facies glutea, van de incisura
ischiadica major tot aan de insnijding tussen spina iliaca superior en inferior.
Facies sacropelvina
Op de binnenzijde, facies sacropelvina, vertrekt een gebogen lijn, linea arcuata, die het pecten ossis
pubis naar craniaal verlengt en eindigt aan een oorvormig gewrichtsvlak, facies auricularis, met een
craniaal gerichte concaviteit. Hier vormt zich het gewricht met het heiligbeen. De linea arcuata vormt de
grens tussen ala ossis ilii en corpus ossis ilii.
De facies sacropelvina is craniaal van de linea arcuata uitgehold (de fossa iliaca).
Ter hoogte van de facies auricularis bevinden zich verschillende verhevenheden met craniaal een
duidelijke tuberositas iliaca, waarop krachtige gewrichtsbanden aanhechten.
,→ Os ichii
Algemeen
Aan het zitbeen kan men een craniaal dikker corpus en een caudaal dunnere ramus onderscheiden.
Corpus
Het corpus neemt deel aan de vorming van het acetabulum en vormt de dorsale begrenzing van het
foramen obturatum. Dorsaal draagt het een sterke beendoorn, spina ischiadica, die de incisura
ischiadica major scheidt van een meer caudaal gelegen en kleinere incisura ischiadica minor.
Ramus
Aan de overgang tussen corpus en ramus begint een ruwe verhevenheid, tuber ischiadicum (zitknobbel)
die zich caudaal en vervolgens ventraal op de ramus voortzet. De ramus verloopt naar boven, naar binnen
en naar voor en sluit dan aan met de onderste tak van het os pubis (ramus inferior ossis pubis).
→ Os pubis
Algemeen
Het schaambeen kan onderverdeeld worden in een ramus superior die de bovengrens van het foramen
obturatum vormt, een ramus inferior die samen met de ramus ossis iscchii de ondergrens ervan vormt, en
een corpus ossis pubis dat deelneemt aan de vorming van het acetabulum.
Ramus superior
De ramus superior is driehoekig. De scherpe bovenrand, pecten ossis pubis zet zich voort in de linea
arcuata van het darmbeen en loopt ventraal uit op een knobbeltje, tuberculum pubicum. Van deze
knobbel vertrekt op de voorvlakte de crista obturatoria die zich in de achterwand van het foramen
obturatum voortzet.
Ramus inferior
De ramus superior buigt na het tuberculum pubicum rechthoekig om in de ramus inferior en vertoont
mediaal een ovaal gewrichtsvlakje, facies symphysialis.
Dorso-lateraal Antero/mediaal
x
, * SACRUM
Promontorium
Anterieur/ Posterieur/
ventraal dorsaal
* OS COCCYX
Cornu coccygeus Cornu coccygeus
Cornu coccygeus Cornu coccygeus
Dorsaal Ventraal