Inhoudsopgave
WERKWOORDSPELLING ..................................................................................................................... 2
SPELLING ALGEMEEN ......................................................................................................................... 6
ZINSSTRUCTUUR ............................................................................................................................... 24
ALGEMEEN TAALGEBRUIK ................................................................................................................ 37
BETEKENIS WOORDEN ..................................................................................................................... 44
,WERKWOORDSPELLING
Hoe vind je de persoonsvorm?
- Maak de zin vragend. Het eerste werkwoord is de persoonsvorm
- Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm
- Zet het onderwerp in het meervoud of enkelvoud. Het werkwoord dat verandert, is de
persoonsvorm.
Twee of meer persoonsvormen
1 persoonsvorm – enkelvoudige zin
- Noa werkt al jaren met veel plezier in een strandtent.
2 of meer persoonsvormen – samengestelde zin
- Het klopt dat ze direct na hun work-out een smoothie bestelden
- Ik ga naar huis, want ik moet het huiswerk maken dat ik voor Engels gekregen heb.
Gebiedende wijs
- Ik-vorm van het werkwoord
o Blijf zitten
o Ga studeren
o Word lid
o Red het milieu
o Vind maar eens een invaller
- Als de gebiedende wijs voorkomt met u als onderwerp, krijgt die wel een -t achter de ik-vorm.
o Komt u verder
o Gaat u zitten
o Maakt u zich geen zorgen
- Als de gebiedende wijs voorkomt met u, maar u is niet het onderwerp, schrijven we alleen de
ik-vorm. De gebiedende wijs krijgt dan geen -t.
o Bereid u voor op het ergste
o Meld u aan bij de directie
o Wind u niet zo op
Tegenwoordige tijd
Enkelvoud Onderwerp Vervoeging Voorbeeld
1e persoon Ik Ik-vorm Woon
2e persoon Jij, je, u Ik-vorm + T Woont
3e persoon Hij, zij, ze, het Ik-vorm + T Woont
Meervoud
1e persoon Wij, we Infinitief Wonen
2e persoon Jullie Infinitief Wonen
3e persoon Zij, ze Infinitief Wonen
Verleden tijd zwak
- NOOIT met DT
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd niet van klinker veranderen. Achter de
ik-vorm schrijf je dan -de of -te (enkelvoud) of -den of -ten (meervoud).
Enkelvoud Onderwerp Vervoeging Voorbeeld – te(n) Voorbeeld – de(n)
1e persoon Ik Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
2e persoon Jij, je, u Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
3e persoon Hij, zij, ze, het Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
Meervoud
1e persoon Wij, we Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
2e persoon Jullie Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
3e persoon Zij, ze Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
-Te(n) of -de(n)
, ’t kofschip x
’t Kofschip x
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd
- Als het onderwerp enkelvoud is: ik-vorm + -te of ik-vorm + -de
- Als het onderwerp meervoud is: ik-vorm + -ten of ik-vorm + -den
Twijfel je of het -te of -de moet zijn, dan kun je het ezelsbruggetje van ‘t ex-kofschip gebruiken:
- Als de letter vóór -en in het hele werkwoord t, x, k, f, s, ch, of p is (dus in de lettercombinatie ’t
ex-kofschip zit): schrijf de ik-vorm + -te(n)
- Als de letter vóór -en in het hele werkwoord niet t, x, k, f, s, ch, of p is (dus niet in de
lettercombinatie ’t ex-kofschip zit): schrijf de ik-vorm + -de(n)
Voltooid deelwoord
- Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets is gebeurd of gaat gebeuren
- Regel: (ge)+ik-vorm+t of d (zwakke werkwoorden) (zowel bij enkelvoud als meervoud)
Hele werkwoord Ik-vorm Voltooid deelwoord
Proberen Probeer Geprobeerd
Klappen Klap Geklapt
Delen Deel Gedeeld
Tikken Tik Getikt
- Bij twijfel gebruik je het ’T KoFSCHiP X om te kijken of er aan het einde aan -t of een -d komt
te staan
- Als het ik-vorm van het werkwoord al eindigt op een -t of een -d komt er niet nog een -t of een
-d achter
- Als je -ge voor de ik-vorm zet, kun je door klinkerbotsing een probleem krijgen met de
uitspraak. Als dat zo is zet je een trema op de eerste klinker na -ge.
o Geërgerd
o Geïmiteerd
- Je zet geen -ge voor het werkwoord als het werkwoord al begint met -ge. Dit geldt ook voor
andere voorvoegsels zoals -be en -her
- Voltooid deelwoorden waar een voorzetsel voorstaat krijgen geen -ge als de klemtoon niet op
het voorzetsel ligt.
o Overhoord
o Onderschat
- Als de klemtoon wel op het voorzetsel ligt, dan zet je -ge tussen het voorzetsel en de ik-vorm
o Overgemaakt
o Uitgesteld
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooide deelwoorden worden vaak bijvoeglijk gebruikt; ze worden dan bijvoeglijke naamwoorden
genoemd en staan vóór zelfstandige naamwoorden.
- Het geslachte vee
- De geprijsde artikelen
- De verbande kerstbomen
- De vergrote foto
- De gerotte peer
Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord (of: tegenwoordig deelwoord) bestaat uit het hele werkwoord (of: infinitief) +
-d of -de. Het kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.
- Staand op een kistje sprak ze de menigte toe.
- De studenten kwamen lachend de collegezaal binnen.
- Schoorvoetend gaf ze haar vergissing toe.
- Tegenwoordig zag je hem vooral bellend en append.
Vaak worden onvoltooide deelwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord of bijwoord.
- De snorkelende jongen kon het strand toch nog bereiken. (bijvoeglijk naamwoord.
- Al snorkelend bereikte de jongen het strand. (bijwoord)
WERKWOORDSPELLING ..................................................................................................................... 2
SPELLING ALGEMEEN ......................................................................................................................... 6
ZINSSTRUCTUUR ............................................................................................................................... 24
ALGEMEEN TAALGEBRUIK ................................................................................................................ 37
BETEKENIS WOORDEN ..................................................................................................................... 44
,WERKWOORDSPELLING
Hoe vind je de persoonsvorm?
- Maak de zin vragend. Het eerste werkwoord is de persoonsvorm
- Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm
- Zet het onderwerp in het meervoud of enkelvoud. Het werkwoord dat verandert, is de
persoonsvorm.
Twee of meer persoonsvormen
1 persoonsvorm – enkelvoudige zin
- Noa werkt al jaren met veel plezier in een strandtent.
2 of meer persoonsvormen – samengestelde zin
- Het klopt dat ze direct na hun work-out een smoothie bestelden
- Ik ga naar huis, want ik moet het huiswerk maken dat ik voor Engels gekregen heb.
Gebiedende wijs
- Ik-vorm van het werkwoord
o Blijf zitten
o Ga studeren
o Word lid
o Red het milieu
o Vind maar eens een invaller
- Als de gebiedende wijs voorkomt met u als onderwerp, krijgt die wel een -t achter de ik-vorm.
o Komt u verder
o Gaat u zitten
o Maakt u zich geen zorgen
- Als de gebiedende wijs voorkomt met u, maar u is niet het onderwerp, schrijven we alleen de
ik-vorm. De gebiedende wijs krijgt dan geen -t.
o Bereid u voor op het ergste
o Meld u aan bij de directie
o Wind u niet zo op
Tegenwoordige tijd
Enkelvoud Onderwerp Vervoeging Voorbeeld
1e persoon Ik Ik-vorm Woon
2e persoon Jij, je, u Ik-vorm + T Woont
3e persoon Hij, zij, ze, het Ik-vorm + T Woont
Meervoud
1e persoon Wij, we Infinitief Wonen
2e persoon Jullie Infinitief Wonen
3e persoon Zij, ze Infinitief Wonen
Verleden tijd zwak
- NOOIT met DT
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd niet van klinker veranderen. Achter de
ik-vorm schrijf je dan -de of -te (enkelvoud) of -den of -ten (meervoud).
Enkelvoud Onderwerp Vervoeging Voorbeeld – te(n) Voorbeeld – de(n)
1e persoon Ik Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
2e persoon Jij, je, u Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
3e persoon Hij, zij, ze, het Ik-vorm + te/de Werkte Woonde
Meervoud
1e persoon Wij, we Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
2e persoon Jullie Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
3e persoon Zij, ze Ik-vorm + ten/den Werkten Woonden
-Te(n) of -de(n)
, ’t kofschip x
’t Kofschip x
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd
- Als het onderwerp enkelvoud is: ik-vorm + -te of ik-vorm + -de
- Als het onderwerp meervoud is: ik-vorm + -ten of ik-vorm + -den
Twijfel je of het -te of -de moet zijn, dan kun je het ezelsbruggetje van ‘t ex-kofschip gebruiken:
- Als de letter vóór -en in het hele werkwoord t, x, k, f, s, ch, of p is (dus in de lettercombinatie ’t
ex-kofschip zit): schrijf de ik-vorm + -te(n)
- Als de letter vóór -en in het hele werkwoord niet t, x, k, f, s, ch, of p is (dus niet in de
lettercombinatie ’t ex-kofschip zit): schrijf de ik-vorm + -de(n)
Voltooid deelwoord
- Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets is gebeurd of gaat gebeuren
- Regel: (ge)+ik-vorm+t of d (zwakke werkwoorden) (zowel bij enkelvoud als meervoud)
Hele werkwoord Ik-vorm Voltooid deelwoord
Proberen Probeer Geprobeerd
Klappen Klap Geklapt
Delen Deel Gedeeld
Tikken Tik Getikt
- Bij twijfel gebruik je het ’T KoFSCHiP X om te kijken of er aan het einde aan -t of een -d komt
te staan
- Als het ik-vorm van het werkwoord al eindigt op een -t of een -d komt er niet nog een -t of een
-d achter
- Als je -ge voor de ik-vorm zet, kun je door klinkerbotsing een probleem krijgen met de
uitspraak. Als dat zo is zet je een trema op de eerste klinker na -ge.
o Geërgerd
o Geïmiteerd
- Je zet geen -ge voor het werkwoord als het werkwoord al begint met -ge. Dit geldt ook voor
andere voorvoegsels zoals -be en -her
- Voltooid deelwoorden waar een voorzetsel voorstaat krijgen geen -ge als de klemtoon niet op
het voorzetsel ligt.
o Overhoord
o Onderschat
- Als de klemtoon wel op het voorzetsel ligt, dan zet je -ge tussen het voorzetsel en de ik-vorm
o Overgemaakt
o Uitgesteld
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooide deelwoorden worden vaak bijvoeglijk gebruikt; ze worden dan bijvoeglijke naamwoorden
genoemd en staan vóór zelfstandige naamwoorden.
- Het geslachte vee
- De geprijsde artikelen
- De verbande kerstbomen
- De vergrote foto
- De gerotte peer
Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord (of: tegenwoordig deelwoord) bestaat uit het hele werkwoord (of: infinitief) +
-d of -de. Het kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.
- Staand op een kistje sprak ze de menigte toe.
- De studenten kwamen lachend de collegezaal binnen.
- Schoorvoetend gaf ze haar vergissing toe.
- Tegenwoordig zag je hem vooral bellend en append.
Vaak worden onvoltooide deelwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord of bijwoord.
- De snorkelende jongen kon het strand toch nog bereiken. (bijvoeglijk naamwoord.
- Al snorkelend bereikte de jongen het strand. (bijwoord)