FYSIOLOGIE SPIERWEEFSEL
Dogma’s / Paradigma’s (vergelijkbaar met natuurwetten, die niet in twijfel kunnen worden getrokken – ook binnen ons
beroep bestaan zulke principes):
- “Zout is goud”: ons lichaam probeert zoveel mogelijk zout vast te houden.
- Het spiercompartiment is de belangrijkste bepalende factor van ons energiemechanisme.
o Energiemechanismen zijn een uiterst belangrijke factor.
- De lever van het dier is de ‘politieagent’ van het energiemetabolisme.
o Alle beslissingskracht met betrekking tot het
energiemetabolisme bevindt zich in de lever.
Ongeveer 40% van ons lichaamsgewicht bestaat uit spieren, die samen
goed zijn voor ongeveer 20% van het totale energieverbruik via het
spiermetabolisme. Dat lijkt misschien niet veel, maar via onze spieren
verrichten we ook arbeid. De lever maakt slechts 2,6% van het
lichaamsgewicht uit, maar is verantwoordelijk voor ongeveer 19% van het
energieverbruik. Na een maaltijd worden de nutriënten via de darmen opgenomen en via de poortader naar de lever
getransporteerd. De twee organen die ons beschermen tegen vergiftiging zijn de lever en de nieren. De hersenen vormen
slechts 2,2% van het lichaamsgewicht, maar verbruiken ongeveer 17% van de energie. (Tijdens studeren stijgt dit
energieverbruik aanzienlijk.)
Alle cellen in ons lichaam werken op ATP. De spier heeft een grote keuze aan bouwstenen om ATP te produceren, zoals
koolhydraten, vetten, eiwitten en ketonen. De hersenen daarentegen kunnen enkel glucose en ketonen gebruiken om ATP
te vormen. (Ketonen worden aangemaakt bij de onvolledige verbranding van vetten.)
LAMMERSTAGE
Tijdens de lammerstage help je bij het ter wereld brengen van lammeren, zeker wanneer er sprake is van dystocie (een
moeilijke geboorte). Op zo’n stage leer je om pasgeboren lammeren nauwgezet op te volgen. Een warmtelamp wordt
gebruikt om te voorkomen dat lammeren hun suikers verbruiken om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Toch
kan er in de praktijk veel misgaan: onervaren ooien, mastitis aan de uier of ondervoeding van de ooi. In zulke gevallen is
het soms nodig om lammeren met de papfles te voeden of, indien ze al in coma zijn, veneus via een sonde.
Extra begrippen
- Comparatief: vergelijkend tussen verschillende diersoorten.
- Gut–muscle axis: bij goed getrainde paarden produceren de darmen metabolieten die rechtstreeks naar de
spieren worden getransporteerd en daar als brandstof dienen.
Min 1u ( 6/10) ongeveer: casus over cerebrospinaal vocht en nog volgende kennen???? + ook begin 2de les nog ? : zou volgende lessen
nog verteld w
De FEI (Fédération Équestre Internationale) bepaalt de voorwaarden waaraan een paardencompetitie moet voldoen.
8.1 FYLOGENESE ACHTERGROND EN SOORTEN SPIEREN
Rond minuut 30 in de les worden de titels van dit hoofdstuk overlopen; waarschijnlijk zal de docent dit ook doen bij de
verdere thema’s. Bijvoorbeeld bij 8.3: fast en slow twitch spiervezels.
- Langdurige sporten → slow twitch (bv. Arabier)
- Korte, explosieve prestaties → fast twitch (bv. Quarter Horse)
!!!!De onderdelen 8.2 en 8.5 zijn heel belangrijk.
OVERZICHT
- Voortbeweging zonder spieren
- Drie soorten skeletten : hydrostatisch skelet, exoskelet en endoskelet
, - 3 soorten spieren
DRIE TYPEN SPIEREN
Skeletspieren
indicaties waarbij je relaxatie van de skeletspieren wil bekomen bij een patiënt:
- Tijdens operatieve ingrepen
- Bij het nemen van röntgenfoto’s, bijvoorbeeld bij heupdysplasie
o Heupdysplasie: misvormingen van de femurkop en het acetabulum.
o In België worden pups vóór de verkoop gescreend op heupdysplasie, een moeilijke en erfelijke
aandoening.
o Hiervoor worden vaak α₂-agonisten gebruikt (zie farmacologie) om dwarsgestreept spierweefsel te
kalmeren.
- Bij fracturen
o De botdelen kunnen over elkaar schuiven omdat de omliggende spieren samentrekken.
o Hierdoor kunnen de botten niet goed aan elkaar groeien.
o Daarom dient men middelen toe om de spieren te relaxeren.
o Naast α₂-agonisten worden ook benzodiazepines vaak gebruikt.
- Verder komt aan bod:
o Bouw van de skeletspier
o Contractie van de skeletspier
o Interactie tussen zenuw en spier
o Metabolisme van de skeletspier
Hartspieren :
- Hartfalen komt vaak voor, soms ook door erfelijke aandoeningen bij bepaalde rassen.
- Er bestaan geneesmiddelen die de contractiliteit van de hartspier ondersteunen.
- Dit is vooral van belang bij kleine huisdieren.
- Bij paarden is langdurige behandeling vaak duur en moeilijk vol te houden, waardoor men sneller kiest voor
euthanasie.
- Verder aan bod:
o Bouw van de hartspier
Gladde spieren
Voorbeelden van organen met glad spierweefsel:
- Uterus (baarmoeder)
- Pupil
- Urineblaas
Toepassingen in de diergeneeskunde:
- Tijdens een bevalling bij een ooi:
o De baarmoeder contraheert.
o Je kunt een middel toedienen om de spieren te relaxeren, bijvoorbeeld Buscopan.
o Bij een uitgeputte ooi waarbij nog een lam diep in de baarmoeder zit, kan je een middel toedienen om de
contractie te stimuleren zodat het lam naar buiten wordt geduwd, bijvoorbeeld oxytocine.
- Bij oogonderzoek:
o De pupil moet worden gerelaxeerd om beter te kunnen kijken.
o Dit gebeurt bij voorkeur lokaal, al kunnen dan ook andere gladde spieren onbedoeld ontspannen.
Verder aan bod:
- Bouw van de gladde spier
, - Contractie van de gladde spier
VOORTBEWEGING MET CILIËN OF FLAGELLEN
Een voorbeeld van voortbeweging met flagellen is de spermacel. De spermacel is een eukaryoot ( volgens chat gpt, prof
zei prokaryoot) (een organisme met één celkern), en bezit een sterk beweeglijke staart in de vorm van een flagel.
STRUCTUUR VAN DE FLAGEL
De flagel heeft een typische 9 + 2-structuur:
- 9 paar microtubuli liggen in een ring,
- 2 microtubuli bevinden zich in het midden,
- de microtubuli zijn met elkaar verbonden via dyneïnebruggen.
Belangrijke componenten
- Microtubuli
o Opgebouwd uit tubuline
o Diameter: 25 nm
o Hebben een lumen (holte in het midden)
- Dyneïne
o Een motoreiwit dat ATP gebruikt als energiebron
o Zorgt voor de beweging van de flagel door de microtubuli ten opzichte van elkaar te laten schuiven
- Cross-linking eiwitten
o Versterken de structuur en voorkomen dat de microtubuli uit elkaar glijden
- Radiale spaken
o Verbinden de buitenste microtubuli met de centrale paar microtubuli en zorgen voor coördinatie van de
beweging
TOEPASSING BIJ SPERMA
Sperma van dieren met sterke erfelijke eigenschappen wordt vaak bewaard door invriezen. Om de bewegelijkheid van de
staart te behouden, wordt het sperma bewaard in een bouillon met ATP, zodat de flagel opnieuw kan bewegen na
ontdooiing.
BEWEGING EN BEVRUCHTING
Er wordt vaak gezegd: “De snelst zwemmende spermacel bereikt de eicel en bevrucht deze.” Onderzoek toont echter aan
dat dit proces veel complexer is:
In een studie werd nagegaan hoe mucus (slijm) de snelheid en het gedrag van spermacellen beïnvloedt.
➔ Meer mucus zorgde ervoor dat spermacellen in groep (schoolvorming) gingen zwemmen.
De hoogkwalitatieve spermacellen bevonden zich steeds vooraan in het peloton. Andere studies tonen dat de eicel zelf
een actieve rol speelt in de selectie: Tijdens de ovulatie zendt de eicel chemische signalen uit.
➔ Deze signalen testen welke spermacel genetisch het best compatibel is.
➔ Enkel de beste match wordt toegelaten tot bevruchting.
SKELETTEN IN HET DIERENRIJK
Dankzij het skelet kunnen dieren echte krachtbomen creëren — het skelet vormt de basis voor beweging, steun en
bescherming. We onderscheiden drie soorten skeletten:
Hydrostatisch skelet
- Voorbeeld: regenworm
, - Het lichaam wordt ondersteund door vloeistofdruk binnen een gesloten compartiment.
- Beweging gebeurt door samentrekking van spieren die de vloeistof verplaatsen, waardoor het lichaam kan buigen en voortbewegen.
Exoskelet
- Voorbeelden: mier, kreeft
- Bevindt zich aan de buitenzijde van het lichaam.
- Bestaat uit een harde chitineuze of kalkrijke laag.
- Kenmerk: dieren met een exoskelet zijn vaak zeer sterk in verhouding tot hun lichaamsgrootte, maar moeten vervellen om te kunnen groeien.
Endoskelet
- Bevindt zich aan de binnenzijde van het lichaam.
- Komt niet alleen voor bij zoogdieren, maar ook bij andere gewervelde dieren zoals vogels, vissen en reptielen.
- Biedt interne steun, beschermt de organen en vormt een aanhechtingspunt voor spieren.
TYPE SPIEREN !!!
ALGEMENE KENMERKEN
- Alle spieren zijn langwerpig opgebouwd uit spiervezels.
- Spiercontracties berusten op de interactie tussen
myofilamenten (actine en myosine).
- Bij het nemen van spierbiopten bekijkt men de dwarse
doorsnede van spierweefsel.
( foto skeletspierweefsel hier is overlangs)
1. SKELETSPIEREN (DWARSGESTREEPT SPIERWEEFSEL)
Aansturing:
- Vanuit de motorische cortex (de buitenste schors van de hersenen) vertrekken
upper motor neurons (UMN) naar het ruggenmerg.
- Op het niveau van het lidmaat, waar de spier geactiveerd moet worden, maken de
UMN verbinding met een lower motor neuron (LMN) in de ventrale hoorn (de
“vlindervormige” grijze stof van het ruggenmerg).
- De LMN projecteert naar de motorische eindplaat van de spier.
- Op deze eindplaat bevinden zich nicotinereceptoren, die worden geactiveerd door
acetylcholine → dit leidt tot spiercontractie.
(Zie illustratie op dia: neuron – motorische eindplaat – spiervezel.)
2. HARTSPIER
- Eén kern per cel.
- Cellen zijn verbonden via intercalairschijven (intercalated discs), waardoor
elektrische signalen snel worden doorgegeven.
- Als één cel depolariseert, depolariseert het volledige hart, wat zorgt voor een gecoördineerde contractie.
- De hartspier is autonoom actief: zelfs buiten het lichaam blijft het hart nog kort kloppen, dankzij intrinsieke
pacemakercellen.
- Aangestuurd door het autonome zenuwstelsel (niet bewust):
o Sympathisch: fight, flight or fright → hartslag stijgt.
o Parasympathisch: rest and digest → hartslag daalt.
o In acute situaties overheerst het sympathisch systeem.
Dogma’s / Paradigma’s (vergelijkbaar met natuurwetten, die niet in twijfel kunnen worden getrokken – ook binnen ons
beroep bestaan zulke principes):
- “Zout is goud”: ons lichaam probeert zoveel mogelijk zout vast te houden.
- Het spiercompartiment is de belangrijkste bepalende factor van ons energiemechanisme.
o Energiemechanismen zijn een uiterst belangrijke factor.
- De lever van het dier is de ‘politieagent’ van het energiemetabolisme.
o Alle beslissingskracht met betrekking tot het
energiemetabolisme bevindt zich in de lever.
Ongeveer 40% van ons lichaamsgewicht bestaat uit spieren, die samen
goed zijn voor ongeveer 20% van het totale energieverbruik via het
spiermetabolisme. Dat lijkt misschien niet veel, maar via onze spieren
verrichten we ook arbeid. De lever maakt slechts 2,6% van het
lichaamsgewicht uit, maar is verantwoordelijk voor ongeveer 19% van het
energieverbruik. Na een maaltijd worden de nutriënten via de darmen opgenomen en via de poortader naar de lever
getransporteerd. De twee organen die ons beschermen tegen vergiftiging zijn de lever en de nieren. De hersenen vormen
slechts 2,2% van het lichaamsgewicht, maar verbruiken ongeveer 17% van de energie. (Tijdens studeren stijgt dit
energieverbruik aanzienlijk.)
Alle cellen in ons lichaam werken op ATP. De spier heeft een grote keuze aan bouwstenen om ATP te produceren, zoals
koolhydraten, vetten, eiwitten en ketonen. De hersenen daarentegen kunnen enkel glucose en ketonen gebruiken om ATP
te vormen. (Ketonen worden aangemaakt bij de onvolledige verbranding van vetten.)
LAMMERSTAGE
Tijdens de lammerstage help je bij het ter wereld brengen van lammeren, zeker wanneer er sprake is van dystocie (een
moeilijke geboorte). Op zo’n stage leer je om pasgeboren lammeren nauwgezet op te volgen. Een warmtelamp wordt
gebruikt om te voorkomen dat lammeren hun suikers verbruiken om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Toch
kan er in de praktijk veel misgaan: onervaren ooien, mastitis aan de uier of ondervoeding van de ooi. In zulke gevallen is
het soms nodig om lammeren met de papfles te voeden of, indien ze al in coma zijn, veneus via een sonde.
Extra begrippen
- Comparatief: vergelijkend tussen verschillende diersoorten.
- Gut–muscle axis: bij goed getrainde paarden produceren de darmen metabolieten die rechtstreeks naar de
spieren worden getransporteerd en daar als brandstof dienen.
Min 1u ( 6/10) ongeveer: casus over cerebrospinaal vocht en nog volgende kennen???? + ook begin 2de les nog ? : zou volgende lessen
nog verteld w
De FEI (Fédération Équestre Internationale) bepaalt de voorwaarden waaraan een paardencompetitie moet voldoen.
8.1 FYLOGENESE ACHTERGROND EN SOORTEN SPIEREN
Rond minuut 30 in de les worden de titels van dit hoofdstuk overlopen; waarschijnlijk zal de docent dit ook doen bij de
verdere thema’s. Bijvoorbeeld bij 8.3: fast en slow twitch spiervezels.
- Langdurige sporten → slow twitch (bv. Arabier)
- Korte, explosieve prestaties → fast twitch (bv. Quarter Horse)
!!!!De onderdelen 8.2 en 8.5 zijn heel belangrijk.
OVERZICHT
- Voortbeweging zonder spieren
- Drie soorten skeletten : hydrostatisch skelet, exoskelet en endoskelet
, - 3 soorten spieren
DRIE TYPEN SPIEREN
Skeletspieren
indicaties waarbij je relaxatie van de skeletspieren wil bekomen bij een patiënt:
- Tijdens operatieve ingrepen
- Bij het nemen van röntgenfoto’s, bijvoorbeeld bij heupdysplasie
o Heupdysplasie: misvormingen van de femurkop en het acetabulum.
o In België worden pups vóór de verkoop gescreend op heupdysplasie, een moeilijke en erfelijke
aandoening.
o Hiervoor worden vaak α₂-agonisten gebruikt (zie farmacologie) om dwarsgestreept spierweefsel te
kalmeren.
- Bij fracturen
o De botdelen kunnen over elkaar schuiven omdat de omliggende spieren samentrekken.
o Hierdoor kunnen de botten niet goed aan elkaar groeien.
o Daarom dient men middelen toe om de spieren te relaxeren.
o Naast α₂-agonisten worden ook benzodiazepines vaak gebruikt.
- Verder komt aan bod:
o Bouw van de skeletspier
o Contractie van de skeletspier
o Interactie tussen zenuw en spier
o Metabolisme van de skeletspier
Hartspieren :
- Hartfalen komt vaak voor, soms ook door erfelijke aandoeningen bij bepaalde rassen.
- Er bestaan geneesmiddelen die de contractiliteit van de hartspier ondersteunen.
- Dit is vooral van belang bij kleine huisdieren.
- Bij paarden is langdurige behandeling vaak duur en moeilijk vol te houden, waardoor men sneller kiest voor
euthanasie.
- Verder aan bod:
o Bouw van de hartspier
Gladde spieren
Voorbeelden van organen met glad spierweefsel:
- Uterus (baarmoeder)
- Pupil
- Urineblaas
Toepassingen in de diergeneeskunde:
- Tijdens een bevalling bij een ooi:
o De baarmoeder contraheert.
o Je kunt een middel toedienen om de spieren te relaxeren, bijvoorbeeld Buscopan.
o Bij een uitgeputte ooi waarbij nog een lam diep in de baarmoeder zit, kan je een middel toedienen om de
contractie te stimuleren zodat het lam naar buiten wordt geduwd, bijvoorbeeld oxytocine.
- Bij oogonderzoek:
o De pupil moet worden gerelaxeerd om beter te kunnen kijken.
o Dit gebeurt bij voorkeur lokaal, al kunnen dan ook andere gladde spieren onbedoeld ontspannen.
Verder aan bod:
- Bouw van de gladde spier
, - Contractie van de gladde spier
VOORTBEWEGING MET CILIËN OF FLAGELLEN
Een voorbeeld van voortbeweging met flagellen is de spermacel. De spermacel is een eukaryoot ( volgens chat gpt, prof
zei prokaryoot) (een organisme met één celkern), en bezit een sterk beweeglijke staart in de vorm van een flagel.
STRUCTUUR VAN DE FLAGEL
De flagel heeft een typische 9 + 2-structuur:
- 9 paar microtubuli liggen in een ring,
- 2 microtubuli bevinden zich in het midden,
- de microtubuli zijn met elkaar verbonden via dyneïnebruggen.
Belangrijke componenten
- Microtubuli
o Opgebouwd uit tubuline
o Diameter: 25 nm
o Hebben een lumen (holte in het midden)
- Dyneïne
o Een motoreiwit dat ATP gebruikt als energiebron
o Zorgt voor de beweging van de flagel door de microtubuli ten opzichte van elkaar te laten schuiven
- Cross-linking eiwitten
o Versterken de structuur en voorkomen dat de microtubuli uit elkaar glijden
- Radiale spaken
o Verbinden de buitenste microtubuli met de centrale paar microtubuli en zorgen voor coördinatie van de
beweging
TOEPASSING BIJ SPERMA
Sperma van dieren met sterke erfelijke eigenschappen wordt vaak bewaard door invriezen. Om de bewegelijkheid van de
staart te behouden, wordt het sperma bewaard in een bouillon met ATP, zodat de flagel opnieuw kan bewegen na
ontdooiing.
BEWEGING EN BEVRUCHTING
Er wordt vaak gezegd: “De snelst zwemmende spermacel bereikt de eicel en bevrucht deze.” Onderzoek toont echter aan
dat dit proces veel complexer is:
In een studie werd nagegaan hoe mucus (slijm) de snelheid en het gedrag van spermacellen beïnvloedt.
➔ Meer mucus zorgde ervoor dat spermacellen in groep (schoolvorming) gingen zwemmen.
De hoogkwalitatieve spermacellen bevonden zich steeds vooraan in het peloton. Andere studies tonen dat de eicel zelf
een actieve rol speelt in de selectie: Tijdens de ovulatie zendt de eicel chemische signalen uit.
➔ Deze signalen testen welke spermacel genetisch het best compatibel is.
➔ Enkel de beste match wordt toegelaten tot bevruchting.
SKELETTEN IN HET DIERENRIJK
Dankzij het skelet kunnen dieren echte krachtbomen creëren — het skelet vormt de basis voor beweging, steun en
bescherming. We onderscheiden drie soorten skeletten:
Hydrostatisch skelet
- Voorbeeld: regenworm
, - Het lichaam wordt ondersteund door vloeistofdruk binnen een gesloten compartiment.
- Beweging gebeurt door samentrekking van spieren die de vloeistof verplaatsen, waardoor het lichaam kan buigen en voortbewegen.
Exoskelet
- Voorbeelden: mier, kreeft
- Bevindt zich aan de buitenzijde van het lichaam.
- Bestaat uit een harde chitineuze of kalkrijke laag.
- Kenmerk: dieren met een exoskelet zijn vaak zeer sterk in verhouding tot hun lichaamsgrootte, maar moeten vervellen om te kunnen groeien.
Endoskelet
- Bevindt zich aan de binnenzijde van het lichaam.
- Komt niet alleen voor bij zoogdieren, maar ook bij andere gewervelde dieren zoals vogels, vissen en reptielen.
- Biedt interne steun, beschermt de organen en vormt een aanhechtingspunt voor spieren.
TYPE SPIEREN !!!
ALGEMENE KENMERKEN
- Alle spieren zijn langwerpig opgebouwd uit spiervezels.
- Spiercontracties berusten op de interactie tussen
myofilamenten (actine en myosine).
- Bij het nemen van spierbiopten bekijkt men de dwarse
doorsnede van spierweefsel.
( foto skeletspierweefsel hier is overlangs)
1. SKELETSPIEREN (DWARSGESTREEPT SPIERWEEFSEL)
Aansturing:
- Vanuit de motorische cortex (de buitenste schors van de hersenen) vertrekken
upper motor neurons (UMN) naar het ruggenmerg.
- Op het niveau van het lidmaat, waar de spier geactiveerd moet worden, maken de
UMN verbinding met een lower motor neuron (LMN) in de ventrale hoorn (de
“vlindervormige” grijze stof van het ruggenmerg).
- De LMN projecteert naar de motorische eindplaat van de spier.
- Op deze eindplaat bevinden zich nicotinereceptoren, die worden geactiveerd door
acetylcholine → dit leidt tot spiercontractie.
(Zie illustratie op dia: neuron – motorische eindplaat – spiervezel.)
2. HARTSPIER
- Eén kern per cel.
- Cellen zijn verbonden via intercalairschijven (intercalated discs), waardoor
elektrische signalen snel worden doorgegeven.
- Als één cel depolariseert, depolariseert het volledige hart, wat zorgt voor een gecoördineerde contractie.
- De hartspier is autonoom actief: zelfs buiten het lichaam blijft het hart nog kort kloppen, dankzij intrinsieke
pacemakercellen.
- Aangestuurd door het autonome zenuwstelsel (niet bewust):
o Sympathisch: fight, flight or fright → hartslag stijgt.
o Parasympathisch: rest and digest → hartslag daalt.
o In acute situaties overheerst het sympathisch systeem.