Intramusculair injecteren
Bij wie wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd bij mensen …..
Wat heb je nodig voor deze handeling?
Toedienlijst
Injectiespuit met voorgeschreven medicijn
Gaasje
Afvalbak
Naaldverwijderaar
Naaldenbeker
Intramusculair injecteren ROC: https://nijmegen.onderwijsonline.nl/elearning/lesson/6RDpWwyp
Intramusculair injecteren Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=cy__6cUqk2w&t=2s
Hoe wordt deze handeling uitgevoerd?
Pas handhygiëne toe.
Er wordt tegen de zorgvrager verteld wat er gaat gebeuren.
Er wordt voor voldoende werkruimte gezorgd.
Maak het werkveld schoon.
Alle benodigdheden worden klaargelegd binnen handbereik.
Uitvoering:
Controleer het medicijn:
Naam en geboortedatum van de cliënt.
Vervaldatum/houdbaarheid.
Wanneer van toepassing: kleur en substantie.
Vergelijk het medicijn met de toedienlijst:
Naam van het medicijn.
Manier van toedienen .
Dosering.
Datum en tijdstip van toediening.
Voer wanneer nodig de dubbele controle uit volgens de afspraken binnen de organisatie.
Vraag de cliënt de injectieplaats te ontbloten en zich te ontspannen, of help daarbij.
Palpeer de injectieplaats en controleer of de injectieplaats schoon, droog en onbeschadigd is.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls.
Rangeertechniek: Trek met de ring- en middelvinger van de hand waarmee niet gespoten wordt, de huid en het
subcutane weefsel van de injectieplaats 2-3 cm zijwaarts.
Steek de injectienaald met een snelle beweging loodrecht in de spier, dichtbij de middelvinger die de huid
zijwaarts houden.
Fixeer de spuit en naald met de duim en wijsvinger van de hand die de huid zijwaarts houdt.
Stretchtechniek: Span de huid met de duim en wijsvinger van de vrije hand.
Steek de injectienaald met een snelle beweging loodrecht in de spier.
Laat de huid los.
Fixeer de spuit en naald met de niet-injecterende hand om onverwachte bewegingen op te vangen.
Trek met de injecterende hand de zuiger iets terug (alleen bij injectie in bovenste buitenste bilkwadrant, de
rugzijde van de bilspier), om na te gaan of er geen bloedvat is aangeprikt.
Spuit de vloeistof langzaam en regelmatig in.
Laat de naald gedurende 10 seconden in de spier.
Trek de naald uit de huid.
, Rangeertechniek: Laat de huid los en activeer het veiligheidssysteem van de naald met de duim of vinger van de
injecterende hand.
Stretchtechniek: Activeer het veiligheidssysteem van de naald met de duim of vinger van de injecterende hand.
Houd een gaasje voor de opvang van een eventuele bloeddruppel gereed. Masseer de huid niet.
Verwijder de naald van de spuit met de naaldverwijderaar. Doe de naald in de naaldenbeker of doe de
injectiespuit in zijn geheel in de naaldenbeker.
Nazorg:
De gebruikte materialen worden weer opgeruimd.
De kamer wordt weer netjes in orde gebracht en rekening gehouden met de bereikbaarheid van de zorgvrager.
Pas handhygiëne toe.
De zorgvrager wordt gevraagd of hij nog iets nodig heeft en verlaat de kamer en sluit eventueel de kamer.
Teken toedienlijst af of noteer de handeling, het tijdstip, soort medicijn, concentratie, hoeveelheid, wijze van
toediening en eventuele bevindingen.
Waar wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze behandeling wordt uitgevoerd in de armspier, dijbeenspier of bilspier.
Waarom wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd bij een …..
Wanneer wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd in opdracht van een arts.
Injecteer niet in:
- Vocht (oedeem) gezwollen- of trombosegebied.
- Verlamde ledematen.
- Plaatsen die hard aanvoelen.
- Plaatsen die er rood of blauw uitzien.
- Arm of been met een infuus of shunt.
- Te opereren gebied, of geopereerd gebied (littekenweefsel).
- Ontstoken gebied.
- Gebied met wondjes of eczeem.
- Gebied rond een stoma.
- In de buurt van grote bloedvaten.
- Bestraald gebied.
- Ledematen met dystrofie.
Masseer nooit:
- Na een intracutane injectie.
- Na het injecteren van insuline, want dit beïnvloedt de insulineopname.
- Na het injecteren van bloedverdunners (bijv. Heparine en Clexane), want dit kan blauwe plek veroorzaken.
- Wanneer geïnjecteerd is met de Z-techniek (intramusculaire techniek).
Complicaties injecteren:
- Weefselnecrose door steeds op dezelfde plaats te injecteren of in niet doorbloed weefsel. Wissel
injectieplaatsen af en gebruik een rotatieschema. Injecteer nooit in aangedane plaatsen.
- Het raken van het onderliggende bot door een te lange naald of een verkeerde injectietechniek. Gebruik de
juiste injectietechniek en houd rekening met de dikte van de huid van de cliënt en kies de juiste naaldlengte.
Intramusculair injecteren:
Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller (binnen 15
– 20 minuten) in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie. Injecteren in de spier kan pijnlijk zijn.
Help de cliënt de spier te ontspannen.
Bij wie wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd bij mensen …..
Wat heb je nodig voor deze handeling?
Toedienlijst
Injectiespuit met voorgeschreven medicijn
Gaasje
Afvalbak
Naaldverwijderaar
Naaldenbeker
Intramusculair injecteren ROC: https://nijmegen.onderwijsonline.nl/elearning/lesson/6RDpWwyp
Intramusculair injecteren Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=cy__6cUqk2w&t=2s
Hoe wordt deze handeling uitgevoerd?
Pas handhygiëne toe.
Er wordt tegen de zorgvrager verteld wat er gaat gebeuren.
Er wordt voor voldoende werkruimte gezorgd.
Maak het werkveld schoon.
Alle benodigdheden worden klaargelegd binnen handbereik.
Uitvoering:
Controleer het medicijn:
Naam en geboortedatum van de cliënt.
Vervaldatum/houdbaarheid.
Wanneer van toepassing: kleur en substantie.
Vergelijk het medicijn met de toedienlijst:
Naam van het medicijn.
Manier van toedienen .
Dosering.
Datum en tijdstip van toediening.
Voer wanneer nodig de dubbele controle uit volgens de afspraken binnen de organisatie.
Vraag de cliënt de injectieplaats te ontbloten en zich te ontspannen, of help daarbij.
Palpeer de injectieplaats en controleer of de injectieplaats schoon, droog en onbeschadigd is.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls.
Rangeertechniek: Trek met de ring- en middelvinger van de hand waarmee niet gespoten wordt, de huid en het
subcutane weefsel van de injectieplaats 2-3 cm zijwaarts.
Steek de injectienaald met een snelle beweging loodrecht in de spier, dichtbij de middelvinger die de huid
zijwaarts houden.
Fixeer de spuit en naald met de duim en wijsvinger van de hand die de huid zijwaarts houdt.
Stretchtechniek: Span de huid met de duim en wijsvinger van de vrije hand.
Steek de injectienaald met een snelle beweging loodrecht in de spier.
Laat de huid los.
Fixeer de spuit en naald met de niet-injecterende hand om onverwachte bewegingen op te vangen.
Trek met de injecterende hand de zuiger iets terug (alleen bij injectie in bovenste buitenste bilkwadrant, de
rugzijde van de bilspier), om na te gaan of er geen bloedvat is aangeprikt.
Spuit de vloeistof langzaam en regelmatig in.
Laat de naald gedurende 10 seconden in de spier.
Trek de naald uit de huid.
, Rangeertechniek: Laat de huid los en activeer het veiligheidssysteem van de naald met de duim of vinger van de
injecterende hand.
Stretchtechniek: Activeer het veiligheidssysteem van de naald met de duim of vinger van de injecterende hand.
Houd een gaasje voor de opvang van een eventuele bloeddruppel gereed. Masseer de huid niet.
Verwijder de naald van de spuit met de naaldverwijderaar. Doe de naald in de naaldenbeker of doe de
injectiespuit in zijn geheel in de naaldenbeker.
Nazorg:
De gebruikte materialen worden weer opgeruimd.
De kamer wordt weer netjes in orde gebracht en rekening gehouden met de bereikbaarheid van de zorgvrager.
Pas handhygiëne toe.
De zorgvrager wordt gevraagd of hij nog iets nodig heeft en verlaat de kamer en sluit eventueel de kamer.
Teken toedienlijst af of noteer de handeling, het tijdstip, soort medicijn, concentratie, hoeveelheid, wijze van
toediening en eventuele bevindingen.
Waar wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze behandeling wordt uitgevoerd in de armspier, dijbeenspier of bilspier.
Waarom wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd bij een …..
Wanneer wordt deze handeling uitgevoerd?
Deze handeling wordt uitgevoerd in opdracht van een arts.
Injecteer niet in:
- Vocht (oedeem) gezwollen- of trombosegebied.
- Verlamde ledematen.
- Plaatsen die hard aanvoelen.
- Plaatsen die er rood of blauw uitzien.
- Arm of been met een infuus of shunt.
- Te opereren gebied, of geopereerd gebied (littekenweefsel).
- Ontstoken gebied.
- Gebied met wondjes of eczeem.
- Gebied rond een stoma.
- In de buurt van grote bloedvaten.
- Bestraald gebied.
- Ledematen met dystrofie.
Masseer nooit:
- Na een intracutane injectie.
- Na het injecteren van insuline, want dit beïnvloedt de insulineopname.
- Na het injecteren van bloedverdunners (bijv. Heparine en Clexane), want dit kan blauwe plek veroorzaken.
- Wanneer geïnjecteerd is met de Z-techniek (intramusculaire techniek).
Complicaties injecteren:
- Weefselnecrose door steeds op dezelfde plaats te injecteren of in niet doorbloed weefsel. Wissel
injectieplaatsen af en gebruik een rotatieschema. Injecteer nooit in aangedane plaatsen.
- Het raken van het onderliggende bot door een te lange naald of een verkeerde injectietechniek. Gebruik de
juiste injectietechniek en houd rekening met de dikte van de huid van de cliënt en kies de juiste naaldlengte.
Intramusculair injecteren:
Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller (binnen 15
– 20 minuten) in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie. Injecteren in de spier kan pijnlijk zijn.
Help de cliënt de spier te ontspannen.