7.1
Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)
Biotische factoren: alle invloeden uit de levende natuur (levende organismen)
Ecosysteem: het totaal van de populaties in een bepaald duidelijk begrensd gebied.
(meer)
Ecosystem engineers: dieren die invloed uitoefenen op abiotische factoren
(brasems)
Kantelpunt: de overgang van een helder naar een troebel systeem, en andersom.
7.2
Ecologie: waar relaties tussen organismen en hun milieu op verschillende
organisatieniveaus bestudeerd wordt.
Organisatie niveaus:
Individu (soort)
Populatie (groep zelfde soort)
Ecosysteem/ levensgemeenschap (zee)
- Biodiversiteit: verscheidenheid aan soorten.
- Complexiteit: de ingewikkeldheid van de relaties tussen soorten.
Biosfeer/ systeemaarde (regenwouden)
Biosfeer: het deel van de aarde en de dampkring dat door organismen wordt
bewoond.
Emergente eigenschappen: eigenschappen die wel gelden op de populatie, maar
niet op het individu. (dichtheid, geslachtsverhouding, geboortecijfer, sterftecijfer)
Genoom: de verzameling van alle verschillende DNA-moleculen in een cel.
7.3
Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische
factor te verdragen.
Areaal: verspreidingsgebied van een soort.
Dieren en planten kunnen zich tot buiten het areaal verplaatsen, maar niet altijd
kunnen handhaven. Als dit het geval is is in ieder geval één abiotische factor een
tolerantiegrens overschreden.
Tolerantiegrens: een uiterste waarde waarbij de individuen van een soort kunnen
overleven.
Beperkende factor: de abiotische factor die de tolerantie overschrijd.
Optimumkromme: als het aantal in een diagram wordt uitgezet tegen de factor.
Tolerantiegebied: gebied tegen de tolerantiegrens waar alles oké is.
Stress-zone: gebied buiten de tolerantiegrens waarbij alle energie nodig is om te
overleven. (weinig individuen, plantten zich niet voort)
KLIMAAT
Klimaat: combinatie van verschillende abiotische factoren.
Macroklimaat: grote gebieden waarbinnen vrijwel hetzelfde klimaat heerst.
Microklimaat: een zeer klein stukje die andere abiotische factoren heeft dan de rest
van het klimaat.
TEMPERATUUR
De enzymactiviteit is afhankelijk van de temperatuur.
Dieren die in koude gebieden moeten overleven hebben kleine lichaamseinden
(poten, oren) zodat ze weinig warmte kwijtraken. Dieren die moeten overleven in