1. Eenheden
- Grootheden (druk, snelheid, kracht, stroom, spanning,…)
- Eenheden (pascal, m/s, N, ampère, volt)
- SI-eenheden
- Omrekenen eenheden
Je moet de eenheden kennen, kunnen interpreteren en kunnen omrekenen
SI-eenheden:
• Tijd t = seconde (s)
• Afstand l (of d) = meter (m)
• Snelheid v = meter per seconde (m/s)
• Versnelling a = meter per seconde2 (m/s2)
• Kracht F = Newton (N)
• Massa m = kilogram (kg)
• Arbeid W = Newtonmeter (Nm)
• Druk p = Pascal (Pa)
• Vermogen P = Watt (W)
• Stroomsterkte I = Ampère (A)
• Spanning U = Volt (V)
• Weerstand R = Ohm (Ω)
• Energie E = joule (J) = Kilowattuur (kWh) (elektrische energie)
• Warmte Q = joule (J)
• Temperatuur T = Kelvin (K)
• Frequentie (geluid, licht) = hertz (Hz) = s-1
• Geluidssterkte = decibel (dB)
• Lichtsterkte = candela (cd)
• Hoek = graden = radialen (360° = 2π radialen)
Om eenheden om te zetten moet je ALTIJD de SI-EENHEID gebruiken
2. Significante / beduidende cijfers
- Meten
- Schatten
- Significante cijfers
• Significante => gebruikt bij metingen en schattingen
• Hoe meer significante cijfers, hoe nauwkeuriger
• Bij een berekening: antwoord nooit nauwkeuriger dan de startgegevens
• Bepaal het kleinste aantal significante cijfers in de input
, 3. Exponenten en logaritmen
Oplijsting van een aantal wetten en formules:
Krachten:
- Eerste wet van Newton 𝐹 = 𝑚 * 𝑎 (zwaartekracht: 𝐹𝑧 = 𝑚 *𝑔 ≈ 𝑚 * 9,81)
- Moment (M = 𝐹*𝑟)
- Druk (p = 𝐹/𝐴)
- Wet van Archimedes
= Zwaartekracht op object = stuwkracht door weggeduwde vloeistof
( Fz = 𝐹𝑠 )
Dichtheid (ρ = 𝑚𝑚/𝑉𝑉)
Stroming:
- Wet van Ohm (R = U/I )
- Warmtegeleiding (Δ𝑄/Δ𝑡 = (𝜆*𝐴*Δ𝑇) /𝑑)
- Wet van Bernoulli ( ½* 𝜌𝐴* 𝑣𝐴² + 𝜌𝐴*𝑔*ℎ𝐴 + 𝑝𝐴 = ½* 𝜌B* 𝑣B² + 𝜌B*𝑔*ℎB + 𝑝B)
- Geluidsniveau (𝐿= 10 *log10 (𝐼 /10^−12)) (I = I0 · 10^L/10)
- Geluidsniveau van 2 bronnen 𝐿𝑡o𝑡 = 10 * log (10^(𝐿1/10) + 10 ^(𝐿2/10))
Exponentiële groei heeft een groeifactor
Interpretatie / betekenis exponentiële groei: bv. schapen => elk jaar w het # ‘3 keer zo groot’
Exponenten en logaritmen zijn elkaars inverse
Rekenen met logaritmen:
Hoe oplossen?
- Uit het hoofd
- Met de rekenmachine
, 4. Druk, krachten, energie
- Kinetische energie Ekin (snelheid) (1/2* 𝑚𝑣²)
- Potentiaalenergie Epot (hoogte) (m*g*h)
=====> beïnvloeden de druk in vloeistoffen gassen
1. Stilstaande vloeistoffen
o Dichtheid en Archimedes (𝜌 = 𝑚 𝑉 )
𝜌 dichtheid ( 𝑘𝑔/𝑚³)
m de massa (kg)
V het volume (𝑚3 )
De dichtheid van een stof wordt bepaald door: afstand tussen de atomen van de stof
Smelten:
➢ Gemiddelde afstand tussen atomen of moleculen worden groter
➢ Meeste stoffen zetten uit
➢ De dichtheid van een stof neemt tijdens het smelten meestal af
!!! Let op: Stoffen met veel afstand tussen de moleculen (ijs) kunnen krimpen tijdens smelten
➢ Dichtheid van water neemt toe als de saliniteit toeneemt
o Druk (𝑝 = 𝐹/𝐴)
o Druk in vloeistof of gas (𝑝 = 𝜌𝑔ℎ + 𝑝0)
o Druk ≠ meten/berekenen (∆𝑝 = 𝜌𝑣𝑙 ∙ 𝑔 ∙ ∆ℎ)
p0 = luchtdruk aan vloeistofoppervlak (meestal atmosferische druk: op zeeniveau ±105𝑃𝑎)
Druk uitgeoefend op een deel v/e vl: plant zich in alle richtingen voort met zelfde grootte
Enkele opmerkingen:
➢ Hydrostatische druk: druk uitgeoef door statische vl op lichaam op bep diepte in die vl
➢ Water: hydrostatische druk neemt elke 10 meter diepte toe met ongeveer 1 bar (= 105𝑃𝑎)
➢ Deze druk werkt in alle richtingen, is constant in een horizontaal vlak
2. Stromende vloeistoffen
o debiet (q = V * 𝑡 en q = A ∙ 𝑣)
o continuïteitsvergelijking (A1v1 = A2v2)
o wet van Bernoulli ( ½*𝜌𝑣1 2 + 𝜌1𝑔ℎ1 + 𝑝1 = ½* 𝜌𝑣2 2 + 𝜌2𝑔ℎ2 + 𝑝2)