HOOFDSTUK 6: BOT
Algemeen
Kenmerken - Stevig steunweefsel
- Grote hoeveelheden anorganisch materiaal (Ca2+- hydroxy-apatietkristallen =
Ca10(PO)6(OH)2 )→ gelegen in organische ECM
➔ Rijk aan collageen type I
- Druk- en trekkrachtbestandig
- Omgeven door bindweefsel (= periosteum → buitenkant/ endosteum → binnenkant)
- Specifieke bouw met ruimte voor bloedvaten en zenuwelementen
- Hoge metabole activiteit o.i.v. hormonen (continue remodellering → continue aan- &
afbraak)
Functies - Steun aan het lichaam
- Beschermen van vitale organen (cranial & thoracic cavities)
- Omsluiten van interne holtes met beenmerg in (witte bloedcellen gevormd worden)
- Reservoir voor Ca2+, PO43-, andere mineralen
➔ Opslaan en loslaten van ionen om een constante concentratie in
lichaamsvloeistoffen te behouden
Schildklier maakt calcetonine aan → Ca2+ niveau stijgt in beenderen
Bijschildklier doet omgekeerde
- Beweging
➔ Soort hefboomsysteem om kracht van spiercontractie te versterken
Pathologieën - Osteosarcoma → tumor die ontstaat uit botcellen
(enige manier voor een tumor)
- Secundaire metastatische tumoren → uitzaaiingen naar bot van andere vorm (bv.
Prostaat)
Vergelijking met gewapend beton
➔ Beton (hardheid) ~ Ca-kristallen
➔ Staaldraden (trekvastheid) ~ collageenvezels
- Indelingen
• Macroscopische/ anatomische kenmerken
Compact bot (cortical bone)
Spongieus (sponsachtig) bot (cancellous/ trabecular bone)
• Microscopische kenmerken
Primair/ plexiform bot (woven bone) (→ amper bij volwassenen)
Secundair/ lamellair bot (lamellar bone)
• Volgens proces van botvorming
Directe/ desmake botvorming
Indirecte/ chondrale botvorming
- Kenmerken van een pijpbeen (= lang been)
Kenmerken ➔ Klassieke vorm van een been
Macroscopische kenmerken:
- Epifyse = botknobbels (uiteinden)
Spongieus bot
- Diafyse = schacht of botcilinder
Compact bot
- Metafyse = overgang tussen epifyse en
diafyse
- Fyse of groeischijf = kraakbenige schijf van
waaruit lengtegroei mogelijk is
- Beenvliezen: periosteum & endosteum
, - Samenstellende componenten
Extra stap in visualisatie ➔ Ontkalking d.m.v. zuren of EDTA (ethyleen-diamino-tetra-aijnzuur,
bij microscopie Ca-chelator)
Nodig? Bot moeilijk te snijden & niet licht doorlaatboor
Cellulaire component - Osteoprogenitorcel: gelegen in periosteum en endosteum
Osteoblast (niet meer deelbaar in dit stadium)
Osteocyt
- Osteoclast (vanuit MPS)
Extracellulaire matrix - Organisch deel = osteoïd
Vezels (95%): collageen type I (67 nm dwarsstreping →
fibrillen met streepjes)
Grondstof (5%): proteoglycanen (minder sulfaten, wel
eosinofiel, houdt water vast) & glycoproteïnen (osteonectine
en osteocalcine)
- Anorganisch deel (60-65%) = Ca²+ -hydroxy-apatietkristallen
Cellulaire component
- Osteoblasten
Definitie Botvormende cellen, gedifferentieerd uit osteoprogenitorcellen
➔ Produceren de organische componenten van botmatrix (collageenvezels,
proteoglycanen, matricellulaire glycoproteïnen (osteonectine))
Kenmerken - Liggen tegen botoppervlak in ‘epitheelachtig’ laagje
- Eerder kubische vorm
- Actieve osteoblasten → op oppervlakten van de botmatrix (veel RER in
cytoplasma)
Synthese van osteoïd
Mineralisatie van osteoïd
Tegen osteoblasten laagje osteoïd (lichter), dan pas gemineraliseerde
matrix
- Cellen ingesloten door gemineraliseerde matrix = osteocyten
- Rustende, afgeplatte cellen aan de rand van gemineraliseerde matrix =
botrandcellen (meerderheid doet aan apoptose)
Algemeen
Kenmerken - Stevig steunweefsel
- Grote hoeveelheden anorganisch materiaal (Ca2+- hydroxy-apatietkristallen =
Ca10(PO)6(OH)2 )→ gelegen in organische ECM
➔ Rijk aan collageen type I
- Druk- en trekkrachtbestandig
- Omgeven door bindweefsel (= periosteum → buitenkant/ endosteum → binnenkant)
- Specifieke bouw met ruimte voor bloedvaten en zenuwelementen
- Hoge metabole activiteit o.i.v. hormonen (continue remodellering → continue aan- &
afbraak)
Functies - Steun aan het lichaam
- Beschermen van vitale organen (cranial & thoracic cavities)
- Omsluiten van interne holtes met beenmerg in (witte bloedcellen gevormd worden)
- Reservoir voor Ca2+, PO43-, andere mineralen
➔ Opslaan en loslaten van ionen om een constante concentratie in
lichaamsvloeistoffen te behouden
Schildklier maakt calcetonine aan → Ca2+ niveau stijgt in beenderen
Bijschildklier doet omgekeerde
- Beweging
➔ Soort hefboomsysteem om kracht van spiercontractie te versterken
Pathologieën - Osteosarcoma → tumor die ontstaat uit botcellen
(enige manier voor een tumor)
- Secundaire metastatische tumoren → uitzaaiingen naar bot van andere vorm (bv.
Prostaat)
Vergelijking met gewapend beton
➔ Beton (hardheid) ~ Ca-kristallen
➔ Staaldraden (trekvastheid) ~ collageenvezels
- Indelingen
• Macroscopische/ anatomische kenmerken
Compact bot (cortical bone)
Spongieus (sponsachtig) bot (cancellous/ trabecular bone)
• Microscopische kenmerken
Primair/ plexiform bot (woven bone) (→ amper bij volwassenen)
Secundair/ lamellair bot (lamellar bone)
• Volgens proces van botvorming
Directe/ desmake botvorming
Indirecte/ chondrale botvorming
- Kenmerken van een pijpbeen (= lang been)
Kenmerken ➔ Klassieke vorm van een been
Macroscopische kenmerken:
- Epifyse = botknobbels (uiteinden)
Spongieus bot
- Diafyse = schacht of botcilinder
Compact bot
- Metafyse = overgang tussen epifyse en
diafyse
- Fyse of groeischijf = kraakbenige schijf van
waaruit lengtegroei mogelijk is
- Beenvliezen: periosteum & endosteum
, - Samenstellende componenten
Extra stap in visualisatie ➔ Ontkalking d.m.v. zuren of EDTA (ethyleen-diamino-tetra-aijnzuur,
bij microscopie Ca-chelator)
Nodig? Bot moeilijk te snijden & niet licht doorlaatboor
Cellulaire component - Osteoprogenitorcel: gelegen in periosteum en endosteum
Osteoblast (niet meer deelbaar in dit stadium)
Osteocyt
- Osteoclast (vanuit MPS)
Extracellulaire matrix - Organisch deel = osteoïd
Vezels (95%): collageen type I (67 nm dwarsstreping →
fibrillen met streepjes)
Grondstof (5%): proteoglycanen (minder sulfaten, wel
eosinofiel, houdt water vast) & glycoproteïnen (osteonectine
en osteocalcine)
- Anorganisch deel (60-65%) = Ca²+ -hydroxy-apatietkristallen
Cellulaire component
- Osteoblasten
Definitie Botvormende cellen, gedifferentieerd uit osteoprogenitorcellen
➔ Produceren de organische componenten van botmatrix (collageenvezels,
proteoglycanen, matricellulaire glycoproteïnen (osteonectine))
Kenmerken - Liggen tegen botoppervlak in ‘epitheelachtig’ laagje
- Eerder kubische vorm
- Actieve osteoblasten → op oppervlakten van de botmatrix (veel RER in
cytoplasma)
Synthese van osteoïd
Mineralisatie van osteoïd
Tegen osteoblasten laagje osteoïd (lichter), dan pas gemineraliseerde
matrix
- Cellen ingesloten door gemineraliseerde matrix = osteocyten
- Rustende, afgeplatte cellen aan de rand van gemineraliseerde matrix =
botrandcellen (meerderheid doet aan apoptose)