Dagelijkse tijd in de kleuterklas:
1 Inleiding:
Kinderen ontdekken de dimensies --> vroeger, vandaag en later
Gisteren en morgen
Ontdekken dat dagen, weken, maanden en seizoenen steeds terugkeren
Ontdekken sporen en bronnen uit het verleden en ontdekken dat ze ook zelf een
verleden hebben
1.1 Wat is tijd?:
Definitie:
Tijd = abstract, onzichtbaar, ongrijpbaar
We ervaren het wel vanuit bewegingen, evoluties
We voorzien structuur in tijd
We maken het visueel
Tijd is een belangrijk onderdeel v/d maatschappij
Dagelijkse tijd en historische tijd
Leerdoel: een antwoord geven o/d vraag “Wat is tijd?” en illustreren met voorbeelden
1.2 Dagelijkse tijd:
Tijd als cyclus --> de tijd herhaalt zich steeds weer --> volgorde in tijd
Bv: de dagen v/d week, de maanden, de seizoenen, de uren in een dag
Doel: de kleuters de samenhang bijbrengen tussen deze elementen
Jonge kleuters beleven tijd in termen van hun gevoelens --> subjectief tijdsbesef
Subjectief tijdsbesef:
= tijd zoals ze ervaren/beleefd wordt
Bv: wanneer komt mijn papa? Duurt het nog lang?
Evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef (= tijd zoals ze gemeten wordt, de
werkelijke tijd)
Volgende 3 tijdsaspecten voldoende aan bod te laten komen:
Tijdstip (bv: school start om 8u20)
Tijdsduur (bv: je mag spelen tot de zandloper is doorgelopen)
Tijdsvolgorde: chronologisch (bv: eerst ga ik naar de winkel en daarna ga ik
de kinderen van school halen)
Leerdoel: de evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef aangeven en concretiseren en
een passende omschrijving voor volgende definities geven en illustreren a. d.h.v. een
voorbeeld: objectief tijdsbesef, subjectief tijdsbesef, tijdsaspect, tijdsduur, tijdstip,
tijdsvolgorde, …
1.3 Historische tijd:
Lineaire tijd
1
, Plaatsen van gebeurtenissen in de tijd, verleden – heden - toekomst
2 Ontwikkeling volgens Piaget:
Leerdoel: de evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef aangeven en concretiseren en
een passende omschrijving voor volgende definities geven en illustreren a. d.h.v. een
voorbeeld: objectief tijdsbesef, subjectief tijdsbesef, tijdsaspect, tijdsduur, tijdstip,
tijdsvolgorde, …
Leerdoel: a.d.h.v. een uitspraak, handeling, ... de corresponderende fase in de
ontwikkeling volgens Piaget aanwijzen
2.1 De sensomotorische fase: 0 - 1,5 à 2 jaar:
Subjectief tijdsbesef (eigen aanvoelen)
Vanaf de geboorte aanraking met het tijdskader v/d maatschappij
Past zijn eigen levensritme aan aan het tijdskader van zijn omgeving
2.2 De pré-operationele fase: 2 - 7 jaar:
subjectief tijdsbesef --> objectief tijdsbesef (via verwoorden en visualisering)
Jongste kleuters:
Start vanuit het nu --> tijdsperspectief (toekomst en verleden, morgen en
gisteren)
Verwarren morgen en gisteren soms:
- Morgen = alles wat nog moet komen
- Gisteren = alles wat voorbij is
Continuïteit te ervaren (voor, na, daarna) en het dagritme
Gaandeweg kunnen ze zelf een volgorde aangeven en gebruiken veelvuldig
tijdsbegrippen:
- Dag- en weekschema (vandaag, morgen, gisteren, dagen v/d week)
- Terugblikken en plannen
- Abstracte tijdsrekening (vanuit eigen familiegeschiedenis)
Oudste kleuters:
Volledig besef vroeger en nu
Al goed plannen en terugblikken
Dag, week, maand, jaar- en seizoenkalender
Veelvuldig gebruik tijdsbegrippen, nog geen volledige invulling v/d begrippen
(bv: tijd en ruimte, tijd en afstand)
Tijd en ruimte door elkaar halen (bv: iemand die groter is, is ouder)
Geen verband tussen tijd en afstand (bv: als je sneller loopt kan je verder
lopen)
2
1 Inleiding:
Kinderen ontdekken de dimensies --> vroeger, vandaag en later
Gisteren en morgen
Ontdekken dat dagen, weken, maanden en seizoenen steeds terugkeren
Ontdekken sporen en bronnen uit het verleden en ontdekken dat ze ook zelf een
verleden hebben
1.1 Wat is tijd?:
Definitie:
Tijd = abstract, onzichtbaar, ongrijpbaar
We ervaren het wel vanuit bewegingen, evoluties
We voorzien structuur in tijd
We maken het visueel
Tijd is een belangrijk onderdeel v/d maatschappij
Dagelijkse tijd en historische tijd
Leerdoel: een antwoord geven o/d vraag “Wat is tijd?” en illustreren met voorbeelden
1.2 Dagelijkse tijd:
Tijd als cyclus --> de tijd herhaalt zich steeds weer --> volgorde in tijd
Bv: de dagen v/d week, de maanden, de seizoenen, de uren in een dag
Doel: de kleuters de samenhang bijbrengen tussen deze elementen
Jonge kleuters beleven tijd in termen van hun gevoelens --> subjectief tijdsbesef
Subjectief tijdsbesef:
= tijd zoals ze ervaren/beleefd wordt
Bv: wanneer komt mijn papa? Duurt het nog lang?
Evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef (= tijd zoals ze gemeten wordt, de
werkelijke tijd)
Volgende 3 tijdsaspecten voldoende aan bod te laten komen:
Tijdstip (bv: school start om 8u20)
Tijdsduur (bv: je mag spelen tot de zandloper is doorgelopen)
Tijdsvolgorde: chronologisch (bv: eerst ga ik naar de winkel en daarna ga ik
de kinderen van school halen)
Leerdoel: de evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef aangeven en concretiseren en
een passende omschrijving voor volgende definities geven en illustreren a. d.h.v. een
voorbeeld: objectief tijdsbesef, subjectief tijdsbesef, tijdsaspect, tijdsduur, tijdstip,
tijdsvolgorde, …
1.3 Historische tijd:
Lineaire tijd
1
, Plaatsen van gebeurtenissen in de tijd, verleden – heden - toekomst
2 Ontwikkeling volgens Piaget:
Leerdoel: de evolutie van subjectief naar objectief tijdsbesef aangeven en concretiseren en
een passende omschrijving voor volgende definities geven en illustreren a. d.h.v. een
voorbeeld: objectief tijdsbesef, subjectief tijdsbesef, tijdsaspect, tijdsduur, tijdstip,
tijdsvolgorde, …
Leerdoel: a.d.h.v. een uitspraak, handeling, ... de corresponderende fase in de
ontwikkeling volgens Piaget aanwijzen
2.1 De sensomotorische fase: 0 - 1,5 à 2 jaar:
Subjectief tijdsbesef (eigen aanvoelen)
Vanaf de geboorte aanraking met het tijdskader v/d maatschappij
Past zijn eigen levensritme aan aan het tijdskader van zijn omgeving
2.2 De pré-operationele fase: 2 - 7 jaar:
subjectief tijdsbesef --> objectief tijdsbesef (via verwoorden en visualisering)
Jongste kleuters:
Start vanuit het nu --> tijdsperspectief (toekomst en verleden, morgen en
gisteren)
Verwarren morgen en gisteren soms:
- Morgen = alles wat nog moet komen
- Gisteren = alles wat voorbij is
Continuïteit te ervaren (voor, na, daarna) en het dagritme
Gaandeweg kunnen ze zelf een volgorde aangeven en gebruiken veelvuldig
tijdsbegrippen:
- Dag- en weekschema (vandaag, morgen, gisteren, dagen v/d week)
- Terugblikken en plannen
- Abstracte tijdsrekening (vanuit eigen familiegeschiedenis)
Oudste kleuters:
Volledig besef vroeger en nu
Al goed plannen en terugblikken
Dag, week, maand, jaar- en seizoenkalender
Veelvuldig gebruik tijdsbegrippen, nog geen volledige invulling v/d begrippen
(bv: tijd en ruimte, tijd en afstand)
Tijd en ruimte door elkaar halen (bv: iemand die groter is, is ouder)
Geen verband tussen tijd en afstand (bv: als je sneller loopt kan je verder
lopen)
2